Historisch Archief 1877-1940
Cornelis Veth
DE eigenlijke belletrie voor kinderen dateert
pas uit de i8de eeuw. Mevrouw Knuttel
Fabius spreekt van 1770?1780.
Hoe vreemd het ons ook moge voorkomen, het
denkbeeld, om de kinderen, door lectuur, die geen
andere bedoeling heeft dan onderhoudend te zijn,
aan het lezen te houden, is zelfs nog jonger. Want
zelfs die kinderboeken of verhalen, die in de acht
tiende en het begin der negentiende eeuw versche
nen, waren of heel wijsgeerig en geleerd, of
moraliseerend en vroom ook wel beide tezamen.
Om den geest van den tijd te kennen, zie men het
omslag van een Wochenblatt", dat N.B. Der
Kinderfreund" heet, op welks vignet de kinderlieve
redactie niets aantrekkelijkers wist te doen teekenen
dan een schoolmeester, die zich gereed maakt de
tot dit doel met gelatenheid opgehouden hand van
den knaap met de plak te bewerken ! In een
Hollandsch werkje voor kinderen, omstreeks dien
zelfden tijd, wordt de goede schoolmeester voor
gesteld met een boek in de eene hand en een plak
in de andere".
Toch waren er al opvoeders, die er anders over
dachten. Van Ollefen, meen ik, dichtte al in 1782:
't Vaderlijke hart was teeder,
Dies kiest hij de roede niet
Ook 't verstand wraakt hier de roede.
Daarom volgt hij het verstand.
Och, waar men in 't gansene land,
't Opperhoofdig treitren moede
Maar hij was zijn tijd heel ver vooruit. Het kind
moest, in velerlei toonaarden, op zijn plichten wor
den gewezen.
Woorden als:
Ik ben een kind, van God bemind,
En tot geluk geschapen,
vonden ernstige bestrijding.
Onze goede vader Hieronymus van Alphen, die
in zijn tijd een hervormer was, en op verrassende
wijze weieens den kindertoon trof, die zelfs een
dichter was, zooals m.i. de prachtregel
Die perzik smaakt naar meer
voldoende bewijst, komt ons meestal als een
zedepreeker voor. Hij is luchtig en gezellig vergeleken
bij een Mary Woolstonecraft, de schoonmoeder van
Shelly, bij een Basedow met zijn Elementarwerk.
Het laatstgenoemde boek, in 1770?1774 versche
nen, houdt zich bij voorkeur met een hoogere
philosophie bezig. Het eerste (1785) voert een zeer
eigengereide dame, Mrs. Mason ten tooneele, die
in gesprekken met een paar meisjes, een strenge
en grimmige moraal uit elke gebeurtenis en elke
ontmoeting trekt. In dien geest was ook de later
f tnïurfreunï).
f t e v 25 a n 6.
b t p ©iegfrieb l' e b r e d) t (5 r u f t u <
1776
veel bespotte History of Sandford and Merton".
Deze kinderlectuur, bestaande uit dialogen van
een volwassene (meestal de vader) met leergierige
kinderen, is nog lang in de negentiende eeuw in
zwang gebleven, al werd de braafheid er gaandeweg
wat soepeler en al werd zij meer en meer vermengd
met populaire wetenschap.
Het onderricht van vaders en moeders geschiedde
dan ook, zegt mevrouw Knuttel, in alle tijden en
plaatsen. Een vroeg morgenuur, dat gebruikt wordt
om de jarige moeder, die nog aan haar toilet is,
eehige verrassingen te bereiden, biedt den vader
tevens een geschikte gelegenheid om over de
Romeinsche keizers te doceeren.
Het is waar, dat, kort na Basedow, een profes
sor der paedagogie, Stoy, een veel gemoedelijker
boek voor kinderen schreef. Hij was een der eersten,
die begreep, dat men de kinderen boeien moet, en
schreef echte verhalen, die weliswaar nog zeer leer
zaam waren en doorspekt met verwijzingen naar
den Bijbel. Wat las het kind vóór dien tijd? Goethe
vertelt ons, dat hij met waren leeshonger de oude
volksverhalen, zooals Uilenspiegel, die schone
Melusine, Fortunatus enz. verslond. Niets van dit alles,
ook niet de oude sprookjes, die Museus en later
Grimm bewerkten, was voor kinderen bedoeld, of
daarvoor, naar onze begrippen, geschikt! Er be
stond geen lectuur voor kinderen.
Of ja, ze bestond wel. Ze bestond in den vorm
van het leesboek, het boek, waaruit men lezen leerde.
Een geestig geschreven boekje van Karl Hoeker
vertelt er allerlei bijzonderheden over.
Het klassieke leesboek is het A.B.C.-boek. Het
moet al in de vijftiende eeuw bestaan hebben. In
Duitschland heetten deze kleine kinder-leesboeken,
meestal met kleine houtsneden versierd, Fibeln,
ook wel A.B.C.-Tafeln of Deutsche Kindertafel.
Men had al spoedig ingezien, dat een afbeelding
een bijna onontbeerlijke hulp was bij het lezen leeren.
DE voorstellingen, met behulp waarvan het
spellen en lezen wordt geleerd, komen telkens
weer terug. De Aap ontbreekt zoo goed als nooit.
De schrijvers hebben het nooit versmaad, gebruik
te maken van zijn populariteit bij het jonge volk.
Merkwaardig is het echter, dat hij in de vroegste
Duitsche A.B.C, boeken niet dient om de A., maar
de ff van Af f e te illustreeren.
Ons:
A is een aapje, dat eet uit zijn poot,
vindt echter een tegenhanger in een wat beter
Duitsch A.B.C., waarin betoogd wordt:
Der Affe sagt xu Allem j;i
Sein, gaiizes Wissen ist das A
beweringen, die toch wel aan eenigen twijfel onder
hevig zijn. Meer geest steekt in het rijmpje bij de
Eend, waarvan de diepere zin menigeen bekend zal
zijn voorkomen:
Von, einer Knte kommt das Ki,
Rath, was von beiden alter sei.
Sommige rijmpjes van onbekende herkomst zien
er eenigszins verdacht uit, men gaat twijfelen, of
de maker niet een beetje den gek gestoken heeft
met het genre, dat hij beoefende:
Der Affe ganz possierlich. ist,
7-umal, wenn, er vom Apfel frisst
kan er nog mee door, maar
Die selilaue Katze frisst die Mans,
Der Ka mm herunter bringt die l.aus
geeft stof tot nadenken, en nog meer
Die Kloster-Xonne thut viel Huss',
Kin Xa«elbohr man haben muss
Dit mist samenhang en logica, meer nog dan
de alfabet-rijmen die Wilhelm Busch later zou
maken, zooals
Der Nachtigall sinftt wiindersdlön,
Das Xilpfeld bleibt zuweilen stehn,
waarin men nog oorzaak en gevolg kan vinden.
DE achttiende eeuw, waarin de kinderlectuur,
anders dan als leesboek, zou ontstaan, is op
het punt van stichtelijkheid overigens wel het
gegenietbaarst. De naïeveteit van de A.B.C, boekjes
die eeuwen lang eender bleven, was al vroeg afge
wisseld door een wat zoetsappige gestrengheid. Als
men voor het kind ging schrijven, werd men onver
mijdelijk de opvoeder, die het de les leest.
KinderCiu ftfcenter 2tffe jeigct auf «inr ofel.
, u>eld;er SSrob ans bfmjOfenjicfjt.
6
bie gBifienfdjaftm laben:
im Slltcr
(Einlge Cngd, unb ein Setó, roo Jjimn fyüttn.
c
v
-£>eti f«i) engelwn, tm& ut>' im ©utcn (te!)
liebcn ©ott tint» ^enfcl)cn
cathechismen worden al in het laatst van de zestien
de eeuw opgesteld. Van het opstaan af tot het naar
bed gaan wordt het kind op rijm voorgeschreven
hoe het zich te gedragen heeft. Niet zonder humor
zijn de voorschriften van een zekeren Magiste Graf,
die duidelijk zegt, hoe men niet moet doen:
Tray>|> aut (U-r C.asse nicht, gleH'li wie eiu KaïTeiiganl
l'nd ^affe nicht hemm, sonst fiillst du uut das Maul
Kommt dir jemand von, Stand au( <leiuem weg entiïe^en
Sn such eia [Compliment demselbeu abxulegen.
Am Tische sitxc nicht vor alk'U Andren nieder,
\vcil dies ciu Merk m a l ist der uu verse liamten Hriider.
In dezen trant zijn anderen veel verder gegaan,
en hebben zelfs met zooveel smaak dusdanig onbe
hoorlijke dingen die men vooral niet moet doen be
schreven, dat hun beschrijvingen een huzaar zouden
doen blozen. In een overigens heel ernstig be
doeld Engelsen kinderboek worden de geraffi
neerdste dierenkwellingen beschreven. In hoofdzaak
is de kinderlectuur echter in dezen tijd (begin acht
tiende eeuw) onuitstaanbaar braaf. Het kind, spre
kende opgevoerd, stelt zichzelf de gewetensvraag,
of het met zijn spelen niet den tijd verspilt, die aan
godvruchtige gedachten behoorde te worden gewijd:
Ateine Zeit verstrich niit Spielen,
l:nd in jugcndlicliem Scherz
\Vie vt'rkc-hrt, ich muss es fühleii,
l'nd wie eitel ist meiu llerz.
Een wonderlijke ontwikkeling moest de jeugd
lectuur nog 'doormaken, voor ze een natuurlijk
karakter verkreeg. In het begin van de vorige eeuw
maakte ze zich los van onnatuur en
meesterachtigheid, maar verviel in een ander uiterste. Tot de
klassieke verhalen, die men voor de jeugd bewerkte,
behoorde, behalve Don Quichote enz., Robinson
? Crusoe, ook de Decamerone van Boccaccio (1815)
Men vraagt zich af, wat daarvan overbleef.
Er is echter overal, juist in het midden der vorige
eeuw en daarna, waarachtige en kostelijke kinder
lectuur ontstaan. De echte, onverantwoordelijke
dwaasheid van dokter Heinrich Hoffmann's
Struwwelpeter, de gezellige nauw-merkbaar didaktische
toon van een Jean Macéin zijn Histoire d'un
goutte d'eau", de prachtige nonsens van Lewis
Carroll in zijn Alice's" zijn sedert niet overtreffen.
Losse nummers van De Groene: 20 cent.
Toezending uitsluitend na ontvangst van
het bedrag.
PAG. II DE GROENE No. 3390