Historisch Archief 1877-1940
Onze omroeper
ONZE omroeper is eigenlijk wel de gebeur
tenis van ons openbare leven. Dat wil
zeggen: als hij omroept, wat niet zoo zeer
vaak voorkomt. Omdat, ten eerste, ons openbare
leven nu eenmaal niet overrijk is aan gebeurtenissen.
Ten tweede, in den loop van de uitoefening van
zijn ambt (of is 't een bediening?) De Duinstreek"
is komen te verschijnen dat wekelijksche
streekblad, waar 't .allemaal in komt, waarvan met
eenigen goeden wil aan de diverse dorps-burgerijen
kond kan worden gedaan. Ten derde, omdat daar in
de kommen der buurtschappen de aanplakborden
staan, en buiten die kommen de palen met de
plakkaten, waarop de wisselende burger- en militaire
overheden in den oorlogstijd de onrustbarendste,
zoowel als de louter ordenende en voorzienige
decreten in den voor den landsman weliswaar
niet steeds zoo glasheldere kanselarij-stijlen hebben
geproclameerd. En proclameeren is vanzelf de
alles overtreffende trap van omroepen waar onze
omroeper dus nooit aantoe komt. Maar voor 't
overige en derhalve ten vierde enz., heeft
onze omroeper, zou ik zoo denken, nog wel wat
anders te doen voor zijn gezin met de negen kinderen
dan om te roepen wat eigenlijk maar een bij
baantje is.
Zijn vastigheid in 't maatschappelijke is natuur
lijk de werkverschaffing in duin. Hier stapt hij, uit
zijn rustieke arke Noachs, zoo maar welgemoed
binnen over zijn werf. Tusschen zoowat verwaaide
dennetjes en vlammende brem zwerft daar de
rommel van allerhande lichtelijk roestende en
bladderende motor- en rijwiel-fragmenten, een foto
nood-auto-kerkhof waar de melk-gevende geit Eva Besny
graast n 't bokje voor de slacht. De kippen schar
relen er rond om z'n voeten met al die buitelende,
eekhoorn-bruine kleine knecht j es en deerntjes
van hem. De oudere jongens staan er ernstig ver
diept ambachtelijk te prutsen en te knutselen
in en uit de al wat vervallen boetjes met de belen
dende knijnehokkies. Daar is ook nog de brouwerij
van de winteraardappels, die hij welgevallig be
schouwt aan 't loof. En zoo laveert hij door zijn
roezig en roerige possessie, hier en daar met z'n
vaderlijk streelende hand over een vlasblond
bolletje, een mekkerend kopjesgevend koppetje
zoo nog maar wat lenigies van gang als een vrije.
Tot hij in eens, met een vervaarlijken stap over 't
prikkeldraad heen, zich vermant en door dat
boschpaadje omhoog naar de nollen klimt, om zich met
zijn mede tewerkgestelden te vergaren in de zon
zij 't nu allemaal bezorgd, omdat ook dit weldra
zal zijn afgeloopen voor de nieuwe ordening.
Da's dus de werkverschaffing, van zandgraven,
zandkruien, helmpoten, zuchten aan de tuit van
den koffieketel hoewel nu zaliger nagedachtenis.
Maar voor een monteur van zijn vak, die onder
meer drie jaar in Essen bij Krupp aan de motoren
heeft gestaan, ja, want dit heeft onze omroeper
ook al gedaan geeft dit eigenlijk gezegd niet de
grootste voldoening. Waarom hij nog wel eens
liever bij de notabelen gaat tuinieren, voor den
in- en den verkoop fietsen, motorfietsen, soms zelfs
zoo'n twoseatertje uit stukken en brokken in
elkaar mechaniseeren, maar wie koopt die nu
nog zonder een druppie benzine? En toen is hij,
na als dijkwerker tijden lang zand te hebben
gewasschen, mee gaan slopen als brander aan dien
hier bij Kamp gestranden ouden Engelschen
kruisertot 't hem te ziekeneurig ging, wat ze vingen aan
metaal, en hij bij dit wrak als duiker in zee is
gedebuteerd, voor een goed jaar lang. Zwaar?
Niet als je gestel er tegen kan. En menig maal
heeft hij er stukjes koper aangepikt van twaalf,
van zestien ton. Tot dat zand en dat water 't al
maar lastiger maakten, en ze eindelijk die heele
plok pantserplaten aan een aannemer hebben
verkocht voor ? 75.?omdat ze er toch niet meer
bij konden komen.
Nou, dat werd dus motoren monteeren in de
Wieringermeer, geroepen, door een ingenieur die
hem wel kon op z'n eigen motor uit Groet alle
dag heen en weer toen 't ook daar begon te
spoken door den oorlog.
Maar nadat hij in '23 hier op dorp was verzeild
met zijn vrouw en kinderen, toen hadden ze eerst
heelemaal niets" te eten gehad. Moest hij toch
zien, dat hij aan een boterham kwam. En zoo nam
hij een bunsing-hondje over. Dien winter verdiende
hij in eens weer dubbel en dwars. Bij 't
staatsboschbeheer over dag wegen aanleggen, voor zestien
guldetjes in de week. Maar met dat hondje, 's avonds,
verdiende hij er nog eens ruim eens zoo veel bij.
Want die spoort ze wel op, hoor. Behalve dan als de
bonsink onder een hooimijt kruipt. Dan blaft hij
er wel bar naar en vliegt er om rond, maar de
heele mijt zou je om moeten smijten, om 'm te
vatten. Nee, in zoo'n duikertje onder den weg,
daar moet ie z'n eigen verschuilen. Dan zoekt de
hond 'm daar ook, en rent en rent en de bonsink
laat die vergankelijke lucht na. Stoot je er met den
stok naar, komt ie er uit. De hond vliegt 'm aan,
en niet malsch. Net als 'n hond en 'n kat, maar op
't lest bijt hij 'm dood. En dan kwam die opkooper
uit Alkmaar hier heen, steevast den heelen winter
twee maal in de week. Die gaf er, zoo in den bal
van je hand, graag tien tot achttien harde guldens
voor zoo'n beestje om z'n huidje dat je 't met
geen werken kon verdienen.
WIJ zaten van zelf in de nette kamer van de arke,
met dat Zaansch groen geverfde beschot en
de wassen ruikertjes op tafel van de vele familie
portretjes in koperen lijstjes wees hij zichzelf als
soldaat aan, als schooljongen in Friesland nog,
als duiker bij de Prince George, dat wrak, en ook
drie oomzeggers, een Hollander en, van z'n vrouws
kant, twee Duitschers, aardige jongens met nog
kinderlijke gezichten, branie in hun uniformen die
alle drie zijn gebleven. En telkens wrong een
peenharig kopje, vingertje in den neus, stom benieuwd
door de kier van de deur. ... en 't oudste baneusje
vroeg of dat nu die meheer was, wat ze uitsprak
als iets nog wel griezeligs. Maar nee, 't was
zonderling: in deze binnenhuis-omgeving herkende
ik toch niet de altijd ietwat magische figuur van
onzen omroeper, meest in den schemer en uit de
verte door het groen van wien je vanzelf, op zijn
verrassende toeter-alarm, met daarna den inzet
van zijn zware dramatische stem. ... de openbaring
verwacht van 't wonderbaarlijke geheim.
Trouwens, ik voor mij geloof, dat hij zijn blijk
baar nog wel hoogen post bij de brandweer, zelf
ook aanzienlijker acht, dan zijn staat van omroe
per. .. . hoewel hij hierin toch eenling is, dus be
kleed met oppergezag. Al moest ik bedenken, dat
in onzen danig vervlakten tijd de omroeper dan
ook niets meer gemeen heeft met den heraut van
wapenen, op zijn witten klepper, schabrak,. .. .
gouden helm met pluim, zilveren bazuin. Want,
toen ik hem vroeg, als de werkverschaffing op was,
of hij dan mee naar Duitschland te werk zou gaan,
zei hij te verwachten hier wel bij de spuit gehand
haafd te zullen blijven. Toen in dien nacht de
legerauto's ons nieuwe rijwielpad te gruizel hadden
gereden, waren de makkers allemaal uit hun bedden
gehaald om 't te herstellen maar hem hadden
ze immers door laten piepen, vanzelf in zijn
brandweer-waardigheid. En hiervan nog wel bewust
wees hij mij: hier hangt mijn jas." Ik zag de
knoopen blinken. En daar de helm."
Maar neen, ook een uitrusting heeft de omroeper
niet. Als distinctief alleen het briefje met het
gemeentelijke wapen van den burgemeester, en
later van den militairen commandant met,
later dan, 't toch ook nog wel triomfantelijke
bewijs, dat hij door alle posten mocht.
Trouwens, uit z'n eigen vertelde hij heeft
hij indertijd de omroepers-functie opgepikt, 't Was
toen zijn buurman, de noodslachter, hem gevraagd
had: Ik heb een heele beste koe hangen. Maar
hoe moet ik daar af komen?"
Omroepen!" had hij zonder bedenken ge
antwoord.
Durf jij dat?"
Wel zeker wel." Daar heeft hij heeiemaal nooit
last van. 't Hangt van je zenuwstel af. Als hij nog
wel eens tooneel speelt, heeft hij er ook geen erg
in. Nou, en van zelf kwamen de menschen op
dien omroep af. Zoodoende is hij er mee begonnen.
Loopende nog. Van Camp, den Voorweg, door de
Nollen den Omloop. .. . Vier uren had hij werk.
Een ouwe pan had hij meegenomen en daar sloeg
hij met een pollepel op. Dat maakte een elkeen
nieuwsgierig. En ze vroegen 'm: Wat heb je nou
weer?" Koevleesch, natuurlijk, of
paardevleesch. Drie pond en vier pond een gulden."
Wanneer kunnen we 't halen?" Negen uur
morgenochtend."
Dit ging zoo voort voor den noodslager. Hij
wist 't nog goed uit Friesland. Daar gebeurt 't
nog veel, met een grooten bel erbij. Zijn broer doet
't er ook wel. 't Lijkt dus toch een familietrek.
Maar in die veel bewogen maand van Mei werd
't erger meenen. Toen klom hij ervoor op de fiets,
blies op zijn koperen toeter stapte daarna af,
in de kommen om de drie vier huizen, en riep 't om.
Dat was ernst: De militaire en burger overheden
te Schoorl herinneren de burgerij nogmaals aan
het verbod tot loopen in de duinen, dat
levensgegevaarlijk en strafbaar is. ... Zegt het voort!"
De burgemeester van Schoorl maakt bekend,
dat hedennacht te vier uur de eerste trein met
geëvacueerden. ... 2e dat Maandagmorgen de nog
niet ingeleverde vuurwapens. .. . Zegt het voort!"
Namens den legercommandant wordt mede
gedeeld dat geen burger zich op straat mag be
vinden. .. . straf bepaald. Zegt het voort!"
En dan vanzelf van den winter als alle water
leidingen moesten worden afgesloten voor 't be
vriezen. .. . Maar nu weer is er geen vastigheid,
als meest een koe of een paard geslacht is, dat
gauw weg moet. ..."
En je stern, als je 't zoo vier uur lang hard
moet roepen?"
Die stem heb ik gekregen. .. . En overigens,
wat zal ik er veel van zeggen ? is 't zoo maar
een opgeraapt baantje." M. J. BRUSSE
FAG. 7 DE GROENE No. 3289