Historisch Archief 1877-1940
Zon en ionospheer
Van zonnestralen, zonnevlekken en
zonsverduisteringen.
M
l AN soll den Teufel nicht an die Wand
malen, sonst kommt er". Deze ernstige
waarschuwing van een wijze kinder
juffrouw is mij uit mijn vroegste jeugd bijgebleven,
en het is niet zonder de geheime hoop, het onderwerp
van deze beschouwingen voor onze, haar sinds lang
ontwende oogen te zien verschijnen, dat dit artikel
geschreven werd. Maar ter zake:
In de hoogere regionen van onzen dampkring
bevindt zich een gebied, waar de gassen, uit welke
deze onze dampkring bestaat, geïoniseerd worden,
d.w.z., dat de atomen dezer gassen uiteenvallen in
ionen, dat zijn positief en negatief geladen electrische
deeltjes. Het gebied, waarbinnen dit gebeurt, heeft
men ionospheer gedoopt, en wij weten van het
bestaan dezer ionospheer o.a. doordat electrische
golven, die aan de aardoppervlakte worden uitge
zonden, in haar uitbreiding door de ionospheer
beïnvloed worden, in dien zin, dat zij als het ware
tegen de ionospheer teruggekaatst worden.
Onze kennis omtrent de ionospheer is de laatste
15 jaar aanzienlijk uitgebreid, en het staat thans
vast, dat het de van de zon uitgaande straling is
(het woord straling" hier in de ruimste beteekenis,
dus zoowel als corpusculaire als ook golfstraling
op te vatten), die de ionisatie in de hoogere
dampkringlagen veroorzaakt en dat zoowel de normaal
te noemen toestand van ionisatie als ook de ver
schillende storingen en afwijkingen in dezen toe
stand.
Het onderzoek naar de ionospheer bedient zich
van de z.g. echomethode" van Breit en Tuve:
door een zender wordt een kortdurende impuls van
electrische golven van een bepaalde frequentie
loodrecht naar boven gezonden. Door een, in de
buurt van den zender opgesteld ontvangapparaat
wordt dan zoowel de directe aardgolf, als ook de
tegen de ionospheer teruggekaatste golf, opge
vangen en geregistreerd.
Op talrijke, over de geheele aarde verspreide
punten, worden zulke registraties verricht, zoodat
een goed inzicht in locale en tijdelijke veranderingen
in de inospheer verkregen wordt.
Uit het tijdsverschil tusschen aankomst van de
aardgolf en de tegen de ionospheer teruggekaatste
golf berekent men de schijnbare" hoogte van de
ionospheer, uit de kortste golf, respectievelijk de
hoogste frequentie, die nog juist gereflecteerd wordt,
de z.g. kritische frequentie", berekent men de
maximale ionisatie der reflecteerende laag, volgens
een vaststaande formule.
De volgens deze methode doorgevoerde onder
zoekingen brachten aan het licht, dat, afgezien
van details die hier niet besproken kunnen worden, de
ionospheer uit twee lagen bestaat, de E-laag of laag
van Kennelly-Heaviside op 100 K.M. hoogte en de
F-laag of Appletonlaag op een hoogte van 300 K.M.
NADAT de geleerden zich eenigen tijd met het
onderzoek der ionospheer hadden bezig
gehouden, kwam een aantal interessante zaken
aan het licht.
In de eerste plaats bleek, dat de toestand van
ionisatie aan dagelijksche veranderingen onderhevig
was zoowel als aan veranderingen, die een samen
hang vertoonden met de jaargetijden. De ionisatie
begint bij zonsopgang, bereikt des middags een
maximum en wordt bij zonsondergang weer ge
ringer; de E-laag is slechts overdag aanwezig, met
andere woorden, de curve die de mate van ionisatie
aangeeft volgt precies den zonnestand. De curven
zijn voorts het laagst in den winter en het hoogst
in de maand Juni.
Dat dit parallelisme slechts op n wijze verklaard
kan worden, is duidelijk, n.l. de oorzaak der
ioniBij DE
AFBEELDINGEN
Boven: Opname van
de zon in
calciumlicht. Duidelijk ziet
men de ,,fakkels" als
lichte plekken bij de
zonnevlekken, die als
zwarte stippen zicht
baar zijn. Langs den
omtrek enkele
protuberansen.
Onder: Vergelijking
tusschen de jaarge
middelden van
zonnevlek-hoeveelheden
en de ionisatie in
de bovenste lagen
van den dampkring.
satie moet zijn de lichtstraling van de zon zelf, of
een andere straling, die haar in den tijd steeds
proportioneel is, die zich practisch ook met dezelfde
snelheid als het licht voortplant, en die geenerlei
afwijking van haar baan vertoont.
Hoewel voor de F-laag de waarnemingen niet zoo
zonder meer in overeenstemming zijn met de hypo
these, dat de ionisatie veroorzaakt wordt door de
zonnestralen, kunnen toch de afwijkingen van de
in de E-laag gedane waarnemingen voldoende ver
klaard worden door de andere verhoudingen, die op
zooveel grootere hoogte aangetroffen worden. Het
feit b.v., dat de F-laag gedurende den nacht wél blijft
voortbestaan, vindt een verklaring in de geringe
dichtheid van den dampkring in de hoogere lagen
waardoor de hereeniging van electronen en ionen
tot atomen zeer veel langzamer gaat.
Bewijzend voor den invloed van een straling,
afkomstig van de zon, zijn de waarnemingen bij
zonsverduisteringen, waarbij de ionisatie in de
E-laag volkomen parallel met de veranderingen in
de zon verloopt. Voor de F-laag gelden dezelfde
afwijkingen als ook bij het verschil tusschen dag en
nacht zijn waargenomen, en die voornamelijk
bestaan in een vertraagde hereeniging der ionen.
De l I-jarige zonnevlekperiode
Nu de relatie van den ionisatiegraad tot het verschil
van dag en nacht, en tot de veranderingen bij zons
verduisteringen vast stond, was men .begrijpelijk
nieuwsgierig, welk verband er gelegd zou kunnen
worden tusschen ionospheer en
zonnevlekkenperiode. Over dit onderwerp staan ons nog weinig
gegevens ten dienste; toch kan men reeds enkele
belangrijke feiten afleiden. Op de bijgevoegde
figuur, stelt de bovenste lijn, het aantal zonnevlekken
voor in het tijdsverloop 1930?1937. De onderste
curven verbinden de jaargemiddelden der kritische
frequenties voor F- en E-laag in dezelfde jaren,
respectievelijk van 1932?'37. De correlatie tus
schen beide curven is duidelijk, en slechts te ver
klaren als een gang der ionisatie in het rhythme van
de elfjarige vlekkenperiode der zon.
DAAR wij geen reden hebben om aan te nemen,
dat in de hoogere dampkringlagen andere
gassen als stikstof en zuurstof in hoeveelheden van
beteekenis voorhanden zijn, moeten wij ons af
vragen binnen het bereik van welke golflengten
stikstof en zuurstof door lichtabsorptie geïoniseerd
kunnen worden. Uit spectroscopische onderzoe
kingen kort voor zonsopgang en kort na zonsonder
gang blijkt, dat slechts straling met uiterst korte
golflengte ioniseerend kan werken, en nu volgt
van zelf de vraag, of het zonlicht een voldoende
aantal stralen van zoo geringe golflengte uitzendt,
om de geheele ionisatie der ionospheer te verklaren.
Deze vraag raakt een kernprobleem der moderne
astrophysica, het probleem van de
energieverdee1930 1931 1932 1933 133'! 1935 133S 1937 V.lg
lingscurve der zon, en het bestaan van een z.g.
ultraviolet overschot".
Een dergelijk ultraviolet overschot wordt thans
voor andere vaste sterren ook aangenomen, een
hypothese die steun vindt in waarnemingen bij
totale zonsverduisteringen gedaan aan de z.g.
chromospheer, de buitenste laag der
zonne-atmospheer.
Over de oorzaak van het tot stand komen van
een dergelijk ultraviolet overschot breken zich de
astronomen thans het hoofd, doch een theorie, die
allen bevredigt is nog niet gevonden.
Voor zoover het ultraviolet overschot te maken
heeft met de elfjarige ionisatieperiode in de iono
spheer, legt men verband met de z.g. fakkels".
Deze fakkels zijn uitgebreide gebieden op de zon
met grootere helderheid dan de omgeving, die bij
voorkeur in de nabijheid van zonnevlekken ge
vonden worden en wier aantal zich parallel met het
aantal zonnevlekken in een n-jarige periode ver
andert. Bijzonder duidelijk zijn ze waar te nemen
wanneer ze zich in de buurt van den rand van de
zon bevinden. Deze fakkels nu worden als haarden
van het surplus aan ultraviolette stralen, voor een
deel althans, aangezien.
Ten slotte bestaat er een theorie, dat de ionospheer
veroorzaakt zou worden door een corpusculaire
straling van de zon uitgaande, d.w.z. door het uit
zenden van allerkleinste neutrale partikeltjes
(neutraal moeten deze deeltjes daarom zijn, omdat
ze indien ze een electrische lading hadden in het
electromagnetische veld van de aarde zouden
worden afgebogen, en niet slechts de dagzijde" van
de aarde zouden treffen).
Voorloopig kan men echter zeggen, dat nog geen
enkele waarneming aan de ionospheer tot het
aannemen van dergelijke corpusculaire elementen
dwingt.
PAG II DE GROENE No.