Historisch Archief 1877-1940
Letterkundig leven
Het boek van reuzen en dwergen
IN mijn bezit is een allerliefst klein blauw gebon
den boekje (hoog isVa. breed 9 en i1/, cm dik).
In dit beknopt bestek van ongeveer 200 cm3
ligt het hoofdwerk opgesloten van een denker, die
na een veel bewogen zestigjarig leven van strijden
en polemiek eindelijk den waren toon vond om
voor alle leeftijden en voor vele geslachten ver
staanbaar te spreken.
Het is niet slecht als een mensch zich van tijd
tot tijd te binnen brengt, dat het menschdom zich
door zijn beschaving van zijn oer-instincten dreigt
te verwijderen. Immers die oer-instincten sterven
niet: de mensch is een natuurproduct, hij is een
beschaafd dier. Elke beschaving dreigt in huichelarij
te ontaarden welke met den dierlijken oorsprong en
blijvende aandrift van den mensch onvoldoende
rekening houdt. Swift ontdekte deze waarheid voor
zijn tijd en hij predikte haar. Maar hij werd het
prediken moe. Hij had er het onnutte van leeren
inzien en toen pas ontwaakte goed en wel de dichter
in hem, die hij was, de fantast; hij liet zijn ver
beeldingskracht los uit den predikant en het zou
geen verwondering wekken als de kleine predikant
geschrokken is van den grooten fantast, die uit
hem naar voren trad, als een reusachtige gestalte
uit de schaduw van een dwerg.
De reizen van Gulliver, ziehier het resultaat van
deze inwendige verlossing. Er zijn boeken op de
wereld, die men kapot kan slaan en uiteenrukken,
die men samenpersen kan in enkele bladzijden en
uit doen dijen tot een foliant, maar ze blijven
dezelfde. Don Quichotte is zulk een boek, Faust is
er een, Moeder de Gans, ook Gulliver.
Welk kind heeft niet van Gulliver gehoord,
Gulliver, die aan land spoelt in een rijk, waarvan
de bewoners maar even grooter zijn dan zijn middel
vinger? Welk kind vindt het niet heerlijk zich te
verbeelden eens in zulk een rijk te belanden, om
de menschjes, die er wonen, in zijn handjes te
kunnen nemen, zooals Gulliver het deed met de
inboorlingen van Lilliput. De behoefte van het kind
aan een vertroetelenden omgang met kleine dieren
en met poppen wordt bevredigd door het verhaal
uit het prentenboek. De prenten zijn ook zoo mooi
en voor de verbeelding streelend: de levende poppe
tjes met kleine handjes, kleine hoedjes, kleine
jasjes en broekjes en degentjes, etend van kleine
bordjes met kleine lepeltjes en vorkjes, wonend
in kleine huisjes en kleine paleisjes, waarover
Gulliver (het is het kind zelf, dat zich groot ziet)
met zijn stevige teenen heenstapt om er gebukt
door de kleine raampjes naar binnen te loeren. Dit
alles is het kind uit het hart gegrepen en een on
sterflijke vondst.
En, de groote menschen lezen deze verbeelding
met evenveel plezier, het kinderlijke in hen geniet
met de kinderen mee. Maar zij zien toch ook
nog iets anders in deze dichterlijke verbeelding.
Gulliver is verder gegaan dan die eene wondere reis
naar Lilliput, al is de reis naar Lilliput verreweg
de beroemdste. Swift heeft de behoefte gevoeld met
den mensch nog meerdere proeven te nemen. Hij
heeft hem allereerst (in Lilliput) tegenover wezentjes
gesteld, die twaalf maal zoo klein waren, hij heeft
hem ook gesteld tegenover twaalfmaal grootere
wezens. Hij doet dat als hij Gulliver laat stranden
in het land Brobdignac. Wonderlijk is het te zien
hoe de Gulliver, die zooeven een reus was, thans
een dwerg is geworden. Nadat hij omgang heeft
gehad met de kleintjes, die hem als reus bewonder
den, ziet hij zich nu als nederig Lilliputtertje
tusschen de reuzen van Brobdignac. Swift heeft
hierin de betrekkelijkheid van de grootte (en van
de grootheid) willen uitdrukken, in het bijna even
aantrekkelijke verbeeldingsspel van Gulliver's klein
heid-te midden van menschen, twaalf maal zoo
groot als hij zelf.
Merkwaardig genoeg zijn het de beide verbeel
dingen welke de kinderen het meest aantrokken,
die onsterfelijk geworden zijn en als men ten aan
zien van iets onsterfelijks ook van betrekkelijkheid
mag spreken, is de eerste onsterfelijker nog dan de
tweede. Men mag hieruit de conclusie trekken,
dat het de kinderen zijn, die Swift's roem hebben
bestendigd. De letterkundige reus is vereeuwigd
door de dwergen. Want voor het prentenboek is de
AAN INZENDERS VAN MANUSCRIPTEN
wordt verzocht bij hun bijdragen een ge
frankeerd briefomslag met adres van den
afzender in te sluiten. Op het adres van
stukken, voor de redactie bestemd, ver
melde men geen namen van personen.
voorstelling van Gulliver in het rijk der reuzen, waar
hij bijna door een kind wordt ingeslikt, nauwelijks
minder verrukkend en toch.... wie kent den .naam
Brobdignac tegenover de millioenen, die den naam
Lilliput kennen ?
Met deze beide Swiftiaansche experimenten
eindigt dan ook volstrekt de wereld-populariteit
van Gulliver. De diepzinniger verbeeldingen zijn
den volwassenen voorbehouden. Want Gulliver
reist verder, d.w.z. Swift gaat met experimenteeren
voort. Hij belandt in Laputa, een zwevend eiland,
dat zich boven de aarde bevindt, in evenwicht
gehouden en bestuurd door de kracht van een
magneetsteen. Het vlakke land eronder heet
Balnibarbi. Gulliver is op het eiland als mensch niet in tel,
aangezien de bewoners alleen belangstelling koes
teren voor wiskunde en muziek. Het zijn abstracte
wezens, die daar leven. Zelfs in gesprekken met
.elkander vervaagt hun aandacht zoo spoedig, dat
zij zich doen begeleiden door flappers", die tot
taak hebben hen door een zachten tik op ooren,
mond of oogen, tot luisteren, antwoorden of uit
kijken op te wekken. Zich op dit eiland, waar hij de
concreet denkende mensen, zich tegenover de
abstracties niets en nul voelt, stierlijk vervelend,
daalt Gulliver naar Balnibarbi, waar een groote
academie is, die zich bezig houdt met allerhande
wetenschap. De speelsche geest van Swift schept
er behagen in tallooze variaties op de Europeesche
wetenschappen van zijn eeuw (omstreeks 1725) ten
beste te geven. Ook hier zien wij het fantastisch
omspelen van zoogenaamd absolute waarden, om
er de betrekkelijkheid van in het licht te stellen.
Hierin toont hij zich zeer vindingrijk, men zou
durven zeggen even vindingrijk als Jules Verne.
Deze wetenschappelijke fantast, evenwel, liet zijn
verbeelding lijnrecht voortgaan op de nog onont
gonnen technische gebieden en zag de verwerke
lijking vooruit van wat logisch aanstaande was,
tot verwondering van iedereen. Maar Swift is niet
de man om rechtlijnig voort te schrijden. Hij draait
de waarden om, zijn verbeelding plaatst ze naar
alle richtingen behalve in die der logische ont
wikkeling of van den vooruitgang. Het is hem immers
niet om opeenvolging, groei, ontbolstering te
doen, maar om doordringing, microscopie, opdelving
van de kern.
En toch, en toch .... is niet het experimenteeren
met de taal, door ernstige, moderne, naar ver
nieuwing strevende letterkundige kunstenaars, bijna
het proces, dat hij ongeveer als volgt beschrijft:
,,I)e professor bracht mij toen naar het raam, waar
langs zijn leerlingen geschaard stonden. Het raam
was zes meter in het vierkant en stond in het midden
van de kamer. Het was gevuld met naast elkaar ge
plaatste houten blokjes, die onderling verbonden waren
met dunne draden. Op den bovenkant van die kubusjes
zag ik, dat stukjes papier geplakt waren en op deze
papiertjes waren al de woorden van hun taal geschreven
met al hnn verschillende verbuigingen, wijzen, tijden
en vervoegingen, zonder dat er echter eenige regel
of orde in de rangschikking van die woorden gevolgd
was. De professor verzocht mij toen goed toe te zien,
want hij zou zijn apparaat in beweging zetten. Op
zijn commando greep ieder van zijn leerlingen een ijzeren
handeltje fhandle, K.) waarvan er veertig rondom
den bak in de zijkanten aangebracht waren, en draaide
het met n slag om, zoodat de schikking der woor
den een algeheele verandering onderging. Toen liet
hij zes en dertig leerlingen zachtjes de regels lezen,
zooals die in den bak naar boven waren gekomen en
waar er groepen van drie of vier woorden gevonden
werden, die mogelijk in zinnen konden voorkomen,
dan dicteerden de vinders die aan de vier overige
leerlingen, die als .schrijvers fungeerden. Dit werk
werd een keer of vier herhaald en met iederen draai
aan de handeltjes werkte liet apparaat dusdanig.
dat de w-oorden van plaats verwisselden en de hout
blokjes met de andere zijden naar boven kwamen.
Zes uur per dag waren de ]onge studenten aldus aan
het werk en de professor toonde mij in verschillende
boekdeelen zijn verzamelingen gebroken zinnen, die
nog gesorteerd en samengevoegd moesten worden tot
volledige zinnen, gedachten en heele verhandelingen.
l'it dat rijke materiaal zou de wereld een allesomvatten
de bewerking van alle kunsten en wetenschappen
kunnen worden geboden." Ktc.
GULLIVER reist verder. Het nieuwe experiment
van Swift betreft de confrontatie van den
mensch met de historie. Op het eilandje
Glubbdubdrib verstaat men de kunst alle gestorvenen, op
elk gewenscht moment van hun leven, terug te
roepen, zoodat Gulliver naar hartelust converseeren
kan met Alexander de Groote, Hannibal, Homerus,
Aristoteles en vele anderen. Natuurlijk heeft het
experiment een dieperen zin: het toont ons de
vervalsching der geschiedenis en de traditie van het
al of niet opzettelijk misverstand. De reis naar
Luggnagg tenslotte stelt den mensch scherp tegen
over het probleem van den dood. In dit land leven
n.l. Struldbrugs", die het menschelijk vermogen
om te sterven missen. Gulliver's aanvankelijke
opgetogenheid verkeert in diepe melancholie als
hij zich in tegenwoordigheid van deze duizenden
jaren oude personen geplaatst ziet en het is alsof
de wijsgeer Swift op de waarde en de levenskrach
tigheid van al te oude tradities poogt af te dingen
wanneer hij deze nimmer stervende menschen
afschildert als in hooge mate bekrompen, inhalig,
achterdochtig en verveeld.
Het groote experiment met den mensch gaat
voort en vindt zijn afsluiting en ontkroning (moet
men in dit geval zeggen) in de reis naar het land
der Houyhnhnms, het rijk der paardmenschen of
menschpaarden. Dit vierde en laatste boek van
Swift's werk bevat een nieuwen, een psychologischen
factor. Het geeft ons, omgekeerd, de voorstellings
wijze, die wij volgen bij het beschouwen van dieren.
Het dier zien wij eensdeels als een dier (en dus van
mensch onderscheidenlijk wezen), anderdeels als
een aan mensch verwant gedrocht, waardoor onze
glimlach gewekt wordt telkens als wij menschachtige
bewegingen ontwaren. Men denke eens aan een poes
met haar jongen, zooals ze in haar eigen moeder
toon ze toespreekt, ze aan de borst legt, ze wascht.
Telkens worden wij vagelijk herinnerd aan een
menschmoeder en zoowel de burleske overeenkomst
als het komische verschil doet ons glimlachen. Wij
bekijken het dier van bovenaf. Gulliver bekijkt de
paarden op het paardeneiland van onder af, n.l.
van de kleinheid van zijn mensch zijn. Deze paard
menschen zijn met rede begaafd en houden een
soort menschen in slavernij zooals wij het de beesten
doen. Tot een schoone dichterlijke verbeelding
stijgt dit vierde boek; Swift kan er zijn verbittering
luchten tegen het menschenras. Hij koos als tegen
hanger het dier, dat wij gewoon zijn als het edelste
te beschouwen; zijn Engelsche verknochtheid aan
het paard zal er het hare toe hebben bijgedragen
deze wezens voor te stellen als kennende maar niet
bezittende menschelijke laagheden en menschelijke
ondeugden. Het is echter wederom, naast het
dichterlijke verbeeldingsspel, een experiment met
den mensch. Het werpt een doordringend licht op
de menschengemeenschapp, maar vooral op het
individu.
Maar hoe, zal men vragen, kwamen wij over het
boekje van 200 cm3 te spreken, dat in mijn bezit is?
Eenvoudig om deze reden, dat er kortgeleden een
boek verschenen is bij /. H. Gottmer i-~ Co. te
Haarlem, Gulliver's Reizen naar verschillende
Landen door Jonathan Swift, Ned. bewerking
G. Blom, Geïllustreerd door Rein van Looy. Dit
boek is 28 hoog, 21 breed en 4 cm dik; het meet
ongeveer 2400 cm3 inhoud. Het is derhalve
twaalfmaal zoo groot als het allerliefste boekje, dat in
mijn bezit was en dat naast deze nieuwe
Nederlandsche vertaling aandoet als Gulliver in Brob
dignac.
Het verhaal van Swift is eenvoudig en feilloos
geschreven. De vertaling van G. Blom is minder
feilloos. En zooals Gulliver aan de reuzen, waaronder
hij leefde, alle gebreken overduidelijk zag, de
plooien en oneffenheden in hun huid, hun puistjes
en baardstoppels, zoo vertoont helaas deze reus
onder de boeken eenige opvallende of misschien des
te opvallender gebreken naast het kleine, fijne
gullivertje. De vertaler schrijft b.v. dezen volzin op
pag. 71:
Het was mij een genoegen aan hun verlangen
te voldoen, maar zal den lezer niet vervelen met
bizonderheden". Ook vertaalt hij op pag. 159 het
zinsdeel: I would hide the frailties and deformities
of my political mother, and place her virtues and
beauties in the most advantageous light" aldus:
De zwakheden mijner eigen politieke moeder
moest ik maar liever bedekken en haar deugden en
schoonheid in het meest gunstige licht plaatsen."
Ook houdt hij, zonder waarschuwing, nogal eens
een passage uit het oorspronkelijk achter. Maar laat
ik kort zijn in het aanduiden van leemten; ten
slotte stelt deze vertaling den niet Engelsch lezenden
Nederlander in staat een werk te genieten in dezen
reuzen-trant, dat de deskundige liefhebber misschien
bij voorkeur als dwergboekske, als lilliputtertje
mee op zak neemt.
De illustratie van een dergelijk werk, dat zoo
beeldend is, stelt, zoo weten wij, in
negen-en-negentig van de honderd gevallen ernstig te leur. In dit
opzicht beantwoordt de reus ten volle aan de
verwachtingen.
C. J. KELK
PAG. 8 DE GROENE N». 3293