Historisch Archief 1877-1940
Maskers...
(naar aanleiding van de Maskerten
toonstelling in het Koloniaal Instituut
te Amsterdam)
*
4'fes, u>as tief ist, Hebt die Maske.
Nietzsche.
DE geschiedenis van de ethnologische weten
schap brengt een eigenaardig verschijnsel
aan het licht: zij vertelt veel meer
dan alleen van volkenkundig onderzoek, hetzij in
Afrika, hetzij onder Indianen of in de Stille Zuidzee.
Zij is karakteristiek voor de wetenschappelijke of
juister geestelijke richting van de laatste 50 jaren.
In het jaar 1888 ging een j ong, veel belovend Engelsch
bioloog en zoöloog, A. C. Haddon, van Cambridge
naar de eilanden van de Torres Straits, tusschen
Australiëen Nieuw-Guinea. Een jaar later kwam
hij terug, deed afstand van zijn lectoraat in de
zoölogie, werd ethnoloog en mag tegenwoordig
als de doyen van deze wetenschap in Engeland
worden beschouwd. Evenals hier was het ook
elders, in Nederland, Duitschland, Zwitserland,
Frankrijk, Amerika. Meestal gingen medici naar
tropische streken en kwamen als ethnologen naar
Europa terug.
Hier wordt niet alleen het groeiproces van een
moderne wetenschap duidelijk, maar wij herkennen
daaraan veeleer nog de geestelijke omwenteling, die
tijdens de laatste 25 jaren van de vorige eeuw begint.
Sindsdien is de mensch, zijn geschiedenis, zijn
lichamelijke en geestelijke habitus tot zijn eigen
object van onderzoek geworden en het Herken U
zelf" vond een steeds krachtiger echo; sindsdien
zijn echter ook de natuurvolken voor den Wester
ling meer dan wilden", meer dan kannibalen.
Hun cultuur is een voorwerp voor het wetenschap
pelijk onderzoek geworden, hun kunst werd tot
een prikkel voor menig Europeesch kunstenaar.
Gauguin was niet de eenige, die zich door het
eigenaardige van deze artistiek-religieuze uiting
van de primitieven aangetrokken voelde. De totem
palen van Noordwest-Amerikaansche Indianen, de
geenszins naturalistische plastiek van de Stille
Zuidzee, het houtsnijwerk van Congo en Kameroen
maakten een onweerstaanbaren indruk op het
Westen en zijn kunstenaars. Daaronder werden de
dans- en doodenmaskers van Afrika en de Stille
Zuidzee altijd als de meest boeiende uiting van
kunst der natuurvolken beschouwd.
En zonder twijfel deze indruk is juist, en hij
zou nog worden verhoogd, als de bezoeker van een
volkenkundig museum, de moderne beschouwer
van een dergelijk kunstwerk zich ten volle ervan
bewust was, dat bij het masker, hetzij beschilderd
hetzij met kralen en schelpen versierd, nog een
verdere maskeering door veeren, kleeren, fantas
tische drapeeringen behoorde, zooals ook bij
onze maskerfeesten aan den Rijn, in de Alpen of
in Nizza en Rio het geval is. Trouwens: wij zelf
vinden het nu en dan ook plezierig, ons op
balsmasqués achter een masker te verschuilen en wij
doen dan de ontdekking, dat het masker menigeen,
die psychisch, maatschappelijk of sociaal geremd
wordt, van de voorschriften, lasten en vormen van
het alledaagsche bevrijdt. Pas de vermomming laat
zijn en schijn van den mensch vroeger zoowel
als nu tot een eenheid worden; pas door de
toovermacht van het masker, van een tweede gezicht
komt het oer-persoonlijke van het Ik" tot uiting.
Slechts zoo gezien kunnen wij het doen en denken,
magie en toovenarij van den oermensen werkelijk
begrijpen. Door het diermasker poogt hij zijn
jachtwild magisch in den ban te houden; door het
doodenmasker wil hij den doode weer in het leven doen
terugkeeren.
Uit het collectieve onbewuste der menschheid
bloeit de vreugde aan het masker en de vermomming,
aan tooneel en dans weer op, een vreugde, die ons
tot op heden trouw is gebleven. Zij zijn geestelijke
banden van mensch tot mensch, van volk tot volk,
een schakel tusschen heden en verleden, tusschen
de cultuur van de bosjesmannen, de Dajaks en
Bataks van Borneo en Sumatra, de Papoeas in de
oerwouden van Nieuw-Guinea, de holenmenschen
van dertigduizend jaren geleden en ons.
Hoe ver verwijderd voelen wij ons van den
natuurmensch, hoe vreemd lijkt ons een masker
als dat van het Sepik-riviergebied in het Noord
oosten van Nieuw-Guinea, ; n voorbeeld uit
vele gelijksoortigen op de masker-tentoonstelling
van het Koloniaal Instituut. Maar hoe nauw zijn
wij, al is het min of meer onbewust, toch daarmee
verbonden, als wij den oorspronkelijken zin van het
masker goed begrijpen ! Een besef, dat ons beschei
den moet maken en, als men wil, een ethische winst
beteekent.
Een beschouwing over het masker alleen kan
geenszins voldoen. Op de primitieve laag van de
menschelijke ontwikkeling kan het als geïsoleerd
Bij de foto's:
Links: Een voorouder-dansmasker uit het Sepik rivier
gebied. N.O. Nieuw-Guinea.
Rechts: /nitat/emasker van de Ba Pende, Congo
riviergebied, Afrika.
element onmogelijk worden begrepen. Het vormt
veeleer een eenheid met zang en dans, weliswaar
zonder van huis uit spel of vermaak te zijn, doch
een diep-godsdienstige ernst, heilige daad, die met
de hoogste geheimen verbonden is. Religie, een tot
bezetenheid verhoogd geloof aan geesten, spoken
en demonen, dat is de schepster van het masker;
maar de dubbelzinnigheid, die eiken maskercultus
beheerscht, brengt het met zich mede, dat het
masker hier een zuivere afbeelding kan zijn, daar
een symbool voor een demonisch wezen, nog weer
elders de samensmelting van den drager en den
voorgestelden persoon, die achter de vermomming
voltrokken wordt.
De diepere zin, die voor den primitieve aan deze
mysterieuze handelingen ten grondslag ligt, is onze
onbegrijpelijke wereld: leven en dood, sterven en
vruchtbaarheid, donder, bliksem, regen, wind,
een chaos voor de psychische structuur der natuur
volken. En toch moeten deze menschen trachten,
de wereld om hen heen begrijpelijk te maken, een
soort bouworde" te vinden, uit den chaos een
kosmos te vormen. De primitieve wil zich verdedigen
tegen demonische machten, tegen de wraakzuchtige
geesten der voorouders, tegen angst en benauwdheid
en hij gelooft, dat hij door magie en toovenarij
invloed op hun plannen en handelingen kan uit
oefenen. Aan den anderen kant wordt uit een der
gelijk gemartelde en opgehitste fantasie het
schrikmasker geboren, om op die manier booze geesten en
demonen te verjagen en te verdrijven. Naast deze
apotropeïschen maatregel hebben de ekstatische
dansen en zangen der gemaskerde voorstellers van
dooden ook een magisch-vegetatieve uitwerking ten
doel.
Het cultisch masker-ritueel in verband met dans
en gezarg het oerbeeld van het tooneel eenvoudig
weg ! is hier een godsdienstige uiting, waardoor
de primitieve die toovermacht afsmeekt en afdwingt,
die hem vegetatieve en animalische vruchtbaarheid
geeft, die demonen verjaagt en de gunst en bescher
ming door de voorouders verzekert of ziekte,
hongersnood en dood, die niet als natuurlijke, maar
als magische verschijnselen worden beschouwd,
vermag te bannen. Dezelfde wensch, die ons,
Westerlingen, doet pogen, de eeuwige wetten der
natuur te leeren kennen en die uiteindelijk te
beheerschen, grijpt bij de natuurvolken het middel
der magie aan om door te dringen in het vrees
aanjagende, verschrikkelijke gebeuren, dat achter
het sterven ligt. Sakrale zeden en gewoonten,
geheime genootschappen en initiatiefeesten, cultus
voor oogst en voorouders, offers, oorlog en jacht
dringen de naïef-primitieve menschen tot ver
momming en maskerade.
Door bont beschilderde cultus- en schrikmaskers,
zooals zij ook op de tentoonstelling van het Kolo
niaal Museum van Oceaniëen Afrika, van Japan,
Bali, Java, Oud-Amerika (Peru en Mexico) worden
getoond, trachten de natuurvolken spoken en
demonen te verdrijven, die een persoonlijk of
algemeen ongeluk, besmettelijke ziekte, droogte,
krijg, nood en ellende hebben gebracht. Echte
huiveringwekkende kunstwerken zijn de
Javaansche beesten- en duivelsmaskers, die door het fan
tastisch indrukwekkende effect van kleuren en
ornamenten, koloogig en met slagtanden voorzien,
den religieuzen duivelsdans tot een
adembeklemmende belevenis maken, waarin oerwereld en hel
triomfeeren.
Bescherming tegen vijandelijk gezinde krachten
geeft het lijk- of doodenmasker. Tegelijkertijd ont
dekken wij hier het ambivalente, dubbelzinnige
karakter, dat uit elk masker spreekt: in
OudEgypte werd het gezicht van den overledene met
een masker, het anoebis-masker, bedekt, opdat de
doode op zijn weg naar het hiernamaals niet door
booze geesten schade leed, maar buitendien ook
en hieraan moeten wij grootere beteekenis
hechten de overlevende tegen den boozen blik
van het lijk beschermd bleef en hem geen ongeluk
overkwam. De maskers van zilver en hout uit
Peru, de gouden maskers van de graven van Mykene,
de polychrome kleimaskers van Carthago, zij allen
hebben vermoedelijk hetzelfde doel en danken hun
oorsprong aan dezelfde idee.
TENSLOTTE nog een indruk van de tentoon
gestelde voorwerpen in het Koloniaal Museum.
Men is hier in de zeldzame gelegenheid gesteld,
maskers van de negerkunst, hoofdzakelijk uit het
groote kunst-areaal van Afrika: Kongo-gebied en
Kameroen, naast de plastiek van Japan, den
Indischen archipel, Nieuw-Guinea, Nieuw-Ierland
en zelfs enkele stukken van Amerika en de Markie
zen-eilanden (Polynesië) te zien. Er valt spoedig
een belangwekkend verschil in het oog: hoe fraai
van kleur, fijn en aangevoeld van uitbeelding de
Afrikaansche maskers ook mogen zijn, zij staan
zonder twijfel achter bij hetgeen ons de bewo
ners der Indische en Zuidzee-eilanden schenken,
omdat Oceaniëinnerlijk rijker is dan Afrika. Het
donkere Afrika blijft in het algemeen nuchter-stil
of slaat over in het tegenovergestelde, wordt
gruwelijk, ruw en robuust van levenskracht, maar
kent nooit die fantasie en dat artistiek gevoel voor
het decoratieve, dat de kunstwerken, hetzij van
Bali en Java, hetzij van de Stille Zuidzee kenmerkt.
Een innerlijke beklemming en benauwdheid, die
zich, al komt zij nu en dan op schrikaanjagende
wijze tot uiting, tot het naturalistische beperkt,
blijft kenschetsend voor de negerkunst.
Dat ook Bali en Java en bij uitstek de primitieve
volken van het Oosten een zekere robuustheid in
hun beeldende kunst toonen, valt geenszins te ont
kennen, maar spoedig wordt al het ruwe hier om
gezet in iets grootsch, grootsch van lijn en
grootsch van kleur en wederom in tegenstelling
tot de negerplastiek een begrip voor schoonheid
en esthetica geeft hier den doorslag. Ons lijkt het
als een teeken van een grootere innerlijke rust, van
een andere wereldbeschouwing te zijn. En inderdaad
toonen godsdienst en mythologie van Afrika
eenerzijds en van Nederlandsch-Indiëen de Stille Zuid
zee anderzijds hetzelfde verschil. Waarom? Meer
en wellicht beter dan de Afrikaansche neger wisten
de menschen van Java en Bali, van Melanesiëen
Polynesiëuit den chaos een kosmos te vormen".
DR. W. MUNSTERBERGER
PAG. 9 DE GROENE No. 3293