Historisch Archief 1877-1940
De slinger van de klok
H
l ALTE Kwakerstraat uitstappen alstu
blieft," schreeuwde de schaapsherder in 't
blauw.
Een kudde burgerschapen stapte uit en een andere
kudde krabbelde naar binnen. Ding-ding! de tram
ratelde weg en John Perkins hobbelde mee met de
vrijgelaten kudde. Hij wandelde langzaam naar
zijn woning. Langzaam, omdat in het woordenboek
van zijn dagelijksch leven het woordje misschien"
niet aangetroffen werd. Er kunnen geen verrassin
gen zijn in het bestaan van een man die twee jaar
getrouwd is en op een bovenwoning leeft. Onder het
loopen voorspelde John Perkins zichzelf met een
zwaarmoedig cynisme wat er vanavond zou gebeuren.
Katy zou hem aan de deur begroeten met een zoen
die rook naar boter en paneermeel. Hij zou zijn jas
uitdoen, op de divan gaan zitten om de krant te
lezen en zich verwonderen over het wereldgebeuren.
Voor het diner zou er gebraden vleesch zijn, salade
en gekookte rabarber en de pot met aardbeienjam
met een etiket waarop stond dat het gegarandeerd
chemisch zuiver was. Om halfzeven zouden ze
krantenpapier over de meubels leggen om de stukken
kalk op te vangen die van den zolder vielen als de
man die boven hen woonde zijn dagelijksche
lichaamsoefeingen begon. Precies om acht uur zou een
danspaar naast hen onder den vriendelijken invloed
van delirium tremens komen en met stoelen gooien
en gekke sprongen maken, klaarblijkelijk in de
illusie dat men hun een contract had aangeboden
van vijfhonderd dollar per week. Dan zou de
benedenbuurman met zijn fluitstudies beginnen, de vrouw
aan den overkant zou haar kinderen uitlaten en de
dame met de champagnekleurige schoenen zou
hetzelfde met haar Schotsche terriër doen.
John Perkins wist dat deze dingen zouden ge
beuren. En hij wist dat om kwart over acht hij naar
zijn hoed zou grijpen en dat zijn vrouw de volgende
rede op een eenigszins ruzie-achtigen toon uit zou
spreken:
Ik zou nou toch wel eens willen weten waar jij
vanavond van plan bent naar toe te gaan, John
Perkins".
Ik denk dat ik maar even bij de McCloskey's
aanloop." zou hij antwoorden," en dat ik een spelle
tje poker met de jongens speel."
Dat was altijd zoo de gewoonte van John Perkins
geweest. Om tien of elf uur zou hij terugkomen.
Soms was Kate al naar bed gegaan; soms wachtte
ze op hem, gereed om in de smeltkroes van haar
toorn wat meer goud te mengen in de stalen ketenen
van het huwelijk. Voor deze dingen, zal Cupido
zich hebben te verantwoorden als hij voor de poort
van rechtvaardigheid staan zal samen met zijn
slachtoffers van alle bovenhuizen in de wereld.
Dezen avond echter was er een groote verandering
in den gewonen gang der dingen ingetreden toen
John Perkins zijn huis bereikte. Daar was geen Kate
met haar gewoontezoen. De drie kamers schenen in
een onheilspellende wanorde te verkeeren. Overal
lagen haar kleine bezittingen in het rond. Haar
schoenen in het midden van de vloer, krultangen,
haarkammen, kimono's, poederdoos en zoo voort
lagen ordeloos overal verspreid. Met een zinkend
hart zag John de kam met een krullende wolk
van haar bruin haar tusschen zijn tanden. Een of
andere ongewone haast en opwinding moest zich
van haar hebben meester gemaakt, want ze legde
altijd zorgvuldig dit kam-materiaal in de kleine
blauwe vaas op de schoorsteen.
Vlak bij het gasstel hing een verdacht, opgevouwen
briefje. Het was van zijn vrouw en luidde aldus:
Lieve John,
Ik heb juist een telegram ontvangen dat
moeder ernstig ziek is. Ik neem de trein van
4.30. Mijn broer Sam komt me van het station
afhalen. Er is koud schapenvleesch in de
ijskast. Ik hoop niet dat het weer haar
keelontsteking is. Betaal 50 cent aan den melkboer.
Verleden lente had ze het heel erg. Vergeet
niet aan de gasfabriek over de meter te schrij
ven, en je goede sokken liggen in de bovenste
la. Ik schrijf je morgen wel.
In haast
Katy.
NOOIT gedurende een tweejarig huwelijk waren
hij en Katy n nacht van elkaar geweest.
John las het briefje nog eens in een sombere stem
ming. Hier was een breuk in de opeenvolging der
dingen die nooit veranderden en het maakte hem
overstuur.
Daar hing over een stoel, akelig leeg en vormloos
de roode kimono met zwarte stippen die ze altijd
droeg als ze het eten opdiende. Haar door de
weeksche kleeren waren her en der neergeworpen. De
krant lag op de vloer en gaapte hem rechthoekig
aan. Alles in de kamer sprak van een verlies, van
de beheerschende geest die was weggetrokken,
van een ziel die verdwenen was. John Perkins
stond tusschen deze doode overblijfselen met een
vreemd gevoel van wanhoop in het hart.
Hij begon zoo goed mogelijk de kamer op te
ruimen. Toen hij haar kleeren aanraakte ging er
iets als angst door hem heen. Hij had er nooit aan
gedacht wat het bestaan zou zijn zonder Katy.
Ze was zo volkomen n geworden met zijn leven
dat ze was als de lucht die hij inademde noodig
maar nauwelijks opgemerkt. Nu, zonder waarschu
wing, was ze weggegaan, verdwenen, zoo volkomen
weg alsof ze nooit had bestaan. Natuurlijk zou het
alleen maar voor een paar dagen, of ten hoogste
een week of twee zijn, maar het leek hem of de
hand van den dood een vinger had uitgestoken naar
zijn veilig huis, arm aan gebeurtenissen.
John sleepte het koude schapenvleesch uit de
ijskast, maakte koffie en begon aan zijn eenzaam
maal vlak tegenover het schaamtelooze certificaat
van zuiverheid op den pot met aardbeienjam. Nu
leken hem het gebraden vleesch en de salade goede
geesten die voor eeuwig waren ondergegaan. Zijn
huis was ontmanteld. Een schoonmoeder met
keelontsteking had zijn huis- en beschermgoden wegge
vaagd. Na zijn eenzaam maal ging John bij de ven
sterbank zitten.
Hij had geen trek in rooken. Buiten lokte de
stad hem om deel te nemen aan haar dans van dwaas
heid en plezier. Deze avond behoorde hem toe. Hij
zou, zonder dat iemand hem iets vroeg, weg kunnen
gaan en de snaren der vroolijkheid aan kunnen slaan
zoo vrij als iedere vrolijke vrijgezel. Hij zou kunnen
drinken en zwerven en spelen als hij dat wou tot
het aanbreken van den dag; en er zou geen wraak
zuchtige Katy op hem wachten met den beker die
de droesem van zijn veugde bevatte in haar hand.
Hij kon poker spelen bij de McCloskey's met zijn
luidruchtige, snoevende vrienden totdat Aurora
de electrische lampen zou hebben uitgedoofd. De
huwelijksbanden die hem altijd hadden geketend
waren verbroken. Katy was weg.
JOHN Perkins was niet gewend zijn gevoelens te ana
lyseeren. Maar toen hij zat in zijn Katylooze 3 bij 4
salon sloeg hij onophoudelijk dit valsche accoord
op het klavier van zijn leven aan. Hij wist nu dat
Katy noodig was voor zijn geluk. Zijn genegenheid
voor haar, in slaap gewiegd en naar het onbewuste
afgevoerd door den doffen gang der huiselijkheid,
was nu scherp opgewekt door het verlies van haar
aanwezigheid. Is het niet altijd in onzen geest ge
goten door spreekwoord en preek en fabel dat we
de muziek niet eerder prijzen voordat de
zoetgekeelde vogel is weggevlogen of in andere on
waarschijnlijke en onwaarachtige symbolen?
,,Ik ben een dubbeldoorgehaalde stommeling,"
mompelde John Perkins," op wat voor een manier
heb ik haar behandeld. ledere avond ben ik wegge
weest om poker te spelen met de jongens inplaats
van bij haar te blijven. Die arme meid hier alleen
met niets om zich bezig te houden, terwijl ik haar
op die manier behandel! John Perkins, laat dit je
iets geleerd hebben. Van nu af aan zal het anders
worden. Ik zal met haar uit gaan en we zullen ons
samen amuseeren. En die McCloskey bende wil ik
van nu af aan niet meer zien."
Ja, buiten brulde de stad en probeerde John
Perkins te verlokken om mee te dansen in den stoet
van Momus. En bij de McCloskey's waren de jongens
bezig de kaarten te schudden voor het spel. Maar
geen lokkend pad of gekleurde kaart konden de
berouwvolle ziel van John Perkins, den eenzame,
verleiden. Hij was beroofd van het liefste dat hij
bezat en hij treurde er om. Teruggaand tot een zeke
ren man, genaamd Adam, wien de engelen uit den
boomgaard hadden gegooid, kon Perkins, de berouw
volle, zijn afkomst nawijzen. Rechts van John
Perkins stond een stoel. Daarover hing Katy's
jurk. Iets van haar figuur was er nog in overge
bleven. In het midden van de mouwen waren fijne,
persoonlijke kreukels ontstaan door de beweging
van haar armen als deze voor zijn plezier en com
fort hadden gewerkt. John nam de jurk op en keek
er lang naar en zocht vergeefs naar een blijk van
medeleven. Katy had altijd medeleven met hem
gehad. Tranen: ja tranen kwamen in John
Perkins oogen. Als ze terug kwam zou alles anders
zijn. Hij zou boeten voor wat hij veronachtzaamd
had. Wat was het leven zonder haar?
De deur werd geopend. Katy kwam binnen.
Ze droeg een kleine handtasch. John keek haar
verbijsterd aan.
,,Hè, hè, ik ben blij dat ik terug ben," zei Katy.
Moeder was zoo gezond als een visch. Sam was
aan het station en zei dat ze alleen maar een beetje
hoofdpijn had en direct beter werd nadat het tele
gram was gestuurd. Dus nam ik meteen den volgenden
trein terug. Ik heb razenden trek in een kop kof f ie."
Niemand hoorde het geluid van de tandraderen
toen het mechanisme op de derde verdieping van
het gezin Perkins terugsuisde in de Orde der Dingen.
Een band slipte, een veer was geraakt, het tandrad
werd opnieuw gesteld en de wielen gingen verder
in hun oude baan.
John Perkins keek op de klok. Het was kwart over
acht. Hij greep naar zijn hoed en liep naar de deur.
Ik zou nou toch wel eens willen weten waar je
van plan bent naar toe te gaan, John Perkins?",
vroeg Katy op ruzie-achtigen toon.
Ik denk dat ik maar even bij de McCloskey's
aanloop," zei John, ,,om een partijtje poker met
de jongens te spelen."
O' HENRV
PAG. 16 DE GROENE No. 3M4