Historisch Archief 1877-1940
Afbeeldingen in woorden
Jacob Hendrik Speenhoff door Jacob Hendrik Speenhoff
IN Griekenland woonden op een rots de Spartanen
die deze rots bezigden voor: het afwerpen van
beschadigde zuigelingen, en die er de heele
beebies met roode soep van krenten, rozijnen en
hanenbloed groot brachten. Hadden ze tijgers
kunnen betrekken dan zouden die leerlingen zijn
gevoed met nog heldhaftiger en strijdlustiger bloed
.... want de Spartanen waren buitengewone
vechtkerels, evenals de leden van de Rotterdamsche
Voetbalklup: Sparta, alwaar ik enkele maanden
lid van ben geweest maar waaruit ik me moest ver
wijderen omdat ik het spel niet begreep. Ik dacht
eerst dat het zou gaan als: smousjassen of zoo.
In. Sparta woonde op die rots een persoon:
Diogeneus genaamd die gevestigd was in een
okshoofd waarmede hij tochten rolde door den Balkan.
Dat vat had als toegang een draaibaar deksel en
door het spongat werd geventileerd.
Al rollende zocht Diogeneus met een lantaren
(ook overdag) naar een eerlijk mensen en het schijnt
dat hij daarin niet geslaagd is. Dat komt doordat
hij de eerlijke lieden langs de openbare wegen zocht
terwijl hij ze in de gevangenissen had te zoeken
want daarin zaten de menschen die eerlijk hunne
ondeugden hadden ten toon gesteld en bekend.
Of Diogeneus in zijn ton nog overgestoken is
naar Rotterdam weten we niet en de geschied
schrijver Piethagoras heeft er niets van vermeld in
zijn journaal over de zeereis van Admiraal Odiesous
.... doch dat Diogeneus in Rotterdam is geweest is
vrij zeker want dat zien we aan Speenhoff den
Nederlandschen bard en zoeker naar eerlijke
menschen.
Speenhoff lijkt van ter zijde op dien Diogeneus.
Ook zoo een afgekauwde baard en ook zulke onder
danige oogen. Alleen rolt Oom Koos, zooals de
onwetenden hem noemen, geen ton langs de aarde
of het zoude een volle moeten zijn met
dubbelgebeide bessensap er in. Neen langs de Aarde
beweegt hij zich op die wijze niet.
Ik moet hier even de vraag stellen of iemand van
mijne lezers me kan verklaren wat het woord:
aarde beduidt? Waar komt dat woord vandaan en
waaruit is het gevormd? In het eeuwige en onein
dige Heelal wentelen milliarden Aardbollen gelijk
aan de onze, rond. En er zullen daar wel milliarden
Speenhoven medewentelen zooals er evenveel
Colijnen en Buziaux en Mengelbergen zullen voor
komen.
En Diogeneus n het Heelal hebben met dien
Speenhoff van doen.
Zeventig jaren is hij nu al loodrecht of waterpas
op deze planeet en eerst in de laatste anderhalf jaar
heb ik hem een weinig leeren kennen.
Het is niet goed dat de menschen elkaar kennen,
want dan krijgen ze een hekel aan elkaar en als ze
geheel vertrouwelijk zijn, gaan ze elk een ander
zelfs haten.
Veel heb ik met Speen omgegaan en heel wat
naars met hem meegemaakt en intusschen heb
ik hem evenmin gesnapt als zijnen ouden vriend:
Nolst Trénitéwaarover Sp. onlangs zoo geestig en
hartelijk heeft geschreven in de Groene Amster
dammer zoodat al die nummers werden uitverkocht.
De groote levensfout van Sp. is dat hij oprecht is
en waar. Duizenden zijner vrienden noemen hem
een leugenaar en niet een zijner vriendinnen ver
trouwt hem en toch is hij altijd eerlijk en is wat hij
zegt: waar. Niet wat hij doet!
Een tweede fout in hem is dat hij altijd over
dronkenschap spreekt en schrijft en zelfs dicht en
niettemin: ook teekent. Hij kan dat alles vrij aardig
maar zijne medelieden denken van hem dat hij een
dronkaard is en dien indruk moet men nimmer
willen maken als men in de wereld vooruit wil
komen. Weer zoo een woord: Wereld.... wat
beduidt het toch? Aarde, Wereld, Heelal, Hemel en
Zwerk. Toe maar.
Als kind was hij lang geen jong Diogeneusje. Hij
vond zich het slechtste boebetje van de scholen die
hij onvruchtbaar heeft bezocht.
Hij leerde alleen goed Aardrijkskunde, verder
appelen en makke eenden verduisteren, zwemmen,
zeilen, smeden, zoenen, liegen en bidden. Vooral
bidden verstond hij uitnemend en met zijne eigen
woorden die hij nog nooit aan een ander mensch
heeft geopenbaard en alleen aan den Almachtige.
Hij klom in onbeklimbare juttelaars en zwom
over de rivier en hij moest en hij zou zeeman
worden maar dat wilden zijn beste ouders in het
begin niet totdat hij door een verloren. .. . liefde
teekende bij de Koninklijke Nederlandsche Marine
en hij daar aan boord van oorlogsschepen net als
Diogeneus naar zichzelf liep te zoeken; langs
kanonnen en masten en stoommachines, want hij
was machinist en dat is het eenige verschil tusschen
hem en Diogeneus van Sparta (of die kant uit):. . .
deze leefde in eenen tijd zonder smoorkleppen en
stoomschuiven en pijpketels. Hoe achterlijk.
Bij de Marine kwam hij aan als nummer drie
van de leerlingen onder het Stamboeknummer 24087
op den i7-den Juni 1886 Ct. J. C. Commijs. Salaris
tien gld. per maand, aan boord van Z.M.
Wachtschip: J3e Prins van Oranje. Hij eindigde nr. laatst.
Hij gedroeg zich nogal raar en blonk alleen uit
door handenarbeid. Hij leerde er het smids- en
bankwerkersvak zooals dat in de toekomst elke
Hollandsche jongen zal moeten leeren; zij het dan
een ander ambacht maar:. .. . zijne handen aan
wenden, bezigen en gebruiken.
Leerling Sp. was toen zeventien jaren oud en nog
even kuisch als de Maagd van Holland op Plein 1813
te Den Haag. Wel was hij in verregaanden staat van
verkikkering en openbare verliefdheid maar van
de liefde die doodt en vermenigvuldigt wist hij nog
maar de kletspraatjes af. De lezeressen moeten zich
echter gerust stellen. .. . dat is nu alles veranderd
en hij weet en kent de loopgraven van het Paradijs:
.... Scheveningen, Seinpostduin 26 Tel. 553380
en vooral: giro 243332.
Eigenlijk heeft hij daar te Hellevoetsluis steeds
min of meer geDiogeneusd.
Hij was er wél, maar niet er bij. Hij hoorde wel,
maar verstond niet. Dus kwam hij enkele malen in
de provoost terecht op water en brood. Iets wat hem
voor levenslang een knak heeft gegeven. Nog ziet
hij zijn celletje voor zich en zijn angst dat men
hem zou vergeten. Jongens hooren niet in een cel.
Zoo dwaalde hij door andermans levens en niet
door het zijne.
Denk ik nu nog aan .hem, dan was hij toen een
leuk spookje in uniform.
Speenhoff verliet de Marine omdat hij er niet
vond wat hij zocht: avontuur.
Alles: krijgstucht en de oorlam lustte hij nog niet.
Met heel veel moeite mocht hij gaan en belandde
weer bij zijne ouders in de Gemeente Krimpen a. d.
Lek en trad in de zaken zijns vaders en ging toen
wel reizend door geheel Europa bijna. Altijd was
hij verliefd en als hij niet vischte of hengelde of
zeilde dan verleidde hij meisjes en verlokte ze tot
punaise-kusjes in de roeiboot of in de hooilanden
of onder de kroozenboomen. Maar ach, zijn zedig
heid en kuischheid brachten hem op het pad der
deugd, als deugd vrouwelijk is ? De meisjes begaven
hem en derfden hem omdat hij zoo een onnoozel
doetje was. Meisjes blijven niet tevreden met
pinkiepinkie en kneepe-knijpie. ... ze willen worden
geschud als kastanjelaren in den storm en zoo dat
de vruchten er van af smakken en niet ver van den
stam, zooals een spreekwoord vermeldt.
Koosje of Kobus of Kookie was veel te netjes.
Hij achtte de meisjes te zeer. Moeders konden hare
dochters met hem het ijs of het water op sturen en
ze kwamen even kuisch thuis als ze gegaan wa:en.
Die verlegenheid heeft Sp. nog niet verloren en al
is hij nu zeventig jaar. ... hij is nog immerlings
even strak.
Op een kwaden Zondagmiddag stond hij te
R'dam op het tooneel en op een kwaden Maandag
avond was hij beroemd geperst. Als havenlooze
teekenaar ging hij wat liedjes staan te teuteren en
als kapitalist zat hij een week daarna al in de Mille
Colonnes te Amsterdam Hij had namentelijk
eenige rijksdaalders verbrast.
Hij was beroemd geslingerd en gesmeten maar
gelukkiger was hij er niet door.
Speenhoff werd een speenboffer. Hij verdiende
per jaar een kwart tonnetje. Hij was mild en gaf
maar uit en leefde als de krekel. Tot hij opeens
ging sparen en aan de oude dagen ging denken en
toen werd hij kapitalist, dat is hij nu niet meer. Zie
giro 243332. De oorlog heeft hem genekt en als hij
voor het Rotterdamsch Nieuwsblad niet kon schrij
ven en voor de Groene Amsterdammer dan zou hij
nu steuntrekker zijn.
Over een deel van de Aarde (daar hebbie het
weer) heeft hij met zijne vrouw gekwinkeleerd en
nog komt hij er aan te pas, als het moet.
Zijn nummer" Koos en Cees dient nog dikwerf
de weldadigheid. Diende vele malen onze troepen
en zieken en als hij wordt opgebeld voor de Rotter
damsche Vluchtelingen dan klimt hij in zijn gietaar
en zijn vrouw in haar ponnetje en daar staan ze. ...
op het tooneel en wijders in de dagbladen.
Zooals ik alreede mededeelde ken ik Speen
hoff pas goed anderhalf jaar van de zeventig
die hij mede door het Heelal evacueert. Ik leerde
hem kennen door iemand die heel veel van hem
houdt. Die wees me op zijne gaven en deugden.
Die heeft hem voor mij uitgepuzzeld, bloot gelegd
en geopereerd. Die verwittigde hem dat hij goed
en gul en eerlijk was en niet de leugenaar en
boosneus dien hij zichzelf wel dacht. Die verstandige
en schrandere mensch heeft hem zijne talenten voor
de voeten gesmeten en om zich te verdedigen kwam
Sp., bij haar aandragen met schilderijen en
teekeningen, tooneelstukken, oorlogsboeken, romans,
gedichten en liedjes die hij al ademende schreef
en bijna niemand toevertrouwde. Een geheel an
deren Speenhoff vormde die mensch. Een nieuwen,
en het is jammer dat het zoo laat gebeurde maar het
troost hem dat hij het tastbare leven verlaat als
de ware Sp. En niet zooals hij dien zich immer
gedacht had.
Zoo is het: Sp. kan veel meer dan hij en men
denken, en hij is verwaand genoeg om dit in De
Groene te bekennen zooals millioenen mannen met
mij dit doen of gaarne zouden doen.
Wat troost hem dit nu dat hij iets is. O, hij lijdt
niet aan zelfverguizing of
minderwaardigheidsgepeuter.... tida baik. Maar die mensch zegde
het hem in woorden die hij nog nimmer gehoord had.
Daar ik het over Speenhoff eenmaal heb moet
ik de heele Sinterklaaspop ook van hem
opteekenen, in woorden.
Denk ik aan zijne schrifturen dan vind ik veel
wat zeer menschelijk is maar wat men niet schrijft.
Hij mag zoo gaarne het liefde-bedrijf inlasschen.
Telkens drijft hij bij zijn schrijven en tikken weer
naar de lusten van het vleesch en daar zijn de men
schen en de tijden nog niet naar. We moeten wach
ten tot we weer Spartanen zijn en Grieken die schat
tebouten van de ratsen kieperden.
Als zanger heeft hij ook een vieze naam bij
sommige Nederlanders en hunne tijdroovende kin
deren. Hij noemt een: chemise een hemd, een
buik een buik en een navel een navel. Verdrommele.
En dat hij nu juist onder de mannen de kuische
moet zijn, is wel vreemd.
Als eter is hij ook bekend. Hij heeft het er zoo
vaak over en sja: dan gaan de aardelingen denken
dat hij een smulbeer is. Eilaas en edoch .... hij
eet vliegelings om het nu maar eens opdringerig
te zeggen. Hij maakt voor de zijnen hektolieteren
soep gereed en hij spijst er zelf niet van. Vraagt
hem welgemoed ten eten gij die dit leest. Hij kluift
niet als de Pompadoer en pikt niet als Hendrik de
Vierde, Koning van Navarre. Hij bezigt zelfs het
vingerbakjen en het servet maar smullen zult ge
hem zelden zien doen; zij het dan van wat visch of
een pannekoek met spek en aardappelstroop, van
voor den oorlog bonloos.
Als huisvader is hij een Gabriël of zoo iets
buitenmodels. Hij vergeeft en vergeet en verliest alles.
Geen vestzakken als brandkasten. Alles vindt hij
goed als er maar gezwegen wordt en als hij maar
zwijgen kan en enkel aanwezig zijn.
Als hij alleen is verveelt hij zich nooit en
lijkonbevooroordeeld lijk-welwillend kan hij te midden
van zijn magen slenteren als er maar niet bij ge
sproken wordt. Hij slaapt en zit overal en men kan
in zijn huis hem tienmaal verhuizen . . . .hij merkt
het wel maar ziet het niet.
Als echtgenoot is hij even trouw en ontrouw als
al de lezers van de Groene. Huwelijksbedrog kent
hij niet omdat dit geen bedrog is. Het is een domheid
die altijd gestraft wordt. Een vrouw is niet te be
driegen, een man altijd.
Hij moge wel eens een kusje, ritselend aan
de zedeloosheid, op de wangen van een bovenjaar-.
sche vriendin in gedachten aanbrengen .... hij
blijft de stommeling die zijn bien niet neemt o
il Ie trouve.
Als vriend heeft hij nog eenige duizenden uitge
leende guldens te goed van zijne wedervrienden
die óf wel allengs zijn overleden óf nu in onwetend
heid des harten over de aarde als ijzervijlsel
rondglijden door de magnetische krachten.
Vroeger hield hij open tafel en bed en schuiflade.
Nu is hij benard en tot vloekens toe gelukkig.
Maar hij zoekt nog steeds als Diogeneus naar
zijne vrienden en tientjes.
Ze gaan langs hem en zijn notitieboekje in zijn
colbertje en kennen hem nu niet. Laatst toen hij
voor de zijnen geen geld had voor de bioscoop en
een nieuw pakkie en wat forellen antwoordde hem
een zijner vrienden, die nu rijk is en waarvan hij
nog altijd een paar honderd pop krijgt, dat: hij
hem wel de mooiste plekjes van den Haag wilde
laten zien, maar leenen deed hij niet als: grond
beginsel. Toen verkocht hij een artikel over Trénit
aan de Groene en toen waren de zijnen ingelukkig.
Nu zoekt hij niet meer.... ik bedoel Oome Koos.
Als werker is hij een bokser van staal. Werken
is zijn vreugde. Teekenen en schrijven en met de
verwen arbeiden. Hij schreef in negen dagen een
boek over den Vijfdaagsche oorlog. Een zeer goed
boek maar dat niet verschijnen zal.
Daar mijn ruimte is volgeschreven eindig ik
noode. God zij met U.
Ik voeg er nog even aan toe dat hij me zooeven
opbelde en me vroeg hoe ik over mijn Vaderland
dacht en ik antwoordde: net als jij en Diogeneus.
Als er beroemde Nederlanders zijn die een
geteekend portret wenschen . . . . ?
PAG. 7 DE GROENE No. 3293