Historisch Archief 1877-1940
Vrouwen
Martelaren der mode
TOEN de mode voor de mannen
wereld nog niet verstard was tot
nuchtere noodzakelijkheid, zonder een
vleugje fantasie, slechts opgeluisterd
door decorum, traditie en enkele cM2.,
kleurige zijde, in den vorm van een das
waren de martelaren van deze mystieke
macht talloos 'en van beiderlei kunne.
In den voltooid verleden tijd waren
zoowel mannen als vrouwen grif en
graag bereid, voor de mode te lijden en
te strijden, doch de vrouw heeft het
langer volgehouden. Elke nieuwe versie
had haar suggestieve voorgangers,
haar legioenen aanhangers, haar ver
bitterde bestrijders, die elk naar eigen
aard het fascineerende verschijnsel vol
vreugde huldigden, het heldhaftig door
stonden, die het vol afgrijzen van zich
wierpen of er met gelatenheid aan te
gronde gingen. En ondanks alle wel
willende mode-minnestreelen, die ons
zoo bemoedigend kunnen verzekeren,
dat De Vrouw Zelve in laatste instantie
bepaalt, wat zij wel wenscht te dragen
en wat niet, is die zelfde eeuwig ver
heerlijkte en eeuwig verguisde mode
ook nu nog een verlicht despoot en
onverbiddellijk voor haar volgelingen. Zij
kan onnoemelijk wreed zijn voor dege
nen, die haar met onverschilligheid
bejegenen of die haar voorschriften op
al te persoonlijke wijze interpreteeren
en zij is in staat, de opstandigen, die
haar niet wenschen te erkennen, te
straffen met een zekere dosis opzichtig
heid, terwijl o bittere ironie juist
de vrees of de afkeer om op te vallen,
gewoonlijk de aanleiding was tot het
verzet. Vandaar, dat de vrouwen in
vijf werelddeelen in de beste geval
len zonder slaafschheid en soms zelfs
met overtuiging gehoorzamen aan
deze luisterrijke overmacht, waaraan
zij zich nimmer zullen kunnen onttrek
ken. Vandaar, dat talloozen zich, niet
zoo heel lang geleden, een tamelijk af
grijselijk dieet getroostten, met het
lichtend doel voor oogen, op deze wijze
de alleenzaligmakende modieuze lijn
te benaderen of te handhaven, dat wij
met de onverstoorbaarheid van een fakir
op hiel- en teenloos schoeisel over hob
belkeien en grintpaden tandakken
hetgeen tenminste in dagen van zomer
schoenen-zonder-bon nog zijn nut
heeft vandaar ten slotte, dat wij,
met ware doodsverachting, in ruglooze
galagewaden naar tochtige concert
zalen tijgen en dat wij ons lijdzaam
onderwerpen aan de torluur van den
kapper, met zijn glinsterend, geurend
en gonzend arsenaal, zijn blinkende
en zengende folterwerktuigen.
Maar dit alles is nog niets, vergeleken
bij de martelingen, welke de menschheid
eertijds placht te doorstaan, ter meer
dere glorie van de oppermachtige mode,
die eerst in den loop van vele eeuwen
zachtzinniger is geworden. En wij on
zerzijds zijn heel wat minder volgzaam
dan onze voorouders, ons enthousiasme
voor modieus martelaarschap is maar
matig. Wij weigeren voor de mode te
sterven, wij weigeren zelfs voor de
mode te leven. Wij zijn, in alle ge
moedsrust, modieuze anarchisten, ver
geleken bij hen, die in vroeger eeuwen
voor de grootsche decoratieve idee
leefden en er soms ook per ongeluk
of met heilige overtuiging voor
stierven. De Florentijnsche schoonen
uit den Renaissance-tijd, die uren ach
tereen op geblakerde daken zaten, om
haar haren te laten bleeken, wisten ge
woonlijk wel, waaraan zij den
zonnesteek hadden te wijten; trouwens de
geheele Renaissance was, met al haar
glans en glorie, modieus beschouwd,
n groote lijdensgeschiedenis in vele
hoofdstukken. Voor het overige zijn
nog in den modernen tijd tientallen
vrouwen vergiftigd door doodelijke
haarverven. Honderden in de late Mid
deleeuwen en in den Roccoco-tijd, aan
ongeneeslijke kwalen, ontstaan door
het stelselmatig te strak snoeren van
beklemmende keurslijven, duizenden
werden het slachtoffer van de summie
re Empire-kleedij, tengevolge waarvan
een influenza-epidemie het effect had
van een massa-moord, die de elegante
Fransche vrouwenwereld decimeerde.
Er waren intusschen ook doelbewuste
De dochters van Philips II.
martelaren, zooals de middeleeuwsche
monnik, Thomas Conette, die zoo ver
ging in zijn bestrijding van den in zijn
oogen bij uitstek aanstootelijken,
suikerbroodvormigen hoofdtooi, dat hij
met zijn felle predikaties een waar
oproef ontketende, doch het ten slotte
toch tegen H. M. de Mode moest af
leggen.
Maar het drama der millioenen blij
moedig gemartelden begint nog veel
vroeger, mis:chien wel bij de
Cretensische dametjes van omstreeks 4000 jaar
her, wier taillemaat, wanneer wij de
opgegraven beeldjes mogen gelooven,
het onwaarschijnlijke benadert, mis
schien zelfs bij de holbewoonster, die,
het voorbeeld van haar man volgend,
zware halssieraden van kleurige
steenen, tanden en klauwen droeg. De man
deed dit uit practisch-idealistische over
wegingen, met het in dien tijd verheven
doel, zijn medemannen door een zoo
vervaarlijk mogelijken tooi, ontzag in
te boezemen en hun liefst meteen maar
schrik aan te jagen; zij waren immers
stuk voor stuk zijn natuurlijke vijan
den, die hem een eventueelen jachtbuit
of nog verleidelijker bezit konden be
twisten. Bij de vrouwen was zulk een
decoratie echter zuiver een primitieve,
doch doelbewuste uiting van behaag
zucht, ijdelheid, versieringsvreugde en
dergelijke motieven, welke wij overi
gens met vier letters kunnen samen
vatten: MODE.
En zoo is het tientallen van eeuwen
gebleven. De narigheid begon gewoon
lijk al in de wieg, gezien de ontstellende
wijze, waarop het pasgeboren kind
doorgaans werd opgetuigd, met
borsthemmekens, hemmekens met en zon
der doppelcant, een drietal noppen-,
cruyn- of flepmutsen, een
hersenpanOH1 Qj'i-'t M l <>i U'. Ijl l ! A NOJ \ ! V
PAG. 12 DE GROENE No. 3296