Historisch Archief 1877-1940
UIT DE KEUKEN DER BEELDENDE KUNSTEN
HOOG boven den Amsterdamschen
bloemenSingel, waar het klassiek en geurig spel van
nering en tering dagelijks wordt voortgezet,
waar het roezemoezig beweeg is van
bloemenschippers en venters, tingelt de Munttoren met zijn
bellen en klokken, Hollandsche volksliedjes. En
hoog boven die onvergetelijke bloemenmarkt
ge moet na den langen marmeren gang van het
statige Amsterdamsche koopmanshuis vele trappen
beklimmen schildert de Amsterdamsche J off er
Coba Ritsema haar bloemstillevens.
De Dam van Breitner ? Goed, dan willen wij ook
zeggen: de Singel van Coba Ritsema. Want daar
boven in het atelier met zijn drie breede ramen aan
den grachtkant, dat ge betreedt na het vriendelijk
vertrekje, waar het weldadig toeven is temidden
van de antieke meubeltjes, de vele planten en de
rustig schouwende portretten uit een vroegere
periode, werkt Coba Ritsema sedert dertig jaren.
Daar ook is ze vergroeid met de omgeving, met dat
vertrouwde brokje Amsterdam, dat heel haar hart
heeft. Die ijlklinkende torenmuziek onder een Hol
landsche hemel, die sierlijke gevels van eeuwen
oude huizen, dat vertier daar beneden en de adem
die daar gaat, dat alles behoort bij het door en door
Hollandsche karakter van deze immer nog zoo
actieve en montere, aan het hoofdstedelijke kunste
naarsleven onverbrekelijk verbonden Amsterdam
sche Joffer.
Wars van alle woordenpraal en pose, een tikje
schroomig en gesloten, spreekt Coba Ritsema on
gaarne over zichzelf. Maar dan maakt de bezoeker
een enkele opmerking over de omgeving, over het
doek op den ezel en het kleurmotief van een stil
leven in den hoek, over een portret van enkele de
cennia geleden. En dan vertelt ze toch gaarne en
niet zonder een gloed van dankbare herinnering in
de vriendelijke oogen van de eerste jaren op de
Kunstnijverheidsschool in Haarlem, waar ze een
paar jaar naar pleister teekende, alvorens die studie
voort te zetten aan de Amsterdamsche Academie.
DE Franschen vonden wij prachtig. In die dagen
exposeerden zij, naar ik meen voor het eerst,
bij Arti en daar zagen we Renoir en Manet, Degas,
Sisley, den landschapschilder, Delacroix ook en ik
herinner mij nog goed dat we de polsen op de schil
derijen van Renoir zoo dik vonden ! Maar ze maak
ten een diepen indruk op mij, Manet vooral en dat
is eigenlijk altijd zoo gebleven. Het is ook zulk
prachtig werk, vindt U niet?" De schilderes pakt
een der dikke boeken ge merkt plotseling dat
Ingres en Degas en nog vele anderen in fraaie
reproductie-uitgaven aanwezig zijn op het atelier
en ge stelt direct dat accent van bewondering vast
in haar stem wanneer ze over hen spreekt.
Ik had gedacht een loge te nemen boven in de
academie de eenige die toen vrij was maar
Allebé, die toen directeur was, hield me ervan terug."
,,In deze loge is nog nooit iets moois gemaakt", zei
hij beteekenisvol en zoo zag ik maar van dat plan
af. Hij raadde me naar Haarlem te gaan, waar ik
woonde. In een Theekoepel langs de Brouwersvaart
richtte ik mijn atelier in en ik werkte er een paar
jaar onder leiding van mijn broer, Jacob Ritsema,
den landschapschilder.
Vervolgens wilde ik doorgaan met portretten
ik houd van het portret en ik dacht aan lessen
bij Thérèse Schwartze. Daarvoor huurde ik dit
atelier voor zes maanden, maar het zijn dertig
jaren geworden ! en ze is inderdaad tweemaal
bij me geweest. Je kunt 't nu verder zelf wel", zei
ze en daarmee waren de lessen afgeloopen.
GROOT en warm is haar bewondering voor prof.
Allebé, van wiens leiding zij den bezielenden
invloed onderging, voor Bauer, den oriëntalist, met
wien ze zeer bevriend was en vooral ook voor Breit
ner, wiens invloed in veel van haar werk duidelijk
waarneembaar is. Ik was nooit leerlinge bij hem,
NOORD-BRABANT BIEDT U:
bosch, heide, vennen, stedenschoon
zeer comfort, hotels en pensions
Uitvoerige inlichtingen Federatie V.V.V. in Noord-Brabant,
DOMMELSTRAAT 24 EINDHOVEN
maar hij kwam heel veel op het atelier; we praatten
veel over het werk en hij gaf me menige goede raad.
De Haagsche School ? Ik vond ze natuurlijk heel
mooi, ofschoon ze wel wat donker waren in verge
lijking met de Franschen. Vergeet U niet, in mijn
jeugd waren zij de modernen. Wanneer mijn vader
over de moderne schilders sprak, dan bedoelde hij
de Marissen. Men kan ten slotte in elk genre mooie
dingen maken, dat geldt ook voor de modernen van
dezen tijd in hun vele schakeeringen. Neem nu eens
Ingres en Delacroix, die vierkant tegenover elkaar
stonden. Wanneer Ingres met zijn leerlingen door
een tentoonstellingszaaltje liep waar het werk van
Delacroix hing, dan zei hij: Saluez, mais ne
regardez pas !" Toch waardeerden zij elkanders werk
natuurlijk wel."
Werkt U weer veel op het oogenblik?"
Coba Ritsema wijst op den ezel, die een groot
doek draagt met een kleurrijk bloemstilleven en een
prachtige doek als fond en op juist opgezette sche<>
sen die op den grond staan.
Ik doe missch.en wat minder, maar ik werk.
Ik hoop ook weer portretten te gaan maken. Ik
houd van het portret, omdat menschen mij boeien.
Men moet werken nietwaar, ondanks alles. Het
geeft rust en kracht en vertrouwen dat hebben
wij noodig en er is nog zoo veel te doen."
De Munttoren zingt zijn melodietje en het zon
licht speelt over de bloemen van de Singelmarkt.
Ook op de groote ramen, hoog in de lucht in het
atelier van de Amsterdamsche Joffer Coba Ritsema,
de begaafde impressionistische schilderes, die in
kleur denkt en voelt en componeert. Die in haar
Amsterdamsche atelier in stilte werkt, dankbaar
voor het goede en schoone, dat zij fijn onderschei
dend waarneemt en schilderend verkondigt.
Foto's Eva Besny
PAG. II DE GROENE No. 3288