Historisch Archief 1877-1940
Nederlandsche
zinnebeelden
Het jaar
IN ons eerste opstel over de zinne
beelden onzer vaderen, hebben wij
laten zien het verband tusschen het
zinteeken voor het symbool zon"
en het begrip jaar", gedeeld en
gevierendeeld jaar. Wij geven hieronder
een afbeelding van een gevierendeeld
jaar" zooals het aangetroffen wordt
onder een stoep van perceel Prinsen
gracht 449 te Amsterdam.
In het Frankenhuis te Zwolle trof
fen wij in een raamluik een dergelijk
gevormde lichtopening aan.
Wanneer het erg zonnig weer is,
wil de boerin wel gaarne de blinden
sluiten. Er dient evenwel toch eenig
licht binnen te komen en zoo vindt zij
't aangenaam op den tichelvloer het
beeld te zien afgeschaduwd van het
gedeelde of gevierendeelde jaar, van
het zonnewiel of een ander goddelijk
zinnebeeld.
Het gevierendeelde jaar wordt ge
vormd door een rechtkruis in den
zonne- of jaarcirkel. God of Zon
openbaart zich binnen het Veld van
Tijd als vier seizoen-aanzichten.
Toen men in onze Germaansche
Oudheid ging begrijpen, dat het eene
aanzicht zich ontwikkelde tot het
volgende, dat het doordraaide met de
zonnekracht, liet men het kruis wen
telen en zóó ontstond het omgevallen
rechtkruis of maalkruis. Daarmede
werd tevens aangetoond, dat de zon
in het jaar vruchtbaar was, zij ver
menigvuldigde, bracht nieuwe toe
standen voort. Het maalkruis kan
men b.v. tweemaal zien aan het pand
611?613 Prinsengracht Amsterdam,
bovenaan den gevel.
Recht- en maalkruis komen uiter
aard ook afzonderlijk voor; zij treden
uit den zonne- of jaarcirkel als een
zelfstandig begrip naar voren. Men
ziet deze kruisen dan ook in later tijd
in andere omlijstingen, b.v. het vier
kant. Het rechtkruis blijft evenwel
dezelfde konde doen: ik deel het jaar.
In een raamluik van een huis te
Oosterwolde in Gelderland kan men een
gevierendeeld jaar (een rechtkruis dus)
aantreffen als lichtopening. Dit alles
zijn eenvoudige, wijsgeerige, zinne
beeldige vormen, die in onze steden
iets minder aangetroffen worden dan
ten plattelande. Met het omvallen
van het rechtkruis tot maalkruis is
dus de draaiende beweging aangegeven
in haar eerste faze. Teneinde het
wentelen van het zonnesymbool inten
ser weer te geven, kwam men er toe
recht- en maalkruis te combineeren,
waardoor het achtspakige zonnerad
ontstond. De Skandinaviërs vertellen
in sommige hunner sproken, dat zij
als Noordrasvolk de afstammelingen
zijn van de Atlantiërs. Dit zouden
bewoners zijn geweest van een vast
land, dat verzonken is in wat nu
genoemd wordt: den Atlantischen
Oceaan. Deze menschen zouden zich
o. a. groepsgewijze gered hebben over
Ierland, IJsland en de Noordpool en
zouden daar toentertijd een groen
eiland hebben aangetroffen, waar
vandaan zij later zouden zijn weg
getrokken tot bij de Oostzee. Wat er
waar van is, moeten de geleerden nog
vaststellen, doch de oude Skandinaven
getuigen ervan, dat zij de Zon als een
Rad aan den Hemel hebben waar
genomen, toen de Noordpool hun
woonplaats nog was. En het is, volgens
de folkloristen, dit rad, dat gevallen is
in de zinnebeeldige overlevering. Ro
mantisch ? Ja, maar toch niet onlogisch
en zinrijk. De achtster binnen het wiel
geeft dus het draaien van de zon weer,
maar tevens een diepe incarneering
van de zonnekracht in den dag. Er
zijn ook zestienspakige zonneraderen.
De boeren zeiden mij het volgende:
De rechte lijn in het jaar is de
NoordZuid-lijn uiteraard. De punten worden
genoemd winter- en
zomer-zonnewende. Tusschenin liggen de Oost- en
West-punten, de voorjaars- en
najaarsevening, 21 lente- en 21 Herfstmaand,
als dag en nacht gelijk van duur zijn.
In oude tijden werden daarnaar
zonnediensten geregeld. Op deze wijze werd
God-Natuur gediend in den tempel van
ongekorven hout.
In Beieren ziet men de zestien
spakige zonnewielen meer dan in onze
streken. Ee,n grootuur in Beieren is
l'J., uur. Zestien grooturen vormen
een etmaal !
Het achtspakig zonnerad werd door
ons aangetroffen o.a. als rand van een
tuinhuis in den hof van perceel
Weesperzijde 28 te Amsterdam-Oost. Wij
geven er een afbeelding van. De ster
zit in de zon en het hart is opengeboord,
teneinde ook de zon daardoor te laten
priemen.
In Vlaanderen vertelt men een
uitermate zinrijke volksoverlevering
dagteekenend uit 1480 ongeveer, die
Brising en de man met het rad"
wordt genoemd. Deze sproke bewijst
duidelijk, dat het zonnerad niet puur
Skandinavisch is, maar in de middel
eeuwen ook in het Dietsche volks
bewustzijn leefde.
De achtster wordt veel aangetroffen.
Wij laten hier een voorbeeld afdrukken
een stoep rret kiezelmozaïek te Elburg
met de achtpuntige ster. Alvorens het
huis te naderen werd de bezoeker dus
herinnerd, aan het feit, dat het zonne
licht werkt in de aarde, dat Geest
arbeidt in Stof.
Het zonnerad is door Guido Gezelle
herdacht in de strofe:
Vliegende vlamme,
vlerke van 't zonnewiel,
in zijn Oer-Germaansch gedicht
SintJansvier.
Om het draaien van de zon voor te
stellen heeft men in de gothiek de
zonneschijf voorgesteld als een rad
met drie gebogen spaken. Men vindt
deze voorbeelden toch ook op het
boereland, bijv. in den vorm van een
rond raam met drie gebogen roeden
in een schuur te Grebbe. Deze uit
beelding van de draaiende zon gaat
denkelijk nog vooraf aan het ontstaan
van het gedeelde jaar".
? BIJ DE FOTO'S
©
Boven:
Rand van een tuinhuis:
Weesper
zijde 28, Amsterdam. Nu eigendom
van het Nederlandsen Openlucht
museum te Arnhem.
©
Daar onder:
Een stoep van kiezelmozaïek te El
burg, met de achtpuntige ster.
©
Onder:
Een rond raam met drie gebogen
roeden in een schuur te Grebbe.
©
Links:
Een venster het gevierendeeld jaar
voorstellende, onder de stoep van
een Amsterdamsch grachtenhuis.
PAG. 17 DE GROENE No. 3293