Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER
OPGERICHT
1877
Redactie en Administratie: Keizersgracht 355, Amsterdam-C. Tel. 37964. Abonnement f. 10.?per Jaar. Postrekening: 72880. Gem. Giro G 1000.
Abonnementen kunnen met elk nummer Ingaan, doch alleen tegen het einde van een Jaargang, na opzegging vóór l December, worden beëindigd.
22 JUNI
1940
In bescheidener bestek
ER ontwikkelde zich in de laatste jaren een
edele en spannende wedstrijd naar den geest
tusschen de beide voornaamste gemeente
lijke kunstinstellingen van Amsterdam en Rotter
dam, het Boymans en het Suasso-museum.
De leiding van het Boymans-museum nam het
initiatief met de inrichting van een inmiddels tot
een eerbiedwaardige serie gerijde hoogelijk belang
wekkende zomertentoonstellingen. Hieronymus
Bosch, Vermeer en Saenredam, onder meer, zijn
daardoor voor tallooze landgenooten levende elemen
ten geworden in een nationaal cultuur-historisch
besef en men kan daar niet dankbaar genoeg voor
zijn.
Amsterdam's stedelijk museum volgde onder
verjongde leiding alras het goede voorbeeld en
ontwikkelde de laatste jaren ook voor den zomer
een niet minder te waardeeren activiteit. Deze
hoofdstedelijke instelling is krachtens haar opzet
en ontwikkeling meer aangewezen op de
hedendaagsche kunst en haar onmiddellijke voorloopers.
Het geheele jaar door staat het open voor demon
straties van helaas niet altijd even importante
exposities van moderne Nederlandsche kunst. Mede
dientengevolge lag het voor de hand dat bijzondere
zomerprestaties een meer internationaal karakter
droegen. Met bewonderenswaardige energie-ont
plooiing en goeden smaak werden hier exposities als
die van de Fransche schilderkunst der negentiende
eeuw en die van de beeldhouwkunst Rondom
Rodin" ingericht en door een verrassend groot
publiek naar waarde geschat.
Toen nog voor den afloop van de laatstgenoemde
tentoonstelling het uitbreken van den oorlog een
voortgaan in de ingeslagen richting praktisch
onmogelijk maakte, kon men zich benieuwd af
vragen of en hoe de ondernemende leiders der
hoofdstedelijke instelling ook in de gewijzigde en
zooveel moeilijker omstandigheden een initiatief op
evenwaardig niveau zouden kunnen ontwikkelen.
Hun vindingrijkheid werd op te zwaarder proef
gesteld toen hen door de inrichting van de veel
omstreden tentoonstelling van ,,de Kunst van
Heden" gevolgd door een soortgelijke Belgische
demonstratie in het Rijksmuseum, den pas werd
afgesneden naar een bijzondere expositie van
moderne beeldende kunst zoowel van het eigen
als van het eenig onmiddellijk naburig neutrale
land.
Maar ziet, men liet zich niet uit het veld slaan.
Reeds in Januari van dit jaar werd een nieuw plan
gelanceerd. Door een expositie van met betrek
kelijk eenvoudige middelen te creëeren verschillende
interieur-types, die van een bepaald karakter, een
bepaalde levenshouding, zouden moeten getuiger.,
wilde men trachten bij een breede schare belang
stelling te wekken voor een voor het dagelijksch
leven zoo belangrijke cultuurfactor als de
hedendaagsche binnenhuis-kunst kan zijn. Een dertigtal
met zorg gekozen architecten werd uitgenoodigd
schetsontwerpen in te dienen voor een groote ver
scheidenheid van interieur-types, varieerende van
een gecombineerde eetkamer-keuken en een woon
ruimte voor een gezin met zeer bescheiden middelen,
tot een ruimte van een verzamelaar van moderne
kunst, en van een klein kantoor voor drie menschen
van een expediteursfirma tot een passagebureau
voor een scheepvaart- of luchtvaart-maatschappij,
een jeugdherberg, hotelkamers enz. Een commissie
van deskundigen koos uit al deze ontwerpen een
tien- a vijftiental plannen, die vervolgens in samen
werking met de Nederlandsche meubelindustrie in
de museum-zalen zouden worden opgebouwd.
Reeds was men met de uitvoering van dezen
opzet een heel eind gevorderd en beloofde het
oorspronkelijk initiatief met verrassend effect
bekroond te zullen worden, toen ook ons land
direct in den wereldbrand werd betrokken en de
consequenties daarvan verdere verwerkelijking
verijdelden, al ware het alleen omdat de aanwending
van het daarvoor benoodigde materiaal onder de
gegeven omstandigheden voor dit doel niet meer
verantwoord zou zijn.
ZAL nu, het komende zomerseizoen over, het
Stedelijk Museum als een dood element ons
toch al niet overmatig opgewekt stadsbeeld ont
sieren, althans daarvan in tegenstelling met de
laatste jaren geen enkele bijzondere stimulans
kunnen uitgaan op het cultureele leven van
stad en land, dat daaraan ook nu en juist nu toch
waarlijk wel behoefte heeft?
Laat ons hopen van niet. Het is niet noodig en
mag daarom ook eigenlijk niet zoo zijn. Zulks te
minder omdat zich hier een schoone gelegenheid
voordoet om te demonstreeren hoe in volharding bij
een gezond en verantwoord uitgangspunt met
vastberadenheid en tot bescheidenheid nopende
realiteitszin zelfs onder de gegeven moeilijke om
standigheden nog iets goeds te bereiken valt en
zelfs in zeker opzicht van de nood een deugd kan
worden gemaakt.
In haar oorspronkelijken opzet bedoelde de
voorshands afgelaste tentoonstelling zoo breed
mogelijke lagen van het publiek in contact te
brengen met het streven en de opvattingen onzer
moderne binnenhuis-architectuur. Men ging daarbij
klaarblijkelijk uit van de alleszins juiste opvatting,
dat belangstelling voor dergelijke zaken het best
geactiveerd wordt in nauwe aansluiting met het
dagelijksch milieu van leven, werken en vertier, en
zocht daarom naar themata, die voor allerlei
groepen van bezoekers iets van hun directe gading
zouden kunnen opleveren. Een op deze basis
opgetrokken tentoonstelling zou zeker van groot
belang kunnen zijn voor de smaakvorming van
een groot publiek en de beïnvloeding van de industrie
en neringdoenden, die in de behoeften daarvan
plegen te voorzien. Maar er zou toch in het al
gemeen een breede kloof van onbereikbaarheid
blijven bestaan tusschen de in praktisch volkomen
vrijheid tot standgebrachte vormgeving van de
intenties der ontwerpers en de voor de
overgroote meerderheid der belangstellenden realiseer
bare werkelijkheid.
Slechts een verdwijnend kleine minderheid der
gewone burgers is de praktische mogelijkheid
gegeven tot een algeheele vernieuwing van een
eens geschapen interieur, als waartoe het geziene
zou moeten inspireeren. Niet alleen financieele,
ook sentimenteele bezwaren staan daaraan in het
algemeen in den weg. En gering is ook het aantal
diergenen, die, wanneer zij zich een eigen milieu
beginnen te scheppen, over het oordeel des
onderscheids en over de middelen beide tegelijkertijd
beschikken, die noodig zijn om de te geven lessen in
de praktijk te brengen.
Wanneer men nu, mede onder den dwang der
benarde omstandigheden, vasthoudend aan het
lofwaardig streven van den oorspronkelijken opzet,
aan dezen gedachtenreeks voortspint openen zich
uitzichten, die, zij het in bescheidener bestek, niet
minder belangwekkend en wellicht zelfs instruc
tiever en dus in hun directe werking vruchtbaarder
kunnen zijn dan de aanvankelijk beoogde.
Men zou een expositie, vol afwisseling, kunnen
inrichten, waarin gedemonstreerd wordt hoe veelal
met betrekkelijke kleinigheden en praktisch binnen
het bereik van een iegelijk liggende middelen, rnet
een verbeterd arrangement van huis-, tuin- en
keuken'' meubelen, door weinig kostbare verandering
van wandbehandeling, door een weloverwogen
kleureffect, verrassende resultaten kunnen worden
bereikt en een karakterlooze omgeving in levende
ruimte met persoonlijkheid kunnen worden her
schapen. Men kan daarbij duidelijk maken, welke
voordeelen een eerlijke aanvaarding van nood
zakelijke eenvoud zelfs met eenige opoffering in het
algemeen ten bate van een persoonlijke voorkeur
ten aanzien van een bepaald detail ter opluistering,
biedt boven de nog steeds maar al te vaak nage
streefde, armtierige imitatie van wat alleen in
onbereikbare luxe realiseerbaar is en misschien
waarde heeft of heeft gehad.
Bijzondere aandacht zou daarbij kunnen en
dienen te worden besteed aan de uiterst belangrijke
functie die eenige met liefde gekozen, geschikte en
geplaatste bloemen en bovenal de werken van onze
hedendaagsche beeldende kunstenaars in elke
schakeering kunnen vervullen in een levenswaardig
interieur, dat uitdrukking en ondersteuning geeft
aan karakter en levenshouding van den bewoner.
Door de eerste der hier genoemde wenschen in
vervulling te doen gaan zou men het aspect van een
tentoonstelling als de onderhavige niet alleen
grootelijks verlevendigen, men zou daarmede ook
de belangstelling daarvoor kunnen stimuleeren
door op gezette tijden het publiek zelve en speciaal
het vrouwelijk deel daarvan, in de gelegenheid te
stellen van haar kunnen op dit gebied te doen
blijken.
Het betrekken van de beeldende kunsten in een
opzet als de onderhavige geeft een voortreffelijke
gelegenheid, om de bezoekers daarmede in l
vender en directer aanraking te brengen, dan ont
staat bij normaal museumbezoek, waarbij men de
werken onzer kunstenaars als onpersoonlijke en
onbereikbare zaken naast of boven elkander ziet
hangen of staan.
Het is zeker geen toeval, dat speciaal de laatste
decenniën veelal de verwerving van een werk van
moderne meesters der schilder- of beeldhouwkunst,
en de behoefte deze een waardige plaats te ver
schaffen, aanleiding gaf tot steeds verder door
gevoerde reorganisatie en moderniseering van vele
interieurs.
De nieuwe architectuur, die in haar ontwikkeling,
ook in principieeler opzicht zeer veel te danken
heeft speciaal aan de moderne schilderkunst, zou
hier een schoone kans geboden kunnen worden om
zich te revancheeren, en op hun beurt bij te dragen tot
verlevendiging van daadwerkelijke belangstelling
bij een grooter publiek voor het werk hunner kunst
broeders, die deze juist in een tijd als de tegen
woordige meer dan ooit behoeven.
Aan de uitvoering van een plan volgens de hier
uitgestippelde gedachtengang staan de hinderpalen
die de realisatie over den oorspronkelijken opzet
verhinderden, niet in den weg. Men kan daarbij in
hoofdzaak gebruik maken van reeds bestaand en
verwerkt materiaal, dat door de belanghebbenden
zeker gaarne beschikbaar zal worden gesteld.
Verbruik van materiaal, dat voor andere doeleinden
dringender noodig is, en hooge kosten in het
algemeen, behoeven derhalve geen bezwaar op te
leveren. Alles komt hier aan op de vindingrijkheid
en het organisatievermogen van de organisatoren.
Wanneer deze er in zouden slagen een opzet als
de onderhavige alsnog tot een interessante werke
lijkheid te maken, zou als bekroning daarvan een
expositie van royaal uitgevoerde maquettes van
de oorspronkelijk levensgroot gedachte plannen haar
zin hebben en de ontwerpers de voldoening kunnen
geven van niet voor niets gewerkt te hebben.
Laat ons hopen dat de daartoe bevoegde instanties
lust en moed zullen vinden op een dergelijke wijze
alsnog de verdiende eer in te leggen met haar
oorspronkelijk initiatief.
'AG. 3 DE GROENE No. 3287