Historisch Archief 1877-1940
De goede dingen dezer aarde
WIJ waren 's morgens met de auto uit
Montreux vertrokken om over den Simplon-pas
naar Italiëte gaan, Italiëdat ons met zijn
kunstschatten en zijn heerlijk klimaat lokte als het
beloofde land. Tegen het middag-uur bereikten wij
Brig en genoten daar van een goede lunch. Daarna
beklommen wij het was een zeldzaam heete
Juli-dag, moeizaam den Simplon-pas.
De wagen liep in de tweede versnelling met een
vaartje van even dertig kilometer langs den
bochtigen weg en de thermometer op mijn dashbord steeg
onrustbarend. Het duurde dan ook niet lang of de
radiator kookte en ik moest mijn auto aan den
kant van den weg zetten, en rustig afwachten tot
de temperatuur weer normaal zou zijn. Dat dit
zeer veel tijd nemen zou, daaromtrent behoefde ik
mij geen illusies te maken, en dat dit oponthoud
mijn keurige dagindeeling volkomen in de war zou
sturen lag voor de hand. Ik zat mismoedig in de
schaduw van een schamel dennenboompje terzijde
van den weg, mistroostig omdat ik nu zeker niet
vóór het vallen van den avond in Stresa zou zijn,
en ik ergerde mij geweldig aan de omslachtige
bagage mijner beide vrouwelijke passagiers, die,
naar ik meende, oorzaak was van dit oponthoud.
Ware de auto minder zwaar belast, ik zou de
helling ongetwijfeld zonder stoornis genomen
hebben. Ik zat, ook in letterlijken zin, bij de pakken
neer.
Maar een der dames lachte mij uit. En terecht.
Een reis-plan immers is een schema en mag geen
dwang uitoefenen. En wie op een sportieve reis
tegenslag ondervindt, een kokende of lekkende
radiator, een bandje, een storing in de ontsteking
enz. moet sportief blijven, want sportiviteit
behoort bij sport. Zij lachte niet alleen, maar zij
greep in. Terwijl ik moedeloos mijn toevlucht nam
tot de eenige sigaret zag ik haar connecties
aanknoopen met een jochie dat een honderd meter
verder op een paar geiten toezicht hield en dat op
haar verzoek wegrende om een kwartier later met
een emmertje helder bronwater weer te voorschijn
te komen. Wij leschten onzen dorst, wij vulden den
radiator bij, zij plaatste het nog half-gevulde emmer
tje, tusschen haar zijden kousenbeenen, zonder
vrees voor mogelijk plensen en spatten, en wij
haalden, zonder het verder nog noodig te hebben,
gemakkelijk het laatste deel van de helling; het
frissche bergwater had bij mij alle rm^enissen
weggespoeld. Alleen een gevoel van lichte be
schaming bleef.
SPORTIVITEIT is een eigenschap die den
beoefenaar van sport, in welken vorm ook,
niet ontbreken mag. Maar ook buiten het gebied
van de sport kunnen wij wil hebben van een levens
houding, die moeilijkheden, als nu eenmaal onont
koombaar, aanvaardt, en die, bij den strijd daar
tegen, de opgewektheid en den goeden moed niet
doet verliezen. Heel ons leven is zulk een strijd, is een
avontuur als men het zoo noemen wil, dat onze
strijdbaarheid vergt, en een strijdbaarheid waarbij
wij onzen \evens-lust niet behoeven prijs te geven.
Want wanneer wij dezen lust verliezen is alles
verloren, zoowel voor ons zelf als voor hen die
nauw bij ons leven betrokken zijn: vrienden,
collega's, gezinsleden. Leven zonder lust tot leven,
zonder opgewektheid, zonder opwekkende kracht,
is de moeite van het leven niet waard. Wat
levenslust zou kunnen en moeten zijn wordt levens-last,
voor onze omgeving niet minder dan voor ons zelf.
Wie geen geestelijke veerkracht bezit heeft ook
geen geestelijke weerbaarheid. Hij buigt het hoofd
voor iedere moeilijkheid; hij wankelt en zwicht
voor iedere bezwaarlijke gebeurtenis, hij gaat
ten onder aan een noodlottige passiviteit. Zijn leven
wordt verziekt.
Leven is ontwikkeling, en in ontwikkeling groei.
Maar al wat groeit ondervindt weerstand van ander
leven of weerstand van het doode ding dat ook tot
dit leven behoort. Wie zijn eigen leven aandachtig
beschouwt weet, dat het n onophoudelijke worste
ling is, een voortdurend terzijde schuiven van
opdringende moeilijkheden. Van dag tot dag heeft
men zijn schouders te zetten onder een last, die
terzijde geduwd moet worden, heeft men strijd te
voeren tegen kleine en groote vijanden, die soms
zelfs den schijn van verleidelijke bekoringen aan
nemen en daardoor des te gevaarlijker zijn, en
in dien strijd is geen respijt. Want wie in strijdbaar
heid verslapt wordt onverbiddellijk van het niveau
dat door hem werd bereikt teruggedrongen; verliest
terrein, verliest vroegere winst en ondervindt in
minder dan gén tijd dat stilstand achteruitgang is.
Leven is beweging, is activiteit en wéwie uit
mistroostigheid zijn actie staakt. Hij zal niet over
den berg van moeiten komen die voor zijn voeten
ligt. Hij komt niet in het beloofde land.
WIJ hebben dezen zomer meer strijd te voeren
dan ooit, strijd tegen kleine en groote moei
lijkheden, tegen een last van zorgen en ontberingen
waarop de meeste onzer niet waren ingesteld en
die ons onverhoeds op het lijf gevallen zijn. In
hun nietigheid zijn zij niet minder onverbiddelijk
dan welke tegenslagen ook. Wij hebben ze het
hoofd te bieden en dag aan dag te vechten met on
verzwakte veerkracht.
Laten wij die moeilijkheden op sportieve wijze
overwinnen, laten wij van den nood een deugd maken,
de deugd van een opgewekte strijdbaarheid. Onze
activiteit zal intensiever moeten zijn dan ooit; ons
arbeidsvermogen zal tot zijn uiterste spanningen
moeten worden opgevoerd. Maar daarbij behoeft
niemand te kort te komen, want spannende arbeid
is gezond. Nieuwe zorgen openen een perspectief
op nieuwe mogelijkheden en zoo waar als het is,
dat rust roest, zoo waar is het dat inspanning
staalt. Met klagen en zuchten komt men niet over
den berg, men moet oog hebben voor reddende
mogelijkheden en die zijn er zeker voor ieder die
er naar zoekt. Het is misschien niet aangenaam
met kleine wissewasjes van alledaagsche moeilijk
heden rekening te moeten houden, maar het kan
aangenaam worden voor wie deze moeilijkheden
als een ingewikkeld spel tegentreedt en dit spel met
blijmoedigheid speelt. Wie zin voor realiteit heeft
zal daartoe ook het vermogen bezitten. Men droome
niet van een blijdere wereld, van een wereld zooals
die had kunnen zijn indien ons pakje lichter woog,
men neme de wereld en de werkelijkheid zooals die
is, en men zette al zijn veerkracht in. Met mokken
over onze zware bagage komen wij er niet, maar
met een frisch emmertje kristalhelderen levensmoed
wordt het bestijgen van de steilste helling tot een
blijmoedig spel, een spel dat in sportieven geest
moet worden gespeeld. En daaruit puurt men geluk.
Het geluk der sportieve strijdbaarheid is een on
vervreemdbaar bezit. LIBRA
©
Was
De Groene
juist uitverkocht
toen U er naar
Een goede raad:
Neem een
Abonnement
\
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiHMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimmiiiiimiiiiiiiiiiimiiiiiiiii
Merkwaardige berichten
,, In Transvaal zijn talrijke gebouw en
ontploft." (Koerier)
Kngelsehe postdienst niet Hritsche
gebeden gestaakt." (.V.r.d.D.)
Paindeluxe-brood
,,Men betreurde liet dat al deze in
bijzonderheden tredende details wer
den medegedeeld." (IL)
De verhandeling is niet alleen
degelijk maar bovendien ook bevat
telijk." (De Slt'in)
Dat lastige Hollandsch
Zij hebben du aanvoerders niet
leidelijk willen volgen." (IL)
,,l)e kunst der bruggenbouw."
(.Irn/i. C.)
Uit de hoogeschool
Het lot van mijn levensloop had
gewild dat ik, als eenige stad in
Nederland, nog nooit in (.rollingen
geweest was. (IL)
Ik kan er voor mijn ge«eten niet
omheen dat hij gelijk heeft."
f\'td. D/,1./
Taaiverrijking
,L)it wil niet zeggen dat de
autoCHARIVARIA
nomiteit der bonden zal worden aan
getast." (II.)
Als zijn oogen eenmaal voor een
fout openstaan zien /ij al spoedig hel
middel lot verbetering opschemeren."
( Mm.)
Het iets
Koopwaar
Hij had geen lust alle onjuistheden
te verbeteren zooals over de visM'hers
en de tomaten, \\elke verleden jaar
zouden zijn doorgedraaid. Mies is
toen echter tot soep verwerkt; dat
kan iedereen weten." (_Y. il. :?. D.)
Charivarius echter wist het niet.
l )e drukkerij |. A l.uii heeft het
overbekende End* ili -?< .-c/v irr/Y nu.l tot
haar spreuk gekozen."
l IL ,:;ii' di r IL cliinii i
Zullen ze het nooit leeren?"
zuchtten Charivarius en zijn vrien
den.
Dispereert niet," antwoordde
Coen.
,,\h' spreker beëindigde zijn heldere
\ ilordraelit ouder applaus der aan
wezigen." l A, /'. i", llt'ü'^ \ ntu.)
Nette menschen wachten tot 't
uit is.
Acoord.
Tot onze verwondering antwoordt
Het Handelsblad: Bij wat geduld
zal het wel lukken".
i
Charivarius ontvangt graag ;
knipsels uit kranten en citaten |
uit romans.
PAG. 15 DE GROENE No. 3294