Historisch Archief 1877-1940
Goethe en Rodolphe Töpfer
VELEN onzer herinneren zich uit hun jeugd het
prentenboek" Prikkebeen, dat, voor kinderen
bewerkt, indertijd zeer populair was, en nog steeds
bij name althans zeer bekend is gebleven. Sommige
regels zijn blijven hangen, zooals het briefje, dat de
spichtige kapellenvanger schrijft aan zijn tyrannieke
zuster en huishoudster, voor wie hij de vlucht neemt:
Lieve zuster Ursula
Ik ga naar Amerika.
Niet velen echter kennen den auteur van het
door Goeverneur vertaalde komische
avonturenboek met de vlotte, handige plaatjes, den eigenlijken
titel, en het verdere werk van den Zwitser Rudolf
of liever Rodolphe Töpfer.
De titel van het, in het Fransen geschreven boek
is Monsieur Cryptogame". Het is een der eerste
caricaturen-albums van den jongen Töpfer, De
Avonturen van Dr. Festus" is een ander. Vele van
dergelijke albums met reeksen verhalende
teekeningen in omtrekken, en begeleidende tekst, zijn
nog gevolgd ; men komt ze nog wel in den
oudeboekenhandel tegen, en ze zijn eigenlijk geestiger
dan dit overbekende.
Het waren de twee eerstgenoemde boeken, met
nog andere teekenproeven-landschapstudies en
reisschetsen van den toen jongen Töpfer, die de
laatste levensjaren van Goethe hebben helpen ver
aangenamen. De oude dichter was er uitermate mee
ingenomen. Een vriend en schoolmakker van den
Geneefschen kunstenaar, Frederic Soret, had ze
door bemiddeling van Eckermann aan Goethe doen
toekomen. De schrijver van de Gesprache mit
Goethe", bezocht Töpfer te Geneve, bezag de
teekeningen en albums, en meende dat de groote man er
behagen in zou vinden. In Goethe'sdagboek vindt men
op 27 December 1830 genoteerd: Einen
sehrgeistreichen, fratzenhaften Roman in Carricaturen.
Abends wurde beydes von Ottilie durchgesehen und
beachtet." Den vierden Januari 1831 deelde Ecker
mann, het volgende gesprek mee, dat Goethe met
Soret gehad had:
Ik doorbladerde met Goethe eenige deelen
teekeningen van mijn vriend Töpfer te Geneve, wiens
talent als schrijver en dat als beeldend kunstenaar
even groot zijn, die er echter tot nog toe de voor
keur aan schijnt te geven, aan de levendige beschou
wingen van zijn geest door zichtbare gestalten
inplaats van door vluchtige woorden uitdrukking te
geven. Het deel, dat in lichte penteekeningen de
avonturen van Doctor Festus bevatte, maakte vol
komen den indruk van een komischen roman, en
beviel Goethe ten zeerste. Het is werkelijk te
dwaas," riep hij van tijd tot tijd uit, terwijl hij de
eene bladzijde na de andere omsloeg, het fonkelt
alles van talent en geest! Sommige teekeningen zijn
bepaald voortreffelijk! Als hij in de toekomst eens
een minder frivool onderwerp koos en zich nog een
beetje meer concentreerde, zou hij onovertroffen
dingen maken."
Men heeft hem met Rabelais vergeleken, en
hem willen verwijten," merkte ik op, dat hij dezen
nagevolgd en aan hem ideeën ontleend heeft."
De menschen weten niet, wat zij willen," ant
woordde Goethe.,,Ik vind dit heelemaal niet. Töpfer
schijnt mij integendeel geheel op zijn eigen beenen
te staan, en zoo door en door origineel te zijn, als
mij ooit een talent is voorgekomen. " Soret vroeg
den grijzen meester op 3 Januari 1831 per brief
(in het Fransch) namens den kunstenaar om hem
eenige woorden van aanmoediging te doen toe
komen bij het terugzenden, en Goethe antwoordde
den i oden prompt:
,,De wonderlijke boekjes gaan hierbij dankbaar
terug. De kleine pelgrimstocht met jongelui ge
tuigt ervan, dat de kunstenaar de karakteristiek
van het heden met geest weet op te vatten. In de
gecaricaturiseerde romans zijn de velerlei motieven,
die hij uit weinige figuren weet te halen, bewonde
renswaardig; hij beschaamt den allerknapsten ken
ner van combinaties, (ik begrijp dezen term overi
gens niet, C.V.) en men mag hem met zijn aan
geboren vroolijk en slagvaardig talent
gelukwenschen."
Inderdaad wilde Goethe niets ten nadeele van
deze proeven van Töpfer's talent hooren. Later
zond men den dichter andere teekeningen, waar
onder landschappen uit Italiëen Zwitserland, die
Töpfer op wandeltochten gemaakt had. Goethe
was in het bijzonder getroffen door de aquarellen,
het kwam hem voor, zeide hij, als waren het werken
van den beroemden Lory (Kent men Lory thans?
Sic transit...) Soret merkte op, dat dit nog lang niet
het beste van Töpfer was, maar ontving een
eenigszins korzelig antwoord.
Wat zou dan nog beter moeten zijn? En wat
zou het er opaan komen, als er werkelijk nog iets
beters was ? Zoodra een kunstenaar tot een bepaalde
hoogte van voortreffelijkheid geraakt is, wordt het
tamelijk onverschillig, of n van zijn werken iets
beter geslaagd is dan een ander. De kenner ziet in
elk daarvan de hand des meesters en den ganschen
omvang van zijn talent en vermogens". Het be
geleidend schrijven bij de terugzending klinkt dit
maal nog warmer dan dat van de eerste maal. Ze
zijn elkaar alle gelijk in gelukkig gerichten humor."
Hij prijst de heerschappij over pen en penseel en de
matigheid van de caricatuur in de stof f age, welke
caricatuur zich in den kleinen barokken roman (Goethe
gebruikt hier het woord barok in den zin van wonder
lijk) vol moedwil en levendigheid toont. Intusschen
naderde Goethe's einde. In Januari 1832 publi
ceerde Töpfer, voorloopig anoniem, een korte, wat
sentimenteele novelle La bibliothèque de mori
Oncle". Speciaal voor Goethe en zijn Weimarsche
kunstvrienden, die zich zoo geestdriftig hadden ge
toond, liet hij een exemplaar drukken met een zeer
breede marge onderaan, waarop hij vlugge schetsen
maakte ter illustratie. Op het schutblad schreef hij
de opdracht: A monsieur de Goethe, de la part de
son tres humble serviteur Rodolphe Töpfer."
Helaas, het boekje met de fijne krabbelige schets
jes, die picturaler zijn dan de teekeningen in de
albums, trof den dichter niet meer in leven ! Ze be
reikten de woning te Weimar een paar dagen te
laat.
In i )2$ heeft het Insel-Verlag te Leipzig, met
een voorrede van Walther Vulpius een facsi
mile uitgegeven van boekje en teekeningen. Deze
origineelen doen zien, dat de teekeningen van
Töpfer bij de reproductie door de houtgravures wel
iets verloren.
RODOLPHE Töpfer (1792?1871) was een merk
waardig man. Hij was de zoon van den
genrecaricatuur- en landschapsschilder Adam Töpfer, en
wilde evenals deze schilder worden. Reeds in zijn
jeugd belette hem een oogkwaal de verdere studie.
Vergeefs zocht hij te Parijs (waar hij met den vier
jaar ouderen Soret samen was) genezing. Hij was
een zeer ontwikkeld man en werd onderwijzer,
zonder echter geheel af te zien van zijn vroegere
plannen. De oogkwaal schijnt, gezien het vele, dat
hij gepresteerd heeft, te zijn meegevallen. Na een
tijd lang particulier onderwijzer te zijn geweest,
werd hij leeraar op een jongenskostschool, die hij
later overnam. Aanvankelijk gaf hij daarna nog
zelf les, o.a. in het Grieksch, later belastte hij zich
uitsluitend met de algemeene opvoeding der knapen,
waaronder behalve Zwitsers, ook veel buitenlan
ders waren. Hij was de uitvinder" zou men kunnen
zeggen, van de schoolwandelingen en schoolreizen. In
een boek, dat door zijn vriend den beroemden Calame
geïllustreerd werd, Voyages en Zigzag" (Men ont
moet het nog vaak in de catalogi der antiquariaten)
6/7 DE AFBEELDINGEN :
Rechts: Twee schetsen van Töpfer in zijn boekje ,,La
bibliothèque de mon Oncle".
Onder: Een bladzijde uit ,,Monsieur Pene//".
geeft hij verslag van die tochten en de ervaringen
en van het opgemerkte, dat door hemzelf en zijn
leerlingen in de winteravonden werd beschreven
met de pen en met de teekenstift. Hij schreef ver
der menig werkje over kunst, zooals Réflexions
et menus propos d'un peintre génévois". Maar origi
neel en belangrijk als kunstenaar was hij vooral
door de caricaturen-albums waarvan de eerste
Goethe zoo hebben vermaakt. In de Histoire
d'Albert", geeft hij, in die vlotte, krullerige om
trekken, soms tegen lichtgrijs gehouden krabbelige
maar tonige achtergronden, die zijn manier bleven,
in tal van stadia het leven van een lui avonturier,
wien alles mislukt, die anarchist wordt, en ein
digt met een rijke vrouw te trouwen. Doctor Festus
is een satire op de onpraktische geleerdheid, en
M. Pencil, gaat over een schilder, vol wonderlijke
lotgevallen. Ongetwijfeld waren deze geestige krab
bels, waarin typeering en beweging altijd raak zijn,
gemaakt onder den invloed van de ernstige en
plechtige omtreklijnen, waarmee Genelli, Retsch
en Flaxman de klassieken op vrij vervelende wijze
illustreerden. Hij maakte er iets uiterst levendigs
en komisch van en zijn vlot vertellende prenten
hebben zeer bijzondere kwaliteiten, die ons het
uniforme doen vergeten, b.v. de uitdrukking van
groep en massa, de aanduiding van het landschap
in enkel lijnen. Ik zou denken, dat Wilhelm Busch
van hem geleerd moet hebben, en ofschoon hij
altijd een regeltje tekst onder zijn prentjes gaf,
kan men hem beschouwen als den voorlooper van
de verhalen in Bilder ohne Worte".
CORNELIS VETH
^V^fV^
|Ail^-^. -^ ^ '?: \.(&d?
^A^^^ ?-?--. -;Vé.^
'T,'.,,-'?
PAG. 10 \M GROENE No 329-1