Historisch Archief 1877-1940
lkenkrabb
ti woiKenKraooers veiliger
J 1 L ?
Ctan ±i* cff*rf* GT f» ri r» 11 -\\r c* n '
gere g,
B. Merkelbach
DE voor- en nadeelen van de verschillende
bouwhoogten is vele malen een punt van
bespreking geweest. De brand, die in
Rotterdam gewoed heeft en waarbij oppervlakkig
beschouwd de hoogere gebouwen er beter afkwa
men dan de lagere, doet de belangstelling voor dit
vraagstuk weder herleven.
Nu moet niemand van mij verwachten, dat ik
in dit artikel een afdoend antwoord zal geven op
de vraag: Zijn wolkenkrabbers veiliger dan lagere
gebouwen? Want hoewel deze vraag zeer simpel
lijkt, de beantwoording daarvan is verre van een
voudig.
Dat ik mij echter geenszins behoef te schamen
het antwoord eenigszins schuldig te blijven, moge
blijken uit het volgende:
Burgemeester en Wethouders van Amsterdam
besloten den 29sten Maart 1939 een commissie
in te stellen, welke tot taak zou hebben te onder
zoeken de mogelijkheid en wenschelijkheid van
hooger bouwen, daarbij het vraagstuk in vollen
omvang onder de oogen te zien.
Na bijna vijf jaar (najaar 1933) bracht deze
commissie rapport uit en in dit rapport bleven
vele vragen onbeantwoord, o.a. die van een
eventueele grootere veiligheid.
De commissie bestond uit bij uitstek deskundigen
op allerlei gebied en het is dus volkomen onbillijk
om te verwachten, dat ik nu in bijna vijf weken
in staat zou zijn deze vraag afdoende te beant
woorden.
Bovendien is een enkel bezoek aan Rotterdam
zeker niet voldoende voor het vormen van een ge
fundeerde meening ten aanzien van dit vraagstuk.
Er zullen thans bij de gemeentelijke diensten te
Rotterdam deskundigen zijn, die een vollediger
inzicht in dit probleem hebben gekregen, het zal
hun echter aan tijd ontbreken om hun oordeel te
formuleeren en waarschijnlijk zullen zij nimmer
aan een rapport toekomen. We moeten ons dus
voorshands bepalen tot vooronderstellingen.
Wolkenkrabbers naar Amerikaansche begrippen,
bestaan en bestonden te Rotterdam niet. Gelukkig
maar, want ik ben er van overtuigd, dat hoogbouw
op deze wijze even gevaarlijk, zoo niet gevaarlijker
is, dan de hier te lande gebruikelijke wijze van bou
wen. De Nederlandsche wijze van hoogen bouw
wordt echter op een geheel andere wijze geregeld.
Wij leggen steeds verband tusschen bouwhoogte
en terrein-oppervlakte, respectievelijk tusschen
bouwhoogte en den afstand tot de omringende be
bouwing. Hier ligt tevens de mogelijkheid van groo
tere veiligheid.
Toen ik mij te New York eens trachtte te
realiHet verschil in plaatsing van bouwblokken met drie, en bouwblokken met twaalf etages
New-York,
strofen d/e
s woorii,A«en.
12 WOOMLAGEM
n n
i-l
wen :
seeren, welke indruk het straatbeeld"
op mij maakte, gezien in de verhouding
van bouwmassa's en open ruimte, kon
ik geen betere formuleering vinden
dan: zeer nette en degelijk gebouwde
stegen".
Straten zijn het niet, gezien in de
verhouding van breedte tot hoogte,
maar stegen, misschien zelfs sloppen.
Ik heb natuurlijk nooit verteld dat de
Park-Avenue" m.i. bij voorbeeld om
gedoopt zou kunnen worden in het
groene steegje", maar ik weet wel,
dat de benauwenis van de wanstaltig
hooge straatwanden mij steeds is bij
gebleven.
Toen wijlen Ir. Duiker in Neder
land dan ook zijn ideeën over hoogen
bouw in 1930 vastlegde in het boekje
Hoogbouw" (uitgave Brusse, Rotter
dam) ging hij in het geheel niet uit
van de gedachte, dat onze straten
hoogere wanden moesten krijgen. Hij
pleitte voor een hoogere bouw bij een
zelfde bevolkingsdichtheid per H.A.
Ook Ie Corbusier, de groote voor
vechter voor La Ville Verte", ge
bruikte de grootere bouwhoogte om
een grootere afstand tusschen de gebouwen on
derling te verkrijgen, waarin hij zich plantsoen
achtige parken dacht, die ons van de steenen stad
moesten verlossen.
Eenvoudige teekeningetjes van het bebouwde
oppervlak moge deze bedoeling verduidelijken.
Zeer schematisch zijn aangegeven (zie onder)
bouwblokken van 3 etages en bouwblokken van
12 etages, met eenzelfde aantal (140) woningen per
H.A. Het verschil is duidelijk; de lange blokken
van 3 etages op een afstand van 20 m. kunnen
compacte vierkante blokken worden op een afstand
van 51 m. De bebouwde oppervlakte is
percentsgewijs nog belangrijk meer gedaald, dan uit deze
cijfers spreekt. Er is zelfs in het geheel geen sprake
meer van straten", de gebouwen trekken zich
tot torens" samen, en hoewel ze in verhouding
tot de Amerikaansche wolkenkrabbers nog zeer
laag zijn, is het verschil toch reeds zeer opvallend.
De grootte van de bebouwde oppervlakte is
tevens beslissend voor de open ruimten rond de
gebouwen.
WIJ allen kennen het systeem, dat men in den
boschbouw gebruikt om uitbreidingen van
brand te voorkomen. Men hakt eenvoudig een strook
grond kaal, spit de aarde om en gebruikt de
luchtruimte, die aldus ontstaat, als brandmuur. Hoe
grooter de afstand tusschen de beide boschranden
is, hoe minder de kans, dat
het vuur van den eenen kant
naar den anderen overslaat.
Precies zoo gaat het met
een stad. Hoe grooter de af
stand van de gebouwen onder
ling is, hoe minder kans er
bestaat, dat een brand van
het eene blok naar het andere
overslaat. Enkele jaren ge
leden heeft men reeds te Mid
delburg kunnen leeren, hoe
groot het gevaar voor het
overslaan van brand in onze
hedendaagsche steden nog
is. Een brand, die in n
van de drukste winkelstraten
ontstond vernietigde niet al
leen de belendende perceelen,
maar sloeg ook over naar de
overzijde der straat en legde
daar verschillende panden in
asch.
Het zijn dus waarlijk niet
alleen de boerderijen of land
huizen met rieten kap, die
vatbaar zijn voor
overslaanden brand.
Een dergelijk overslaan"
moet in Rotterdam ook ge
beurd zijn. Dat daarvoor nu
het hooge gebouw met
kantoorflats, dat juist gebouwd
g
v
?o
?a
o
uitzicht van den toren van het Empire State Building op
soms relatief even nauw zijn als Amsterdamsche steegjes
was naar de ontwerpen van architect Dudok ge
spaard bleef, kan zijn oorzaak gevonden hebben in
het feit, dat rond dit gebouw vrij veel open terrein
is, terwijl in het gebouw zelf geen brandhaard aan
wezig was. Natuurlijk speelt ook het feit een rol
dat het hier een nieuw gebouw betrof met weinig
brandbare materialen aan de buitenzijden.
De bouwconstructie van het gebouw is natuurlijk
belangrijk zoodra het gebouw zelve getroffen wordt.
Daarvan was reeds bekend, dat de z.g. skeletbouw"
voordeelen biedt boven een bouwwijze niet dragen
de" buitenmuren. Het principe van skeletbouw
is dat de vloeren gedragen worden door kolommen,
welke al dan niet in het gevelvlak geplaatst worden.
De buitenwanden dragen dus den vloer niet. Wordt
nu een deel van den buitenwand vernietigd, dan kan
het overige gebouw nog intact blijven.
Hierbij kunnen voor leeken vaak onbegrijpelijke
verschijnselen optreden. Wordt het skelet met
vloeren n.l. van groote afmetingen dan brengt
men hierin delitatie-voegen aan. Op bepaalde
punten wordt daarbij de constructie geheel onder
broken. Het skelet bestaat dan uit zelfstandige
eenheden, die geen onderling verband hebben.
Nu kan het gebeuren, dat een deel van het skelet
instort en het andere deel onbeschadigd blijft staan.
Het ziet er dan uit alsof er een moot met een mes
is uitgesneden en dat is voor ondeskundigen dan aan
leiding om allerlei verhalen over de enorme kracht,
die het gebouw doorsneed" te verspreiden. Het
mes" was er echter al veel eerder door gehaald,
n.l. toen het gebouw gezet werd.
RESUMEEREND kunnen we dus veronderstellen,
dat de afstand tusschen de gebouwen onder
ling een belangrijke rol speelt bij de veiligheid van
een gebouw.
Dit wordt ook bevestigd door de mededeeling, die
ik van alleszins deskundige zijde ontving, dat de z.g.
open blokbouw bij laagbouw voordeelen biedt boven
den gesloten blokbouw.
De open bouwwijze waarbij de kopeinden der
blokken niet zijn volgebouwd, hebben een open
ruimte meer, dan het gesloten blok. Indien nu het
tusschenliggende terrein maar niet wordt volge
bouwd met schuurtjes en schuttingen, kan deze
open ruimte juist voldoende zijn om te voorkomen,
dat een brand overslaat.
Het gaat hiermede als zoo vaak: hetgeen in
normale omstandigheden een voordeel is, biedt
in abnormale omstandigheden een extra beveiliging.
De wensch om lucht, licht en ruimte rond de
woningen te verkrijgen, ging in eerste instantie
niet uit van brandweer-deskundigen, maar de onder
vinding zou nu wel eens kunnen leeren, dat deze
ideëele wensch practisch zeer groote voordeelen
biedt.
Hiermede zijn de ideëele wenschen echter nog
niet vervuld, noch vermaterialiseerd.
Ik zou er vrede mede hebben als alle woningen
voldoende direct zonlicht verkregen, zelfs als dit
het gevolg zou zijn van brandweereischen.
PAO. 7 DE GROENE N«.ia7