Historisch Archief 1877-1940
Mijn hond...
Wat den doorslag gaf
DE mensch natuurlijk niet ieder
mensch, maar dan toch velen
hunner koesteren vlak achter hun
hart, op de plaats, die men het diepste
der ziel noemt, de een of andere ge
heime wensch. Bij sommige menschen
wijst dat onzichtbare verlangen naar
geld, bij anderen naar goederen, bij
derden naar eer, bij verderen naar weer
iets anders. Soms gelukkig niet al te
dikwijls zijn het zondige verlangens;
'n andere keer zijn het begeerlijkheden
als een fiets of een vrouwspersoon of
een zoete glimlach of is het een heet ver
langen naar het officierschap in de
orde van Oranje Nassau of een paar
bruine wandelschoenen of een regenbui.
Al dergelijke verlangens huizen in
's menschen ondoorgrondelijke ziel.
Wat nu mijn eigen binnenste betrof,
daar woonde noch de begeerte naar
een stoomfiets, noch het verlangen naar
den Nobelprijs, noch laat me eerlijk
zijn de dorst naar het beoefenen van
naastenliefde en het brengen van
eenigszins omvangrijke offers ten bate
van mijn medemenschen neen, ik
koesterde sedert geruimen tijd de
wensch eigenaar te wezen van een hond.
Ik zeg het zonder schroom: mijn ver
langen ging uit naar het bezit van een
hond.
Ha l een hond l Neen, de hond l Ik
fluit hij keert zich tot mij, heft zijn
kop op en neemt, blijde, de liefkozing
van mijn hand in ontvangst. Ik zeg:
Hup l" en hij gaat met dartele spron
gen de richting uit, die ik wijs. Lig"
en hij ligt, Sta" en hij staat, Af" en
hij gaat zitten, Kom" en hij komt.
Hij kwispelt met zijn staart, als mijn
persoonlijkheid hem van de verte uit
nadert; zijn oog glinstert, als ik het
tuinhek nabij kom; hij blaft uitgelaten
als ik bij hem sta. Stil" zeg ik en hij
zwijgt, doch blijft, verheugd en dank
baar, zijn nobelen, feilloozen meester
aanschouwen. Ik heb een suiker
klontje edel uit mijn mond gespaard
in het caféen ik houd het hem voor
met de linkerhand. Hij weigert met
klem en onverbiddelijk. Ik zeg Braaf
zoo" en presenteer de klont met de
rechterhand. De hond neemt het
klontje van zijn weldoener, niet ruw,
niet grof, niet gulzig, neen: bescheiden,
beschaafd, voorzichtig en voornaam,
bovendien met een blik van diepe
dankbaarheid....
Een misdadiger doet een aanslag op
me, tracht me met repeteerpistolen in
een eenzaam, donker bosch te ver
moorden, om zich daarna mijn onme
telijke bezittingen toe te eigenen. De
aterling, zijn revolver in de vuist en
de vuist in de zak van zijn regenjas,
nadert reeds. Ik ben mij van het onheil
niet bewust, neurie een passage uit de
7e van Mahler en rook een
Amerikaansch sigaretje....
De onverlaat bukt zich.... nog een
stap.... nog een.... de volgende
seconde zal ik in overleden toestand
verkeeren.... Maar, alles neemt een
zeer plotselinge wending: mijn trouwe
hond vliegt den misdadiger naar de keel,
de twaalfloops revolver ploft hem uit
de misdadige handen en de bruut blijft
roerloos liggen. Mijn hond houdt de
wacht, terwijl ik rustig en beheerscht
en met vaste stem de politie opbel.
Wanneer ik met de dienders bij den
snoodaard terug kom, kijkt de hond
mij aan, alsof hij zeggen wil: Pas de
quoi, ouwe jongen, 't was heelemaal
niets bijzonders hoor...."
Zóó was mijn hond, een half jaar
lang, op straat en thuis, overdag en
's nachts en ook in de schemering van
den vallenden avond.
EN eens op een middag liep ik in de
buurt van de Wester Suiker
raffinaderij. Ik liep daar met een
vriend. En langs ons heen fietste,
behoed- en langzaam, een man. Hij
was zichtbaar en zeer uitgesproken
een rechercheur, een rus, zooals Am
sterdammers dat noemen. Hij was
rechercheur in alles: in den stijl van
zijn fiets, de snit van zijn boord, de
coupe van zijn C. en A-tje, de kleur
van zijn regenjas, de onaandoenlijke
blik zijner oogen, in geheel het onna
speurlijke, dat den Amsterdamschen
rechercheur kenmerkt. Bovendien liep
er een hond naast hem,een Hollandsche
herder met belangrijke sporen Duitsch
bloed. Ik wist dit laatste toen niet,
maar ik hoorde het naderhand.
Zooals gezegd fietste, rustig, de
rechercheur langs ons, den hond rechts
van zich ter hoogte van zijn voet.
Plotseling schiet uit een portiek een
zwart hondje te voorschijn, een ge
dierte ter grootte van een Kees, maar
van een vrij dubieus ras, doch zeer
vechtlustig en onheilspellend blaffend.
Het zwarte hondje vliegt op den herder
aan, wiens haren overeind gaan staan,
wiens lippen optrekken, wiens tanden
zichtbaar worden en wiens baas lang
zaam verder fietst. De zwarte bijt den
Hollandsch-Duitscher in de
achterpooten, 'n grauw en de herder werpt
zich op den zwarten hond.
Wij gaan vol ontzetting een boven
natuurlijk gevecht gadeslaan en onze
zenuwen geraken gespannen.... Dan
zegt de fietsende rechercheur, zonder
omkijken, zonder opwinding, zonder
freewheelen, zonder eenige emotie:
Hieroo", hetgeen, in het Nederlandsch
vertaald, beteekent: Hierzoo". Op
deze woorden laat de herder onmid
dellijk den af deinzenden zwartkop los en
begeeft zich zonder n overtollige
beweging, zonder op- of omkijken,
rustig, waardig en onopzichtig weer
naar zijn plaats, ter zijde van den stil
fietsenden rechercheur, die met geen
woord of gebaar het geval aanroert.
Ik stond perplex. Eén woord en dan
nog een typisch Amsterdamsch woord.
Dat was prachtig, dat was
beheersching, gehoorzaamheid, dressuur!
Dat was 'n hond ! En zóó'n hond zou
de mijne zijn zóó'n model-hond, zóó'n
juweel l En ik begreep beter dan
ooit de verlangenden roep in mijn
ziel naar een hond, nu al maanden
lang....
Toen nam ik lijn 5 en ik begaf mij
naar een straat, waar aapjes en
hondjes en katten, marmotjes en
papegaaien en witte muizen te koop
waren en gedachtig aan den recher
cheur vraag ik den hondenkoopman
naar een herdershond.
MT.
PUZ2LES
federe week wordt voor het woordraadsel een prijs uitgeloofd, welke bestaat uit =
een ingelijste kleurenreproductie naar een stilleven van Vincent van Gogh. |
Inzendingen vóór Woensdag op een briefkaart. Op de adreszijde puzzle vermelden, i
De prijswinnaar van deze week is: mej. B. Kuilman, p/o Slatenweg 89 b II, Rotterdam, f
Nieuwe opgaven
Uit onderstaande lettergrepen moe
ten 22 woorden gevormd worden, wier
ie en 36 letters een spreuk van
Shakespeare vormen.
be - ber - bob - boog - brood - een
deel - der - det - do - drab - dren - dy
ed - el - em - es - fir - ge - geel - ger
groen - grond - in - je - kies - lans - Ie
log - ming - mold - mu - na - ne - nen
nie - no - oc - on - pand - pe - ra - ren
sti - te - ti - to - tijd - ur - us - uur
werk - wet - win - ze - zucht.
i.
2.
3
4
56.
78.
910.
ii.
12.
1314.
1516.
'718.
19.
20.
21.
22.
Omschrijving :
i. deel van het studentenleven, 2.
lichaamsdeel, 3. Nederl. romanschrij
ver, 4. kruiken, 5. schip, 6. stad in
Duitschland, 7. naam van een paus,
8. prikkel, 9. voorgerecht, 10. maand,
il. winst, 12. ziekte, 13. profeet,
14. jongensnaam, 15. rijkaard, 16.
leedbeklag, 17. philosoof der oudheid,
18. klok, 19. juridisch werk, 20. pro
vincie, 21. lauw windje, 22. waarborg.
Tijdverdrijf
Negen lucifers
Oplossing
Het bleek niet gemakkelijk te
zijn met de negen lucifers een
zeszijdige figuur te maken. Hier ziet u
echter dat het mogelijk is door een
kubus te vormen, waarvan u hier
natuurlijk slechts drie zijden kan
zien.
Nieuwe opgave
De nieuwe wijzers van de klok
Tusschen twee uur
en drie uur gisteren,"
zei mijn vriend keek
ik op de klok en ik hield
bij vergissing de groote
wijzer voor de kleine.
Tengevolge van deze
vergissing leek het
vijf en vijftig mi
nuten later dan het
werkelijk was. Wat
was de juiste tijd?
Oplossing de volgende week.
Visitekaartje
(J)r. (u. ^ouwebrave
{fCeerten
Welk beroep heeft deze man?
Oplossingen
Woordraadsel
Och wat al jammers broedt een
wrok. (Vondel)
OORSPRONG
CARBID
HEERSCHAPPIJ
WANORDELIJK
ARMENZORG
TAN DPOEDER
AMSTELVEEN
LEVENSAVOND
J EREMIADE
AANNEMER
MER WEDE
MOTREGEN
ERFOPVOLGING
ROEKELOOS
Visitekaartje
Het beroep van R. N. Lagevier,
Schans, is:
GARNALENVISSCHER.
Het wekelijksche
schaakminiatuur
Probleem van johann Behting
abcdefgh
a b c d e f g
Mat in drie zetten
Stand:
Wit: Kbó, Des, Pes.
Zwart: Kd8, Peó, 67.
93 Zs
So?93d
83
}
:So?IOQ -z
i
gu?iqa ?£
i iq?IOQ 'Z
j 10?£aQ -i
SujssojdQ
PAG. 19 DE GROENE No.3288