Historisch Archief 1877-1940
?PP!
U l T H U l Z l G H E D E N
Stadsinventaris
Vluchtheuvels
OP alle drukke punten in de stad
zijn de kleine eilandjes, waarop
menschen die onder dreigen te gaan
in den ziedenden oceaan van het ver
keer hun toevlucht kunnen nemen,
want ondanks de vele groene, gele,
roode en blauwe lichtbakens is het
oversteken van de zee dikwijls levens
gevaarlijk. Het verlaten van een
vluchtheuvel is vaak nog moeilijker dan
het bereiken van zoo'n heilzame
instelling. Daarom zouden er eigenlijk
consumptietentjes op moeten staan, ze
zouden goede zaken maken.
Het woord heuvel" klinkt ietwat
euphemistisch, maar in ons vlakke
Holland noemen we een heuvel graag
een berg en een hoopje zand met een
paar tegels er op: een heuvel. Zoo
vormen onze straten een heuvelachtig
landschap; voor het uitzicht moet men
die heuvels niet beklimmen.
Het kan er eenzaam zijn als ge er
alleen op staat, eenzamer dan Robinson
Crusoe het had, want de eenzaamheid
is het grootst tusschen de menschen.
Hier is het een eenzaamheid tusschen
eindelooze scharen gemotoriseerde en
trappende maatschappelingen die niet
rechts of links kijken en den weg rond
om u versperren. Als voetganger hebt
ge niets in te brengen, als voetganger
zijt ge een ouderwetsche diersoort die
desnoods kan uitsterven. Ge krijgt
geen kans het eilandheuveltje te ver
laten, de automobilisten kijken u
hoogstens beleefd meewarig spottend
aan, en de zwaaiende slagersjongens
fluitend en sarrend. Gelukkig zijn ze
gauw voorbij, maar er komen altijd
weer nieuwe! Ge staat er min of meer
te kijk en te koop; eindelijk komt er
een vacuüm in den eindeloozen stroom
van bewielde medemenschen, ge zet
n voet op straat maar dan wacht
ge nog even voor een enkele fiets en
haalt uw voet terug. Achter die enkele
fiets duiken er dan weer honderd op,
en pas nadat ge drie of vier maal een
gunstige gelegenheid hebt laten voorbij
gaan, steekt ge over. Onze voorouders
waren zoo gelukkig geen vluchtheuvels
noodig te hebben. En de voetganger
beroept zich steeds weer op zijn oudste
rechten: de uitvinding van het wiel
werd n.b. door een voetganger ge
daan. Zijn recht is het op trottoirs
te loopen en op vluchtheuvels vacantie
te nemen. Zijn plicht is zich niet te
laten overrijden, want dan brengt hij
het verkeer in gevaar, het verkeer
dat altijd zoo'n haast heeft omdat
tijd geld is. Wie staat te wachten op
een vluchtheuvel, verliest tijd. Het zijn
ook arme menschen, die bannelingen
bij de verkeerszuiltjes.
Tooneel
De Jantjes (Cinema Royal)
HET is niet de film De Jantjes",
een van de eerste Nederlandsche
klankfilmproducten, maar het echte
oude tooneelstuk, opgevoerd door het
origineele Bouber-ensemble dat we
ons nog zoo goed uit de
Plantageschouwburg herinneren. De
Royalbioscoop is als schouwburg geriefelijker
dan de indertijd door den tand des
tijds ietwat wrakkerig geworden Plan
tage-schouwburg waar Bouber c.s.
een ware volkstooneelcultuur gegrond
vest hadden.
De Jantjes zijn er weer, en ze zijn
met luide bijvalsbetuigingen binnen
gehaald. Ze zijn er weer, Dolle Dries,
Schele Manus, Blauwe Toon, Blonde
Greet, Mooie Leendert, Toffe Jans,
Tante Piet, Na Druppel, De Mop, en
allemaal. We hooren weer de oude
wijsjes van Draaien, anders dan ga
je....", Als de tros wordt
losgesmeten" en Omdat ik zooveel van je
hou-ou" en we zingen ze onwille
keurig mee, al zijn we dan niet gewend
mee te zingen.
De Jantjes is een van de meest
Mokumsche tooneelstukken, en wie
De Jantjes niet gezien heeft, is geen
rechtgeaard Mokummer. Het stuk
speelt voor een groot deel binnen de
muren van Tante Piet's kroegje, waar
heel wat rondjes gegeven worden.
Er zal wel wat water bij zijn, bij wat
ze op het tooneel drinken, want anders
zouden ze de vijfde acte niet halen.
En er wordt geroddeld, gehost, ge
kibbeld, gevloekt, gedanst en gevochten
door de kerels met scheve petten en
de toffe dansmeiden.
We zien Heintje Davids weer, 'die
vertelt dat heel Den Haag aan haar
voeten gelegen heeft, waarbij ze de
vergane glorie van die voeten in afge
trapte rijglaarzen laat zien. Annie
Verhulst is er weer (Blonde Greet)
die Dolle Dries (Jan Retel) in den
steek laat om tenslotte tóch met hem
te trouwen. En De Schele vergeet
niet om voor Toffe Jans uit Indi
een apie mee te brengen, al is dat
apie dan iets meer dan levensgroot.
De Jantjes is het stuk van den echten
Amsterdamschen lach en den echten
Amsterdamschen traan. En dat is de
verdienste van Bouber's tooneel, het
is zoo cht.
Adam in Ballingschap
( Vondelpark)
EEN hoekje in het Vondelpark is
in een Paradijs herschapen dat
als decor dient voor Vondel's Aller
treurspelen treurspel". Aan den rand
van het paradijs zitten de twintigste
eeuwsche menschen op een tribune
en kijken naar Adam en Eva, die tus
schen engelen en duivels aan hun
zondeval bezig zijn. En Vondel zelf
zit enkele honderden meters er van
daan, op zijn steenen voetstuk, met
zijn rug er naar toe en ziet het niet.
We weten niet hoe hij het zou vinden.
Albert van Dalsum is een machtige
Lucifer met een verbeten wraak
zucht, Jan Musch is giftig groen
zooals een slang maar zijn kan, en
Louis van Gasteren is geniepig
duivelsch. Over het algemeen spelen
de duivels hun rol beter dan de engelen;
dit is verklaarbaar, want de rol van
den duivel is beter op het
menschenlijf geschreven dan de rol van den
engel, sinds den Zondeval.
Hoewel de ontknooping bekend was,
werd de tragedie met groote spanning
gevolgd. Hier en daar was een kleine
overdaad aan stemverheffing en mi
miek, maar de uitgestrekte decors
en het gebrek aan acoustiek bij een
openluchtvertooning werken dit in
de hand.
Terwijl Adam en Eva (Johan Schmitz
en Willy Haak) hun verdoemenis on
dergingen zonk de zon weg in het
westen en vlogen er een paar duiven
weg uit de boomen; maar de twee
agenten der bereden politie die tijdens
het eerste bedrijf onbewust den achter
grond flankeerden en er uitzagen alsof
zij het eerste menschenpaar op den
bon wilden slingeren, vormden minder
gewenschte requisieten.
Aan het eind der voorstelling werd
een oprecht applaus gegeven dat klonk
als een slagregen. Maar over regen mag
men eigenlijk niet spreken als men het
over een openluchtspel heeft.
Operette
Rose Marie (Carré)
HEBT ge wel eens echte Indianen
gezien die in een echte blokhut
zitten midden in de Wild West, en
whiskey drinken ? Dan moet ge naar
Carré, dan krijgt ge er schetterende
knallende Indianenmuziek bij cadeau,
en Rose Marie met haar teere stemme
tje, en Poons die als maar gek doet
met Johan Boskamp, en Harry Boda
met een wonderlijk spraakgebrek, en
de jongeheer W. Alberti, de jeugdige
ster van het gezelschap die als
bedelmeisje haar ontroerende eenzaam
heid bezingt met een pop die geen draad
aan haar lijf heeft. Dit is veel, maar er
is nog veel meer. Men krijgt waar voor
zijn geld.
De revue-operette bestaat uit tien
tafereelen die vol muziek zitten. We
verhuizen van de blokhut naar het
oerwoud, van het oerwoud naar het
hooggebergte dat van een avondgloren
voorzien wordt. We krijgen een
modeshow en een moord te zien en een aan
vankelijk mislukkend huwelijk tus
schen de wolkenkrabbers van
NewYork. Er is zoo veel te zien, dat men
zich verwondert hoe dit alles in het
programma a 10 et. vermeld kan staan.
Er worden groote balletten uitgevoerd
waarmee het tooneel zoo vol is als een
sardineblikje, en die in kleurenrijk
dom den regenboog overtreffen.
Die balletten zijn monstrueuze
en bedwelmende manifestaties van
vrouwelijk schoon. Naast mij zat een
mannetje dat zijn bril vergeten had.
Zielig. Dwars door dat alles heen mis
kent Rose Marie haar trouwen minnaar,
totdat het scherm voor de laatste keer
dreigt te vallen.
Film
Tango Notturno! (Alhambra)
TANGO Notturno is de naam van
een dans, evenals Mazurka dat
is. In de film Mazurka" speelde Pola
Negri met denzelfden partner (Albrecht
Schönhals), als in deze film.
De film draait om een lied, en aan
het begin van de film draait een
gramofoonplaat de tango-notturno. In het
gezelschap dat de plaat aanhoort,
bevindt zich toevallig de componist
Jac Gerard, die plotseling opstaat en
de straat opslentert. Op de
gramofoonplaat heeft hij de stem van Mado
Doucet (Pola Negri) gehoord, de stem
die hem vroeger zoo boeide, de stem
die hem nu ook niet meer loslaat.
Gerard was eens een arm musicus, die
componeerde en dus ook honger had.
Totdat hij de zangeres ontmoette die
hij het lied wilde laten zingen, maar
er geen belangstelling voor toonde. En
korten tijd later kwam Mado Doucet
naar hem toe, omdat zij het lied toch
wilde zingen. Ze zong het, en Gerard's
lied werd beroemd. Al deze herinne
ringen doemen voor den geest van den
componist op, die in het nachtelijk
duister van de nevelige straten slentert.
Hij herinnert zich zijn roem, en zijn
gelukkige dagen met de zangeres.
Door duisternis, herinneringen en
nevel heen dringt de tango-notturno.
Hij weet niet waarheen zijn zwerftocht
hem leidt, totdat de schaduw van een
vrouw hem voorbij gaat. Er valt een
schot in den nacht, Gerard komt voor
den rechter en zwijgt. .. .
Niet alleen Jac Gerard werd gegrepen
en geboeid door de diepe stem van
Mado Doucet, maar ook de duizenden
cinemagangers komen onder den in
druk van Pola Negri's stem. En het is
een geluk dat het publiek de drama
tische gevolgen daarvan niet hoeft te
dragen.
Drie dolle dagen (City)
DE drie dolle dagen duren op de
film slechts anderhalf uur, en
dat is maar goed ook. Want niet ieder
zou over voldoende weerstandsver
mogen beschikken om een dergelijke
dolheid drie dagen lang mee te maken,
laat staan te bedrijven. De film is n
carnavalsfeest vol dwaze invallen en
koddige situaties. Joep Hansemann
(Jupp Hussels) sticht een soort kunste
naarscentrum en wil daar een schouw
burg bij oprichten. Maar hij heeft een
tante die zijn geld beheert en die hem
dus dwars zit. Ze heet tante Jutta,
bovendien woont ze in Calcutta, want
dat moet rijmen. En omdat het rijmt,
maken de artisten wien de tante een
doorn in het oog is, een lied dat rijmt,
en wel: Tante Jutta uit Calcutta".
Dat lied wordt gelanceerd op het
Keulsche carnaval en de in Londen
toevende tante hoort de aan haar ge
wijde hymne door de radio. Hals over
kop gaat tante Jutta naar Keulen en
valt daar pardoes midden in de feeste
lijkheden.
Omdat Joep zijn erfdeel pas mag
beheeren als hij getrouwd is, heeft
een van J oeps vrienden de tante ge
rgerd door haar te vertellen dat Joep
getrouwd is. Als de tante nu plotseling
onverwachts op het feest verschijnt,
moet Joep een vrouw hebben en laat
een van zijn vrienden in travesti voor
zijn egaa doorgaan. Wat voor dien
vriend niet pleizierig wordt omdat deze
verliefd wordt op tante Jutta's
stiefdochter. Drie dagen lang is die vriend
bezig met niet uit z'n rol te vallen,
waarbij de situaties in dwaasheid met
elkaar wedijveren.
Ondanks alle gekheid, komt de film
op een redelijk bevredigende wijze aan
zijn end. De theaterplannen kunnen
doorgaan en het feest is niet met zoo'n
grooten kater geëindigd als men ver
wacht zou hebben.
PAG. M DE GROENE No. 3796