Historisch Archief 1877-1940
In en om den rozentuin
DE rozentuin is altijd strak van
lijn; al kan de vorm van de
bedjes en vakken op zich zelf nog zo
verschillend zijn, tezamen vormen ze
een vastgesteld lijnenspel. Maar al
deze lijnen hebben een neiging zich te
willen krullen om een middelpunt of
zich te keren naar een eindpunt, een
vast doel temidden van al die speelse
vormen. Als middelpunt van. een
groep heel eenvoudige, rechthoekige
vakken kan een vogeldrinkbak staan,
sleehts even boven het pad uitstekend
op een paar lagen oude baksteen; een
pretentieloze ondiepe schaal waarin
het water blinkt als een kleine, ronde
lichtplek.
Het tuinornament speelt een be
langrijke rol in de rozentuin; het
vormt er een onmisbaar onderdeel van.
Een zonnewijzer staat in de as; alle
paadjes komen hierop uit, alle perken
keren zich er naar. Op een hoge,
slanke zuil staat het luchtige bouwsel
van vergulde ringen. De zon schittert
op het windvaantje en een donker
schaduwlijntje kruipt heel langzaam,
haast onmerkbaar over de ringen
voort en wijst de uren aan. Het is
alsof de zon zich altijd richt naar deze
ene plek, of alle bloemen zich wenden
naar dit lichtende middelpunt, alsof
de zonnewijzer de zonnestralen ge
vangen houdt.
Ook een beeldje kan staan aan het
eind van een pad. In een park zou
het groot en overheersend moeten
zijn met een flinke open ruimte rond
om maar in de kleine rozentuin kan
het ondergeschikt blijven, slechts een
onderdeel ervan. Een rank figuurtje
op een laag voetstuk in het gras,
alleen er achter als omlijsting van
het beeld bloeien de rozen in een brede
rand. Ook water kan mooi zijn in
deze tuin, maar dan niet het water
met zijn overdadige wilde planten
groei, met waterlelies en
moerasplanten, maar het water alleen als
spiegelend oppervlak. Wat echter de
vijver zijn grootste bekoring geeft
blijft toch altijd het natuurlijke er
van, het riet langs de kant, de sierlijke
zwanebloem en het warnet van groene
slingers en bladen onder en op het
water, waartussen de vissen een
schuilplaats zoeken. Maar voor de
roos is langs zo'n vijverkant geen
plaats, de roos hoort daar niet thuis.
Om de vijver alleen als spiegel te ge
bruiken is en blijft wat arm en er zijn
ook andere mogelijkheden, andere
ornamenten voor de rozentuin, iets
dat toch aan water herinnert: de put.
Rozen houden van vocht en zo
bouwen we dan een put en als de zon
is ondergegaan halen we het water in
de emmer omhoog om de rozen te
sproeien. Op deze manier is de put
niet alleen decoratief, niet een zinloos
beeld uit een voorbijgegane tijd, maar
een practisch en aardig middelpunt
van de rozentuin. Cementringen hou
den het water vast en er bovenop
metselen we de put van kleine oude
steentjes, de z.g.n. ,,drielingen".
Stevige palen komen aan weerszijden
en om de middenbalk wordt de ketting
geslagen waaraan de emmer hangt.
Een eenvoudig dakje vormt de afwer
king en een klimplant kruipt er voor
zichtig langs omhoog. De zwengel
piept, de emmer plonst in het water en
maakt brede kringen, die zich als 't
ware voortzetten buiten de put, in het
stenen paadje rondom, dat in steeds
wijdere cirkels is gelegd. Grijze laven
del volgt verderop dezelfde lijn; rose
rozen bloeien er achter en donker
bruine berberis en dit alles wordt weer
omsloten door grijsbladerige
Cotone-asters en het lichte groen van ijle berken.
Het enigszins stijve karakter van de
rozentuin kunnen we opheffen door
een lichte, wilde beplanting rondom,
een beplanting van een totaal ander
karakter en juist dit grote contrast
geeft aan de rozentuin een nieuwe
bekoring. Een hele groep berken staat
in de achtergrond maar n enkele is
als 't ware verdwaald en bij vergissing
in de rozentuin verzeild geraakt. De
witte stam staat grappig en onver
wacht in het gras rond de put.
De rozen bloeien maar een kort ge
deelte van het jaar en daarom planten
we om de rozentuin allerlei wat bloeit
in een andere tijd, in het vroege
voorBotte/rozen tegen de lucht
jaar, in de herfst en ook struiken, die
's winters groen blijven.
En in plaats van rechte, strakke
lijnen wordt het hier een wild door
elkaar groeien" waar tussendoor een
kronkelend pad zich een weg zoekt.
's Winters bloeien hier hei-soorten;
later zien we tussen de berken een
grote groep brem en overal bloeien de
bottelrozen. In de perken de ge
kweekte, volmaakt gevormde struik
roos, er buiten de wilde, botanische
vorm. Er zijn hoge, slanke takken vol
enkele, fluweligrode bloemen. Ze
bloeien maar enkele dagen en vallen
dan uit maar in de herfst hangt de
hele struik vol met lange oranje
bottels, die fijn van vorm zijn.
Onder deze Rosa Moyesi, half er
tussen verscholen, staat een groepje
tijgerlelies. De knop hiervan heeft
bijna dezelfde vorm en kleur als de
rozenbottels; het is een speels samen
gaan van zo uiteenlopende
plantenNaast de donkerbruine berberis, waar
aan de rode besjes in dichte trossen
aan de takken hangen, staat een won
derlijke, grijsbladerige roos. Het is
Rosa rubrifolia. Steeds komen er
nieuwe takjes aan en nieuwe bladen;
de jonge scheuten zijn lichtend rood
en de nieuwe blaadjes teer grijs waar
tussen de donkere ronde rozenbottels
verscholen gaan. Alles wat bessen
heeft past in deze beplanting; alle
berberissen, alle cotoneasters, de
gelderse roos evenals de lijsterbes. En
tussen al dit fijne groeit hier en daar
een hogere struik of boom om de tuin
te omlijsten, te beschermen tegen de
wind en af te sluiten van het overige
terrein. In het vroege voorjaar de
witte bloesem van Prunus, daarna een
enkele breed uitgroeiende donkerrose
Malus, waaraan in de herfst de rode
appeltjes hangen.
Maar ook kunnen we enkele kleuren
uit de rozentuin in de beplanting
rondom herhalen. Er zijn grote bossige
rozen, die de hele zomer doorbloeien
met donkerrode bloemen, de variëteit
Hamburg of de lichtere zalmkleurige
Réveil Dyonnais. De struiken worden
op den duur wel een paar meter hoog.
Ze staan tussen de wilde vormen en
de struikroos in en hebben van beiden
de goede eigenschappen.
Phlosten bloeien tegelijkertijd met de
rozen en hebben soms precies dezelfde
kleuren. Phlox hoort tot de heel enkele
planten, die bij rozen passen, zelfs als
het ware een aanvulling mee vormen.
Zalmkleurige Phloxen bij
vlammendrode rozen en gele rozen bij zalmkleu
rige Phloxen. In de rozentuin de rozen
in al hun tinten en rondom, ervan ge
scheiden door een laag haagje en soms
verscholen tussen de bottelrozen, soms
plotseling naar voren springend de
Phloxen in hetzelfde kleurenspel.
Twee geheel verschillende werelden,
de stijlvolle rozentuin en de wilde be
planting er omheen, vormen zo een
eenheid door het contrast.
DE TUINARCHITECT
De put is een goed ornament van den rozentuin