Historisch Archief 1877-1940
UITHU1Z1GHEDEN
Film
Schoppenvrouw (De Uitkijk)
DE Novelle van Poesjkin, waarnaar
deze film gemaakt is, behandelt
de psychische ontreddering van den
aan het spel verslaafden luitenant
Hermann, die zonder iets of iemand te
ontzien achter het geheim van Gravin
Tomski wil komen, een zonderlinge
oude dame, welke van Cagliostro zelf
Pierre Blanchar
het middel heeft geleerd bij het kaart
spel steeds te winnen. Een typisch
Russisch gegeven met sterke sentimen
ten, een dooreenweven van werkelijk
heid en visioen en een gekwelde ziel
vol zelfbeklag en geëxalteerdheid. De
gekwelde ziel, luitenant Hermann,
wordt gespeeld door Pierre Blanchar,
die zijn geheele persoonlijkheid en
vooral zijn bezeten masker méheeft
voor deze rol en de film is van Fedor
Ozep, die al eerder, met Die Brüder
Karamazoff", bewees dat hij zoowel
een film kan maken, als een Russisch
gegeven met volledig behoud van sfeer
en psychische geaardheid kan
realiHet eeuwige Lied. (City)
FRANZ Schubert is langzamerhand
een van de meest populaire film
helden geworden, zoowel door zijn
weinig bekend particulier leven, waar
voor de scenarioschrijvers dan kunnen
zorgen, als door zijn muziek, die gratis
bij de persoon is inbegrepen. Het
eeuwige Lied" is de zooveelste vie
romancée" van Schubert, dat ditmaal
beheerscht wordt door het danseresje
Margaret Brenton.
Het meest opvallende in deze
FranSchubert en Lilian Harvey
sche film is het samentreffen tusschen
Lilian Harvey, als Margaret en Louis
Touves als Baron Hartmann, den poli
tiecommissaris van Weenen. En dan
is er het geheele Schubert-repertoire,
dat, hetzij als intregeerend deel van de
film, hetzij als begeleidingsmuziek, de
beste herinnering aan Het eeuwige
Lied" achterlaat.
12 uur 12. (Rembrandt)
WIE eenigszins vertrouwd is met
de physionomie van Ren
Deltgen zal begrijpen, dat Ingrid Barko,
studente in de rechten, zoowel verliefd
op hem kan zijn, als hem kan verden
ken van een serie misdaden, waarmee
RenéDeltgen
Stockholm onveilig wordt gemaakt.
Uit deze wonderlijke omstandighe
den ontstaat een reeks avonturen, die
zich met een verbluffend tempo afspe
len in hotels, treinen, vliegtuigen, ver
dachte kroegjes en politiebureaux en
natuurlijk eindigen met de ontmaske
ring van den waren misdadiger en van
de ware gevoelens van Ingrid voor
RenéDeltgen.
Tooneel
Elektra (Stadsschouwburg)
HET Nederlandsch Tooneel heeft
het zomerseizoen ingeluid met
Sophocles' Elektra. Ingeluid.. . ., het
woord klinkt feestelijk, het was een
feest van beklemmende grootschheid.
Het stuk is n lange smartkreet, n
weeklacht, die aan het eind van het
stuk leidt tot de wraakneming op den
misdadigen koning Aigisthos die tot
aan het eind van de laatste acte on
zichtbaar blijft en daarom reeds een
fascineerende rol heeft.
Elektra, door Charlotte Kohier ge
speeld, klaagt haar leed en lucht haar
wraakzuchtige gevoelens aan de rei
van Mykeensche vrouwen, die als een
traag bewegend ballet het decor vor
men waarin de handeling zich afspeelt,
een decor vóór het stijlvolle
tooneeldecor.
De muziek van Diepenbrock is van
een innige, ontroerende schoonheid,
zoodat de avond ook voor den muziek
liefhebber die het land heeft aan too
neel, een evenement is.
Men kan natuurlijk bezwaar maken
tegen een drama waarbij de muziek
ruim tweeduizend jaar later werd ge
schreven. Men zou kunnen beweren
dat tekst en muziek aldus een twijfel
achtige eenheid vormen. Maar dit zou
dan ook het geval zijn met Bach's
Mattheuspassion. En wie durft die af
te vallen? En wie Elektra?
De Mattheuspassion is, evenals Elek
tra, een lijdensweg. Maar Elektra is
niet christelijk, Elektra is een spel van
halfgoden. Halfgoden die eigenlijk
maar zoo menschelijk zijn.
Oor Ruys in het Kurhaus-cabaret
BIJ het vernemen van Cor Ruys'
plan om dit seizoen het
KurhausCabaret te Scheveningen te gaan be
spelen, zal menigeen hebben voorzien,
dat hij van een cabaret-programma
iets heel anders zou maken dan zijn
voorgangers, Pisuisse en Louis Davids
hadden gedaan. Dat hij zelf een groot
deel daarvan voor zijn rekening zou
nemen, ligt al in den aard van zijn
talent, dat breed is, buitensporig kan
zijn en vele schakeeringen van de
mimische kunst beheerscht. Dit voor
uitzicht heeft zeker geen van ons ver
droten.
Het geval van den tooneelspeler, die
bijwijlen optreedt als liedjeszanger is
traditie, al is er in lange jaren bij ons
nauwelijks een voorbeeld van te noe
men dan dat van Bart Kreeft, dien
menigeen zich nog in beide functies
met genegenheid herinneren zal. Trou
wens, ook Nap de la
Mar en Louis Davids
hebben tooneelgespeeld,
en met eere.
Cor Ruys dan ver
schijnt in dit cabaret
(waarvan een niet onbe
langrijk deel aan Klein
Tooneel is gewijd), als
acteur, liedjeszanger
en. .. . clown. Zijn suc
ces in het tooneelspel
moet hij deelen met Tilly
Lus en Theo Frenkel.
In dat technische mees
terstukje van Alfred
Sutro, De Man in de
Loge" is hij de bedrogen
echtgenoot en geeft daar
in het gevoelig en inge
togen spel, waarvan hij
het geheim in den laat
ste n tijd heeft hervon
den, maar de alles
beheerschende, actieve rol
is hier van de vrouw,
door Tilly Lus gespeeld.
Het aantreffen van
dezen naam op een ca
baret-programma mag
menigeen met verba
zing, zoo niet met een lichten hui
ver hebben vervuld, maar deze ge
waarwordingen bleken ongegrond. Zij
bleef actrice, in een tragi-comedie, die
minder bekende, maar zeer werkelijke
vermogens van haar fijne natuur
talent deed uitkomen. Veinzerij, sluw
heid en gevatheid, wapenen van een
verbitterde vrouw, werden raak er
overtuigend gehanteerd door een per
soonlijkheid, die wij gewend zijn anders
te zien en, misschien toch altijd
nog liever anders zien: in een dier
rollen, die zij, srl'ooner en ontroerender
dan n geven kan.
Frenkel, hier haar voornaamste
slachtoffer, gaf een zuivere reactie op
beider spel, en, in de komische dia
logen aan een sociëteitstafeltje met
Ruys, een van die prachtige typeerin
gen, die wij van hem kennen. Anton
Ruys mag, in zijn bijrolletje als
kellner, hier met waardeering worden
vermeld.
Maar men vergunne mij, ten koste
van de overigens niet overbelangrijke
voordrachtnummers die het pro
gramma vulden, een indruk te geven
van het optreden van Cor Ruys als
cabaret-artist, dat in hooge mate een
succes is geweest.
Daar was hij vooreerst als liedjes
zanger. Wij kennen, bij de meest
geroutineerden in het genre, de pose van
zenuw-achtigheid, het vertoon zelfs
van plankenkoorts en het air van be
scheidenheid, dat vooral aan het op
treden met een nieuw nummer een
zekere pikante bekoring moet geven,
en geeft, ook wanneer wij er niet hard
aan gelooven. Bij Cor Ruys schijnt het
volkomen echt. Hij doet, alsof hij
eigenlijk nog zoeken moet, wat de
manier is om een liedje zingend voor
Cor Ruys als fluitist
te dragen, ja hij zoekt werkelijk ! Hij
probeert of het gaat, hij hoopt maar,
dat het gaan zal ! Wij hebben de illusie,
dat wij hem helpen, aanmoedigen door
ons geduH en onze toegefelijkheid.
Dit geldt nog niet zoozeer voor het
eerste lied, naar ik meen door hem zelf
gemaakt, waarin hij een pantoffelheid
is, doodsbenauwd voor zijn vrouw.
Hier is nog spel, en hier helpt de
grime, de kleedij, de typeering. Hi;
ziet er natuurlijk onzegbaar gek uit.
Het gezicht is potsierlijk van
heimelijkopstandige sulligheid.
Dekleerenaccentueeren door bun vormloosheid het
sukkelige en weerlooze. De mimie';
doet de rest.
Maar de voordrager van de liedjes
van Brammetje (die zeer verdien
stelijk zijn) beschikt over geen van
deze middelen. Hij is Cor Ruys in een
conventioneel gala-kostuum. Hier heb
ben we dat zoeken, die
aarzeling, voorafgaande
aan den triomf van de
sobere voordracht, die de
woorden, en al wat ze
ons maar kunnen zeg
gen, tot ons doet door
dringen en ons ermee
boeit en amuseert. Hier
is een komiek" van
de beste soort. Maar mér
dan dat. Er is bij die
liedjes n weemoedig,
vol meewarigheid met
het lot van een man, die
in Indiëheimwee en een
zaamheid verdraagt, en
getroost wordt door zijn
droom aan een huis, dat
hem in Holland wacht
In Holland staat een
Huis". In de simpele
natuurlijkheid, waarmee
hij dit geval bezingt, en
het stil worden bij het
eind, als de man de verv
vulling van zijn droom
niet beleeft, toont deze
voordracht zich niet
minder dan groot.
Ik noem Cor Ruys in
zijn laatste nummer, dat van den solist
op de fluit, die zooveel praat j es maakt,
en nooit tot spelen komt, clown. Alle
groote clowns van verleden en heden
zijn mijn getuigen, dat ik daarmee niets
geringschattends bedoel ! Maar deze,
reeds uiterlijk zoo onweerstaanbaar
lachwekkende, figuur staat buiten de
realiteit, hij is een groteske creatie. Hij
is Ruys op zijn uitbundigst, met het
spraakgebrek, dat men van zijn facie
afleest, in de zonderlinge gebaren vav:
die allerzonderlingst bekleede beenen,
door die malle, fantastische uitwijdin
gen van zijn mededeelzaamheid, die
gekke, altijd weer onverwachte ge
luiden en gestes van parmantigheid en
hulpeloosheid dooreen. Hij doet even
denken aan Grock, maar hij is vooral,
dunkt mij, de onuitputtelijke dwaas
die Cor Ruys weieens op het tooneel
kan zijn (en te zeer kan zijn) van dat
tooneel gelicht en op ons losgelaten.
Om ons hoofd te vullen met dien ver
wilderden, maar fascineerenden onzin
over dat feest op de wenteltrap, over de
wentelteefjes, die daarbij te gast komen
over zijn voorkeur voor het solospel,
waartoe het nooit komt. Behoef ik nog
te zeggen, dat men dit alles moet gaan
zien?
Was DE GROENE
juist uitverkocht
toen U er naar vroeg?
EEN GOEDE RAAD
neem EEN ABONNEMENT.'
T
PAG H DE GROENE No. 3188