Historisch Archief 1877-1940
Nederlandsche zinnebeelden
DE ZON
WANNEER men op straat zijn
oogen den kost geeft, ontdekt
men aan de gevels der huizen telkens
merkwaardige timmermans- en metse
laars-versieringen, die een zinnebeel
dige beteekenis hebben.
Men kan tientallen jaren als een
blinde aan een en ander voorbijloopen,
zonder er dus iets van te zien. Heeft
men eenmaal ontdekt, dat er een heel
alfabet bestaat van in ons volksleven
gevestigde zinnebeelden en zinteekens,
dan gaat er een wereld van wijsgeerige
gedachten open, die soms zelfs ont
roert door haar verrassenden rijkdom.
In de boerenbevolking is hier en daar
nog wel iets blijven naglimmen van
het oorspronkelijke begrip, dat ge
hecht werd aan deze teekens op huizen,
schepen, hekken, enz. Het is een
moeizamen arbeid de volkserfenis ten deze
te achterhalen en tot volledigheid te
geraken, doch het is mogelijk, daar
ook in de ons verwante landen door
folkloristen dit werk is beoefend ge
worden. Met behulp van Skandinavië,
Duitschland en de Zuidnederlandsche
gewesten is het mogelijk gebleken tot
een vrij juist begrip onzer eigen Neder
landsche symbolentaal te geraken.
Wij hebben hierbij allereerst op het
oog de voorstellingen die wij aan
treffen in de bovenlichten van onze
oude huizen zooals: zonnen,
zonnewervels; afbeeldingen van het jaar en
het gedeelde jaar, recht-, maal- en
rad-kruisen; zonnewielen; odals, bril
len, krakelingen, levensboomen, schel
pen, ingen, zee-symbolen, enz. Er
bestaat op dit gebied een grooten
rijkdom en wij zullen ons dus moeten
beperken tot de hoofdfiguren, die
tevens grondfiguren zijn en ons den
sleutel in de hand geven van het
geheele samenstel dezer zeer oude volks
beeldspraak.
Wij vangen aan bij de zon, want dit
teeken is n der belangrijkste.
In ons volksleven, vooral op het
platteland, bij de boeren, speelt het
hemellichaam zon een
allesoverheerschende rol. De zon is de lichtbron en
werd door onze vroege voorouders
opgevat als het zichtbare zinnebeeld
voor God. Geleerden hebben beweerd,
dat in ons zonnestelsel twee zonnen
zijn: een geestelijke, onzienlijke zon
(God) en een stoffelijke of zichtbare
zon (het hemellichaam). De stoffelijke
zon is een vertegenwoordigster van de
geestelijke zon. De eerste zou, zonder
de laatste, niet zijn. Zij is van de
laatste volkomen afhankelijk. Toen
onze voorzaten tot het Christendom
overgingen, meenden zij, dat
Godde-Vader" een benaming was voor de
onzienlijke zon" en dat de zichtbare
zon God-de-Zoon" was. Zij geloofden
in den Ongeopenbaarden God" en
den Geopenbaarden God". Dat was
de Zon en den Zonne-Zoon. God
maakte zich kenbaar als
levenverwekkende Zon. Zij stelden God en de
Zon voor met het zelfde zinteeken,
n.l. een houten zonneschijf, een
metalen of steenen zonnecirkel. Zij
wilden gaarne herinnerd worden, ten
allen tijde in het dagelijksche leven,
aan de Zon. Daartoe werd er dikwijls
in den gevel een zonnecirkel uitge
spaard. Bij voorkeur maakte men deze
pal onder den nok; dat was de op
gaande zon. Wanneer de bewoner zijn
huis naderde, sprak zijn heem tot hem
zinnebeelden-taal: Gedenkt de Zon!
Gedenkt God, die als een weldoende
Zon uw leven bestraalt! Zonder Zon
gedijt niets. Daardoor werd de zonne
schijf tot een heilsteeken; men ge
loofde, dat de zonnerune heil vertegen
woordigde en dus zette men wel bij
den ingang van een wei of een boom
gaard of een tuin, een zonneschijf op
een hek of op een houten of steenen
paaltje. Onder invloed van het
stofgeloof is deze kennis verloren gegaan.
Men gaf er geen aandacht aan, be
schouwde het als een
timmermanstirelantijntje en ruimde het dikwerf
gewetenloos op. Toch zijn er duizenden
dezer symbolen overgebleven en niet
alleen in de provincie, maar ook in
onze groote steden. Dit wijst trouwens
op een verband met de boerenkultuur,
waarover wij later nog wel gelegen
heid zullen hebben iets mede te deelen.
Soms treft men in een gevel een
zonnecirkel aan, doordat de
baksteenen straalsgewijze zijn gemetseld.
Ook komt het voor, dat zoo'n zon is
dichtgemetseld. Wij teekenden in Zee
land op, dat de bevolking zoo'n cirkel
een blinde zunne" noemt. Wij
gelooven, dat de geleerden, de
volkskundige wijsgeeren, zoo'n voorstelling
aanzien als een beeld van den Onge
openbaarden God". Onze tocht over
straat kan dus gevroomd worden,
door het af en toe letten op de gevels,
op de ramen, op de hekken. In de
bovenlichten van onze
Amsterdamsche patriciërshuizen vinden wij ette
lijke zonnen en ook stralende en
vlammende zonnen. Deze voorstellin
gen zijn soms zeer kunstzinnig en
werken hartversterkend op ons ge
moed. Alleen een oppervlakkig ge
slacht kan deze bezinningsteekens
waardeloos achten. De plaats alwaar
men het zinteeken heeft uitgespaard,
ingemetseld of opgesteld, heeft mede
beteekenis. Toen men nog zelf bouwde,
gaf men zich hiervan rekenschap.
Deze beteekenis is echter slechts te
verduidelijken aan de hand van archi
tectonische voorbeelden zelf. Men moet
ook niet alles verklaren, want het is
de bedoeling dezer zinteekens, dat men
ze tot het gemoed en de verbeelding,
wijsgeerig laat spreken. Wij wijzen
alleenlijk op de mogelijkheid, dat afge
beeld is: de rijzende en ondergaande
gaande zon, in sommige gevallen de
vallende zon", waarover later.
DE zon beheerscht dag en jaar,
vooral bij de landbouwende be
volking. Toen onze voorzaten onder
vonden, dat het jaar een zonnetijdperk
was, hebben zij voor het jaar hetzelfde
teeken benut als voor de zon. Om de
twee tijdperken van het jaar (zomer
en winter) aan te geven deelden zij
de ronde schijf door een rechtstandige
lijn in twee helften en noemden dit:
het gedeelde jaar. De ronde schijf kan
dus ook het jaar" voorstellen. Het
vertrekpunt lag in God en geleidelijk
incarneert God in de stof, in den
Tijd. Beschouwt men deze zinne
beelden uit dien gezichtshoek, dan
gaat ons een licht op. Later werd de
schijf in vieren gedeeld en sprak men
van het gevierendeelde jaar". Dat was
toen men de schakeeringen beter had
leeren onderscheiden: Lente, Zomer,
Herfst, Winter. Daardoor was het
kruis ontstaan. Wij zijn wezens van
het kruis. Wij zijn gekruisigd binnen
ons openbaringsveld: het jaar. Wij
zijn gedeeld en verdeeld in den Tijd.
Maar ons inwezen hangt samen met
de Eeuwige Zon.
Wij hebben de lijn nu slechts even
doorgetrokken, om den denkenden
lezer te laten zien hoe het zonneteeken
logisch zich ontwikkeld heeft tot het
gedeelde en gevierendeelde jaar-teeken,
waaraan wij evenwel een zelfstandige
bijdrage zullen wijden. Door de deeling
van de zonneschijf was een spakenrad
ontstaan; daarom is het gevieren
deelde jaar" de eenvoudigste vorm van
het zonnewiel".
BIJ DE FOTO'S
Boven:
Belauwerde zon in het
bovenlicht van het huis
Heerengracht 282,
Amsterdam.
Daar onder:
Keizersgracht 214, zon
en sterren, met uitstra
lingsfiguren, in
vruchtboorheidsruit, o l/es
sterk versierd.
Onder:
Keizersgracht 282.
Bovenlicht met drie
voudige zon. De mid
delste zon is
omlauwerd.
Het gaat uiteraard niet aan van alle
vormen hier opgesomd een afbeelding
te brengen. Zij zijn overal in ons land
aan te treffen. Wij vermelden slechts
enkele duidelijke voorbeelden. De een
voudigste vorm is de ronde schijf. Op
een weidehek in Doornspijk kan men
middenop een zonneschijf aantreffen.
Eveneens op een houten grafteeken
uit Drempt. In de zijgevels van het
stadhuis te Deventer is bijvoorbeeld
een zonnegezicht afgebeeld met zestien
vlammende stralen. In Schellingwoude
treft men een bovenlicht van een deur
waarin als maanteeken een stralende
zon is aangebracht. Deze soort voor
stelling komt veel in de hoofdstad
voor; naar men zegt stammen deze
gulden zonnen uit onze Gouden Eeuw.
Gedenkt de Zon ! Gedenkt den Hemel !
roepen de bovenlichten den bewoners
toe, wanneer zij hun huisdeur binnen
gaan ! Kan men schooner symboliek
denken ? En is het niet een klein beetje
gemotiveerd als deze ambtelijke
versieringswerken weer eens mogen
spreken tot het gemoed van den den
kenden en aanvoelenden volksgenoot,
nu wij meer dan ooit wenschen ons
vaderlijk erfgoed te bewaren ?
Wij troffen een stralende zon" op
een emmerrek te Staphorst; twee
twaalf-stralige zonnen in den geveltop
van een huis te Oosterwolde (Fr.); een
bovenlicht van een huis te Udenhout,
met daarin een halve stralende zonne
schijf; een gevelversiering met als
hoofdmotief een stralende zonneschijf
te Amstelveen; de zonnebloem als
zinnebeeld van de zon, aangebracht
in het bovenlicht van een boeren
woning te Oosterwolde (Gld.); twee
zuivere grondvormen van de opgaande
zon in het nu reeds gesloopte stations
gebouw van Amsterdam-Weesperpoort.
Men denke vooral niet, dat deze sym
bolen sporadisch zijn of uitgestorven.
Zij zijn overal ! Men loopt er aan
voorbij, ook in de steden, want onze
bouwkundigen herhalen ze, onze aan
nemers, timmerlieden, metselaars,
schrijnwerkers, smeden, ja, onze
koekebakkers reproduceeren ze met een ver
bluffende en ontroerende wetmatigheid.
Deze teekens zitten ons in het bloed
en uit dien hoofde is het meer dan
verantwoord op hun beteekenis en
hun rol in het volksleven te wijzen.
Losse nummers van De Groene : 20 cent.
Toezending uitsluitend na ontvangst van
het bedrag. De Administratie
PAG. 15 DE GROENE No. 32W