Historisch Archief 1877-1940
_L)e stormachtige geschiedenis
van een oud-zeeman
DE geschiedenis van ons land, zoowel in
tijden, dat alles voor den wind ging als in
jaren, dat het getij verliep en de bakens
verzet dienden te worden, ja zelfs in tijden, dat ons
volk vrijwel geheel aan den grond zat, is zoodanig
vastgeweven met de geschiedenis van water, zee
vaart, binnenvaart en visscherij, dat onze taal ruim
schoots voorzien is van allerlei termen, op scheep
vaart betrekking hebbende. Eigenlijk is het water
naar de zee dragen zooiets te beweren en toen de
redactie van dit blad met het verzoek bij me aan
boord kwam, een aantal dergelijke termen te willen
opschrijven er was toch volgens de redactie een
stroom, ja een zee van dergelijke spreekwijzen
heb ik eerst nog getracht tegen den stroorn op te
roeien, maar ten slotte moest ik de vlag strijken en
hoewel het niet mijn gewoonte is met alle winden
mee te draaien; heb ik ten slotte toch maar bakzeil
gehaald. Ik heb dus het roer omgegooid en ben
dadelijk over stag gegaan, temeer omdat de redactie
van dit blad zich en niet ten onrechte kapitein
op het schip gevoelt en omdat het steeds het beste
is in zoo'n geval op het kompas van een ander te
varen. Toen ik de opdracht had, ben ik, met dit stuk
werk voor den boeg, rustig voor anker gegaan in
een gezellig cafétje. Toen ik me lekker in een hoekje
had opgeschoten, kwam al spoedig de kellner op me
afstevenen en toen hij langszij was, bestelde ik hem
een oorlam. Hij bracht mij het gevraagde en daar
het niet druk was in het café, had de kellner, die
vroeger als hofmeester op de groote vaart had dienst
gedaan, gelegenheid, mij de wederwaardigheden van
zijn huwelijk te vertellen, waarbij mij bleek, dat hél
wat stormen over 's mans hoofd waren gegaan. Zijn
verhaal komt ongeveer op het volgende neer.
Toen hij in het huwelijksbootje stapte en vast
rekende op een gelukkigen vaart over de levenszee,
wenschte de ambtenaar van den Burgerlijken Stand,
die n.b. zelf ongehuwd was, hem en zijn jeugdige
vrouw geluk en gaf beiden allerlei wijze raadgevin
gen mee. Maar hij bleek een stuurman aan den wal
f°?njn, want in plaats dat des kellners huwelijk er
-en werd van de bovenste plank, moest hij al dade
lijk alle zeilen bijzetten, om thuis vrede te hebben.
Zijn vrouw was weinig spraakzaam, maar ook ten
opzichte van haar bleek, dat stille waters dikwijls
diepe gronden hebben en toen de jeugdige echt
genoot het roer in handen wilde nemen, bemerkte
hij, dat er met de vrouw, met wie hij in zee gegaan
was, geen land te bezeilen viel. Hij zag dadelijk in,
dat er storm op komst was, maar hij had, door het
ja-woord op het stadhuis, zijn schepen nu eenmaal
achter zich verbrand, en hij besloot, het roer niet
uit handen te geven. Zijn vrouw, die zich door haar
man niet op sleeptouw liet nemen, maakte om de
kleinste kleinigheid een boel deining en het kwam
zelfs zoover, dat de man dagen onder water bleef.
Kwam hij weer boven water, dan geschiedde
het vaak, dat het echtpaar elkaar ging af tuigen.
Soms trachtte onze kellner zijn vrouw den wind uit
de zeilen te nemen door maar aan haar grillen toe
te geven en zoodoende olie op de golven te gooien,
maar ten slotte liep het twistzieke en bedillerige
gedoe van de vrouw de spuigaten uit, vooral toen
de man bemerkte, dat zijn vrouw de met veel moeite
verdiende huishoudgelden achterbaks hield. Onder
die omstandigheden besloot hij schoon schip te
maken en op een mooien avond sprak de kellner
zijn stormachtige echtgenoote in de navolgende
bewoordigen toe: Catharina," aldus zeide hij,
vrouw, bij ons waait de wind uit de verkeerde hoek.
Reeds vele idealen heb ik Uwentwege over boord ge
worpen, maar thans staat het water mij tot aan de
lippen. Gij kunt nu wel opdoeken, Catharina, vaar
wel ! Ik ga een andere haven en een veiliger ree
opzoeken !"
Daarop ging hij met volle zeilen van haar heen....
Catharina bleef, geheel uit de lijken geslagen,
achter en zij bemerkte alras, dat, wie wind zaait,
storm oogst. Zij zat nu aan lager wal, zij, die ge
dacht had met vlag en wimpel haar zin door te
kunnen drijven. Nu was de welvaart voorbij. Zij
trachtte nog te roeien met de riemen, die zij had,
maar zij moest spoedig ervaren, dat haar geluk in
het water gevallen was en dat zij in plaats van
in veilige haven te zijn aangeland een speelbal
was geworden op de golven der levenszee en nauwe
lijks het hoofd boven water kon houden. Zij zag
duidelijk, dat ze achter het net gevischt had en dat
ze op het punt stond volkomen schipbreuk te
lijden, en zulks dat wascht al het water van de
zee niet af geheel door eigen schuld.
Haar ex-echtgenoot had inmiddels een andere
vrouw geënterd, een vrouw, die door haar edel en
verstandig gedrag een lichtend baken voor anderen
was. Met deze vrouw koerste hij naar een nieuw
huwelijk. De nieuwe echtgenoote ging hierbij van
de gedachte uit: Zachtjes aan, dan breekt het
lijntje niet." Zij wist goed te schipperen op z'n tijd,
ze had den wind in de zeilen en het werd een ge
lukkige vaart. Weliswaar moest zij vaak laveeren
om zoo te trachten het huwelijksbootje door vele
moeilijkheden heen te loodsen, want de klippen
waar zij omheen moest, waren soms zeer verrader
lijk. Zoo gebeurde het wel eens, dat zij bij de een
of andere opmerking den wind van voren kreeg.
Dan kwamen de waterlanders ! Dit had nog al eens
plaats, als de echtgenoot des avonds in een of ander
kroegje was gaan aanleggen en zijn vrienden hem
bij het naar huis gaan toeriepen: Hou je roer
recht!" De vrouw wilde dan haring of kuit hebben,
vooral toen zij gelukkig geheel ten onrechte
vermoedde, dat er kapers op de kust waren in den
vorm van verdorven, lichtzinnige vrouwspersonen,
die naar complimentjes hengelden en vischjes uit
gooiden om kabeljauwen te vangen. Deze
gewetenlooze, veile vrouwspersonen, die tevergeefs de huik
naar den wind zetten, hadden echter te vroeg
Hoezee !" geroepen want de kellner, door goede
en edele gevoelens geleid, dacht: Er zal nog heel
wat water door den Rijn moeten stroomen, eer ik
met zóó'n bemanning in zee ga en hij stevende, goed
navigeerend, op huis aan, waarna zijn vrouw alles
bijlegde en hij vleiend zeide: Vrouwtje-lief,
OostWest, thuis best." En zoo ging hij dan vredig onder
zeil.
Maar men weet, dat de ondeugd steeds ge
straft wordt voor de eerste vrouw, die van den
wal in de sloot geraakte, bleef het consigne: pom
pen of verzuipen."
De moraal van dit stuk is: In zulke waters
vang je zulke visschen." Mt.
mi boel d&uung..
ondes*
&&L (ünd&re, ruwen.
PAG. 17 DE GROENE No. 3287