Historisch Archief 1877-1940
Gevolgen van bevolkingsvermeerdering
STEEDS scherper ziet men in, dat de meeste
maatschappelijke verschijnselen rechtstreeks
en zijdelings met het aantal personen in
verband staan. Hierop wees prof. Steinmetz in zijn
Sociologie. Stijging (of daling) van het bevolkings
aantal roept reacties in het leven. Men kan spreken
van een maatschappijbeschouwing, als men het
aantal personen óók beslissend acht voor verande
ringen in alle levenscategorieën.
Men hoeft zoover niet te gaan, om toch tot de
conclusie te komen, dat een stijgende bevolking
ingrijpende wijzigingen teweeg brengt. Politieke,
doch ook economische. Zij noopt den m^nsch
nieuwe banen in te slaan. Nieuwe bestaansmiddelen
moeten gevonden worden, wil ondergang in den
strijd om het bestaan niet het gevolg zijn.
Bevolkingsvermeerdering uit zich op de volgende
wijzen:
ie. urbanisatie. Deze is in laatste instantie niets
anders dan een relatieve overbevolking van het
platteland. Te plattenlande is het geboortental
steeds iets hooger dan in de steden, terwijl de sterfte
er ongeveer gelijk is. De bestaansmiddelen zijn in de
steden grooter in aantal dan te plattenlande. Het
bevolkingsaccres kan op het land niet productief
geabsorbeerd worden. Verschillende landbouwstadia
moeten echter in aanmerking genomen worden. In
een land met monocultuur, zooals Amerika heeft
(graan- of maisverbouw, waarbij groote machines
gebruikt kunnen worden) zal eerder uitstooting van
personen plaats vinden, dan in een land met
intensieven landbouw, zooals Nederland dien kent. In de
meeste landen heeft trek van het land naar de stad
plaats, hoezeer dan ook tempo en rhythme door de
conjunctuur aangegeven worden.
26. proletarisatie, d.w.z. de menschen worden
loonarbeiders of moeten door de overheid of
parti'culieren (of beiden, zooals in het oude Rome) onder
houden worden. Als de bevolking stijgt, sluiten zich
de bestaansbronnen. Onze landgenoot, wijlen Mr. H.
J. Nieboer, schreef hierover een werk Slavery
as an industrial system". Eén zijner stellingen is,
dat slavernij niet bestaan zal, als de bestaansbronnen
zich sluiten. Er met andere woorden geen vrij land
meer is. Waar dit bestaat, zijn de bestaansbronnen
open. En in dat geval zal slavernij zich voordoen.
Een der oorzaken voor de afschaffing der slavernij
in de Vereenigde Staten was de sluiting der bestaans
bronnen. Wij kunnen vervolgens wijzen op ons
Suriname. Hier werd in 1863 de slavernij afgeschaft,
maar daarmede verloren wij de negers als arbeiders.
Zij gingen wonen langs de rivieroevers, het was en
is voor hen geen noodzaak zich als loonarbeider
aan den blanke te verhuren. Suriname heeft echter
onvoldoende arbeidskracht, hoewel er vele negers
vrij rondloopen. In uitgestrekte agrarische gebieden,
waar voldoende ruimte is om nieuwe nederzettingen
te doen ontstaan, heeft deze proletarisatie niet
plaats. Abessinië(Ethiopië) is een echte landbouw
Staat. Het = 40 X Nederland, er wonen 12 millioen
menschen, d.i. 9 per km'-. In de hoofdstad, Addis
Abeba, wonen slechts 150.000 personen. Men lette
lop dit aantal en vergelijke met Londen. Er blijkt uit,
.dat Abessiniëin feite geen bevolkingsconcentratie
heeft, maar ook, dat er nog geen proletarisatie, in
<ten zin dien wij er aan toe kennen, heeft plaats
gevonden. Zij zal er voorloopig ook nog niet plaats
vinden. Maar. .. . dat moet een onderwerp zijn voor
een volgende beschouwing. Abessiniëkent nog
.feodale-, dat zijn leenverhoudingen. In Abessini
AAN INZENDERS VAN MANUSCRIPTEN
wordt verzocht bij hun bijdragen een ge
frankeerd briefomslag met adres van den
afzender in te sluiten. Op het adres van
stukken, voor de redactie bestemd, ver
melde men geen namen van personen.
bestaat nog slavernij. Nieboer, voornoemd, noemde
open bestaansbronnen: ,,open resources", gesloten
bestaansbronnen: ,,closed resources."
3e. kolonisatie. Deze geschiedt middels landver
huizing. Kolonisten hebben een bijzondere mentali
teit. Sociale verschijnselen in een kolonisatiegebied
wijken altijd sterk af van die in reeds lang bewoonde
gebieden, omdat de historische en sociale continu
teit verdwenen is. Met dit vraagstuk houdt men zich
den laatsten tijd intensief bezig en wij willen niet
nalaten hier op den baanbrekenden arbeid van
Prof. ter Veen te wijzen. Deze schreef een boek over
de Haarlemmermeer als kolonisatiegebied. (Het
Haarlemmermeerboek) en hij wist de fouten aan te
wijzen, die bij de droogmaking van deze groote plas
(18.000 ha.) gemaakt zijn. Fouten, waarmede thans
bij de droogmaking van de Wieringermeer en de
andere Zuiderzeepolders rekening gehouden wordt.
De Stichting v.h. bevolkingsonderzoek in de
drooggemaakte Zuiderzeepolders houdt zich met kolo
nisatieverschijnselen bezig, althans in ons land.
AAN kolonisaties in het buitenland ligt emigratie
ten grondslag. Emigratie houdt verband met
de conjunctuur. Niet altijd is de emigratie even
intensief. Sir Robert Giffen schreef in 1885: Wat
ik in vorige rapporten heb geschreven is, dat emi
gratie in den regel niet plaats vindt in tijden van de
ergste malaise van den handel, maar juist in tijden
van welvaart, die onmiddellijk op een periode van
malaise volgen, en dat zij, de landverhuizing, weer
begint te dalen, wanneer depressies terugkomen."
Hierbij is dus verondersteld, dat de economische
toestanden beter moeten zijn in andere landen, dan
in het land waar men zelf woont. Zijn in het laatste
de toestanden beter, dan vertrekt men niet.
Landverhuizing kan men in bepaalde omstandig
heden zien als het zoeken naar ,,open resources" op
groote schaal. De tegenwoordige wereld schijnt haar
bestaansbronnen grootendeels gesloten te hebben.
Emigratie kan bijna niet meer plaats vinden.
ZuidAmerika is welhaast het eenige land, dat op
eenigszins vrijer schaal emigranten toelaat. Met emigratie
en kolonisatie houdt verband het vraagstuk van het
streven naar koloniën, waarop wij t.z.t. zullen in
gaan. Koloniën toch hebben het volgende belang in
verband met het onderwerp dat ons hier bezig
houdt:
ie. een bestuursapparaat; 2e. leidinggevenden
arbeid bij de productie; je. er worden producten
vandaan gehaald; 46. er is afzet voor eigen pro
ducten; cje. kan er kapitaal geplaatst worden; 6e. er
zijn vervoersbaten; 76. regelmatige verbindingen,
die bediening eischen; 8e. de mogelijkheden worden
economisch vergroot, waardoor energie geprikkeld
wordt.
4e. rationalisatie van landbouw en industrie.
Het industrialisatievraagstuk heeft ons in de laatste
jaren niet los gelaten. Om menschen te voeden is
vlucht in de industrie noodzakelijk.
Wat de rationalisatie van den landbouw betreft,
deze uit zich op verschillende wijzen:
terrassenaanleg, het maken van wadoeks, zooals op Java,
ruilverkaveling, verkeersintensificatie, gebruik van
kunstmeststoffen. Zelfs de wetgeving wordt er
veranderd. Onze tegenwoordige pachtregeling houdt
veel meer dan de vroegere, rekening met de nood
zaak tot productiviteitsvergrooting van den grond.
Men lette op het onteigeningsrecht tevens. De
grondeigenaar is meer en meer een functionaris in
dienst van de gemeenschap geworden. Onteigening
kan zeer snel plaats vinden. En achter alle maat
regelen schuilt de steeds stijgende bevolking. De
bevolkingsgroei is inderdaad een der meest markante
verschijnselen van den laatsten tijd en hij drukt
overal zijn stempel op. Deze groei maakt van na
tuurlandschappen cultuurlandschappen, primitieven
worden in dienst gesteld van den homo sapiens",
waarmede geweldig veel zielkundige reacties ge
paard gaan. Dr. E. VAN HINTE
Antwoord
aan de Tooneeldirecteuren ')
HET valt mij tegen. Ik had gedacht,
dat de heeren tooneelleiders, die
toch zoozeer geoefend zijn in het be
luisteren van accenten, in mijn betoog
wel in de eerste en de tweede en de
derde plaats mijn verlangen naar een
beter tooneel zouden hebben gehoord;
dat ze het niet zoo heelemaal met mij
oneens zouden zijn geweest omtrent
de matige waarde van ons tooneel van
heden; en dat ze misschien zelfs wel
eenige welwillende aandacht zouden
hebben willen schenken aan de grond
slagen zooals ik die zie voor iets beters;
waarvoor noodzakelijkerwijs het oude
systeem verworpen en verlaten moest
worden. Zij geven er echter de voor
keur aan, zich persoonlijk beleedigd
te toonen, en zoo min mogelijk te
spreken over wat mij wien alle lust
tot persoonlijke beleediging ver was
het eenig belangrijke voorkomt.
Waar ik alleen iets voel voor een
vruchtbaar debat, zal ik uiterst sober
zijn in de beantwoording van deze
kibbelarijen.
ie. Hoe mijn beschouwing den heeren
verwondert om mijn persoon", be
grijp ik niet. Ik heb altijd rechtuit mijn
meening verkondigd. Wat het tijdstip"
der publicatie aangaat, dezelfde denk
beelden die ik in De Groene publiceerde,
heb ik al jaren lang verkondigd;
reeds in 1917 op de jaarvergadering
van de Maatschappij der Nederl. Lttt.
te Leiden ; laatstelijk op 23 April in den
Haagschen Kunstkring (zie verslag in
het Vaderland van 24 April) en op
6 Mei in de Tooneelschool (zie verslag
in het Handelsblad van 7 Mei). Overi
gens lijkt mij d.t tijdstip tus:chen
twie seizoenen het rr.eest juiste
voor een herhaling.
26. Verwijten de heeren mij incon
sequentie. Dit past volkomen in een
poging om het debat op lager peil te
brengen; het gaat geheel buiten de
zaak in quaestie om. Al was ik nog
zoo'n inconsequent wezen, daarom
moet toch het tooneel verbeterd wor
den, dunkt mij. Wat nu die beweerde
inconsequentie zelf aangaat, de
opmerking zou hout snijden, als de
Tooneelschool ook een
tooneelgezelschap was, en ik de directeur daarvan.
De Tooneelschool heeft echter de taak,
jongelui op te leiden, opdat zij geschikt
worden voor het tooneel, zooals dat
op 't oogenblik is. Ik geloof geen
blaam te verdienen, omdat ik niet
onmiddellijk, midden in een cursus
gevallen, de Tooneelschool een eind
van de tooneelpractijk heb verwijderd.
Voorts zijn er dit jaar op de School
meer Nederlandsche dan buitenlandsche
werken gespeeld.
36. Wat het verwijt betreft, dat ik
onhandige zakenlieden aan 't hoofd
der tooneelgezelschappen zou willen
zien, is 't werkelijk de moeite
waard om, waar het een zoo ernstige
zaak geldt, op zulk, de hoofdzaken
genoeglijk uit 't oog verliezend, woor
denspel in te gaan ? Ieder niet op
misverstaan ingesteld lezer zal wel
begrepen hebben, dat ik bedoel, dat
ik in den tooneelleider voor alles
artistieke belangstelling eisen.
4e. Ik heb geenszins beweerd, dat
het publiek zich van het tooneel af
wendt. Alleen: dat in een tijdsgewricht,
waarin men geen lust heeft in uit
gaan", maar wel behoefte heeft aan
verheffing, men toestroomt naar het
Concertgebouw, maar niet naar den
Schouwburg.
5e. Dat men in 't buitenland niet
van het Nederlandsche tooneelr
pertoire op de hoogte zou kunnen blijven,
schijnt mij een te zonderlinge be
wering om erop te antwoorden.
6e. Dat ik met een zeker succes van
vaderlandsch repertoire een artistiek
en niet een commercieel succes be
doelde, is, geloof ik, ook duidelijk
genoeg. Die twee soorten van succes
zullen echter samengaan, indien de
voorwaarden, in mijn derde artikel -)
aangegeven, vervuld zijn. Welk artikel
trouwens, in bezit van de redactie
van De Groene, vóór de Open Brief
der Heeren inkwam, naar ik meen,
vele hunner bezwaren ondervangt.
25 Juni 1940. JAN WAI.CH
'! "i' >1 i >n.^ lcc< 1\\ c/cn H ilnnr ccn ,-^a im'n
'iMip van < inistandi^licilcn hij^aand ant
VA.MCH-C! van i'rnf. \VuIcli uu't, /ix.aK de
herleiding \v;t>, dmvt ilc vniT_:c ur-ck
niirlcr ilcn ..Open Hncl" nc|ila;il-t
K c.l.
?-; In .,1 k' ()n -ene'' \ a n -'< < Juni l .1.
PAG. 5 DE GROENE No. 3289