Historisch Archief 1877-1940
DE TOONEELSGHOOL
IN de voorafgaande artikelen bespraken we de
Tooneelschool in haar dagelijksche doening; in
dit slotartikel mogen de diverse franjes worden
behandeld die van die dagelijkschheid afhangen; als
daar zijn: examens en demonstratie-avonden.
De normale leerling, die vlot zijn leerlingloop
baan afwandelt daar zijn drie jaren voor noodig
doet in den loop dier jaren vier examens en een
kleintje; te weten n toelatingsexamen, twee over
gangsexamens, n eindexamen. Het kleintje is een
schiftingsexamen, dat de eerste klasse vóór de
Kerstvacantie heeft te ondergaan. Waar de school
begin September aanvangt, hebben de nieuwe leer
lingen dan ruim drie maanden onderwijs gehad.
Dan eerst wordt definitief beslist, of zij leerlingen
der School kunnen blijven. Die drie eerste maanden
hebben dus het karakter van een zeer uitge
breide Prüfung" in zake geschiktheid. Dit is,
naar het mij voorkomt, een wijze maatregel.
Het toelatingsexamen gewoonlijk in de eerste
Septemberdagen gehouden bestaat uit een
theoretisch en een practisch gedeelte. Van het
eerste, door den directeur afgenomen, zijn diegenen
vrijgesteld, die met goed resultaat minstens drie
klassen van een gymnasium of een H.B.S. hebben
afgeloopen. Het bestaat uit het maken van een
Nederlandsen opstel, wat het schriftelijk deel be
treft, en het lezen en vertalen van een vrij
gemakkelijken Franschen, Duitschen en Engelschen text.
Voor het practisch examen krijgt de candidaat de
opgaven ongeveer een week van te voren
toegezonden. Gewoonlijk bestaat dit practische
examen uit drie gedeelten; ie. de candidaat
moet prima vista een stuk proza gewoonlijk
min-of-meer dramatisch proza lezen; 2e. hij
(of zij) moet een paar gedichten die hij dus
van-te-voren kan bestudeeren voordragen; 36.
hij moet toonen, bepaalde gevoelens tot uitdrukking
te kunnen brengen; gevoelens die hem dan reeds
in den oproep tot het examen worden opgegeven.
Op het tooneel staat een tafel; daarbij een stoel (A);
voorts is er op het tooneel nog een stoel (B) aan
wezig. Met stoel B mag de candidaat manoeu
vreeren zooals hij wil; van stoel A moet hij af
blijven; daar zit een imaginaire personnage op;
zoo hij wil, bij elk der achtereenvolgens te spelen
gevoelens een andere; en, door de achtergronddeur
opgekomen, speelt hij tegenover die imaginaire, in
zijn verbeelding aanwezige personnage het ge
voelen, dat hij bij dit optreden tot uitdrukking te
brengen heeft. Hij mag daarbij een door hemzelf
voorbereiden of geïmproviseerden text uitspreken.
Er zijn wel eens candidaten die zoo'n text als de
hoofdzaak blijken te hebben beschouwd; dien text,
dien ze dan min of meer netjes" opzeggen, maar
zóó domme candidaten komen gelukkig slechts bij
hooge uitzondering voor; wie zich tot de
tooneelkunst geroepen voelen, weten instinctief wel, dat
de text voor den tooneelspeler secundair is.
Dit alles voorlezen, declameeren, spelen
wordt door den candidaat op het tooneel verricht;
in de zaal zit zijn publiek; voor deze gelegenheid
een zeer critisch publiek, n.l. de Commissie van
Beheer en Toezicht op de Tooneelschool, en de
Regeeringscommissaris, welke alleen een
adviseerende stem hebben, en al de leeraressen en leeraren,
die, elk van zijn bijzonder standpunt, de praestaties
beoordeelen.
Den uitslag van het examen krijgen de candi
daten gewoonlijk den volgenden morgen per eerste
post thuis.
Het examen is niet kosteloos; wie het wil afleggen,
moet van te voren een klein bedrag ? 5.
hebben gegireerd. Een zér noodzakelijke maat
regel; zoo weten we, dat wie hier zijn kunst(en)
komt vertoonen, het ernstig meent met zijn
examen-doen; werkelijk prijs stelt op dit onderzoek,
en waarlijk ambieert, leerling der School te worden.
Onzerzijds krijgt zoo'n geëxamineerde toch ook
waarvoor zijn geld, namelijk een zeer consciëntieus
overwogen oordeel over zijn geschiktheden. Al be
houden we ons tevens voor zie boven , na drie
maanden dat oordeel te herzien. Wie eenig idee
heeft van de groote moeilijkheden om iemands ge
schiktheid voor de ontzaglijk veel eischende
tooneelkunst te beoordeelen. ... en van de vele verras
singen" die een onbeholpen mensch met talent en
een handig mensch zonder talent, in bonam en in
malam partem kunnen bereiden, zal den grooten
ernst en de groote omzichtigheid bij het
Septemberoordeel, en de noodzakelijkheid van het
Decemberoordeel begrijpen.
TEGEN Kerstmis en Paschen krijgen de leer
lingen rapporten. In Juni zijn de overgangs
examens; waarover in het verband van deze
artikelen niet veel gedétailleerds te vertellen is.
In Juni is ook het eindexamen, dat, niet dan na vele
repetities, in den Stadsschouwburg pleegt te worden
gehouden, voor die gelegenheid tot-nog-toe steeds
welwillend door het Gemeentebestuur en den
directeur van den schouwburg ter beschikking ge
steld en gewoonlijk door een groot publiek ge
vuld. Een zér groot publiek, want deze voor
stellingen zijn gratis toegankelijk. En onder dat
publiek zijn dan ook meestal eenige
tooneeldirecteuren, die dadelijk wat er bij de geslaagde
artisten van hun gading is, inpikken.
Zoo gaat het, als het vlot gaat. Maar de leer
lingen-loopbaan verloopt niet altijd vlot; er zijn
geroepenen, die niet uitverkoren blijken de eind
streep te halen. Dat een leerling een klasse
doubleert, komt nogal eens voor. Tweemaal
doubleeren is verboden.
Een enkel woord nog over dat examen-spel op
het groote tooneel. We hadden dit jaar geen eind
examen, bij hooge uitzondering, daar we geen
derde klasse hadden; het komende jaar hebben we
er weer wel n, van acht leerlingen; en een tweede
klasse van tien, terwijl zich voor het toelatings
examen een twintigtal candidaten hebben aange
meld; waarvan er toch allicht tien zullen slagen.
Maar omdat we dit jaar geen eindexamen in den
Stadsschouwburg konden vertoonen, mocht dan
ditmaal het overgangsexamen van de tweede naar
de derde klasse daar plaats vinden. Natuurlijk
wordt er dan ook een paar maal van-te-voren op
dat tooneel van den leerlingen ongewone afme
tingen gerepeteerd. Niet genoeg; ik hoop dat we
voor ons eindexamen in 1941 daar een keer of tien
zullen mogen repeteeren. Ieder tooneelspeler die
weet, hoe moeilijk het is, op tooneelen van ver
schillend formaat te spelen, waarvoor n
stimmlich" n wat de bewegingen betreft, telkens een
andere instelling noodig is, zal dit begrijpen; zal
ook begrijpen hoe de bezwaren te dezen, als een
hinder bij de overgave aan de rol gevoeld, in dubbele
mate gelden voor de onervarenen. Ik zou hier een
zeer typisch voorbeeld aan kunnen verbinden, van
een voortreflijke actrice in spe, die op ons kleine
eigen tooneel nerveus, zooals de rol 't vereischte,
rondloopend, de felle gespannenheid van haar
personnage volkomen op den toeschouwer wist
over te brengen, maar hier, in een ongewoon groote
ruimte ronddwalend, die spanning verloor.
Merkwaardig en treffend was- bij deze zelfde
jongedame?de ontroering toen zij voor het eerst
bij de repetitie de gewijde planken betrad, waar
zooveel grooten in haar prachtige kunst wonderen
van ontroering hebben beleefd en verwekt. Ze zei
niets, maar ik zag haar dat tooneel oploopen met
plotseling schroomachtige schreden en in een
vreemde verwarring. Wie niet weten, wat het
tooneel beteekent voor zijn priesteressen en priesters,
zullen dit kwalijk kunnen begrijpen, maar voor wie
daar wel eenig idee van hebben, moge dit een nieuw
bewijs zijn zoo nog noodig van den diepen,
bescheiden ernst waarmee dit voor velen maar een
pretje schijnende vak wordt beoefend.
De Tooneelschool is een schepping van Het
Nederlandsch Tooneelverbond; het wordt door dit
verbond, nu sinds vijf-en-zestig jaar, beheerd;
d.w.z. door een Commissie van Beheer en Toezicht;
in een meer commercieele zaak" zou men ze de
Commissarissen noemen. Dat Nederlandsch Tooneel
verbond wil, het is begrijpelijk, wel eens van tijd
tot tijd wat zien van het onderwijs. Daartoe wordt
de gelegenheid gegeven op onze demonstratie
avonden. Gewoonlijk hebben die plaats in April en
Mei voor verschillende afdeelingen.
In den afgeloopen cursus hebben we op 16 April
zoo'n demonstratie-avond van de beide klassen
gehad te Amsterdam. 3 Mei speelde de tweede
klasse n akte te Zutphen; 9 Mei had een, ietwat
verkorte, herhaling van den Amsterdamschen
avond te Utrecht plaats. Om kwart voor twaalven
kwamen we met onzen touring-car te Amsterdam
aan. Drie uur later was het oorlog; de voorgenomen
demonstratie in Den Haag, op Zaterdag 18 Mei in
den Koninklijken Schouwburg, bleef door de
omstandigheden achterwege. Zoo'n avond" of
middag" bestaat uit een reeks kleine brokjes
tooneelspel, wat 't klassieke betreft gecostumeerd;
wat de hoogere klassen aangaat, gegrimeerd;
stukjes spel, waarvan de opeenvolging den gang
van het onderwijs doet kennen. Ze zijn voor de
leerlingen de eerste gelegenheid, om voor een
publiek op te treden, want de leden van de afdeeling
Amsterdam worden altijd tot deze avonden
uitgenoodigd. Men begrijpt, hoe ze hun best doen!
Tot slot van dit slotartikel zou ik nog iets van
de plannen" vertellen. Wat die betreffende de
veranderingen en uitbreidingen van het onderwijs
betreft, is er niet zoo heel veel, dat den lezers van
dit blad wier belangstelling in de School ik
misschien al wel te hoog heb aangeslagen ! be
langstelling kan inboezemen. Wel zal hun wellicht
interesseeren dat deel van de plannen, dat reeds
sedert mijn directoraat een begin van uitvoering
heeft gekregen, namelijk de maandelijksche lezin
gen, toegankelijk voor alle leden van de afdeeling
Amsterdam van het Nederlandsch Tooneelverbond.
Deze lezingen zijn dit jaar begonnen met een voor
dracht, in Januari, van den heer K. Veldkamp,
over Wet en Wonder in betrekking tot het
spreken van den tooneelkunstenaar" In Februari
droeg Mevrouw Nel Oosthout, met muzikale mede
werking van den heer Albert van Doorn, een be
korte bewerking van Shaw's Jeanne d'Arc voor,
in Maart vergastte de heer Adriaan van der Horst
ons op herinneringen uit Vijftig jaren tooneel"; in
April was onze gastenavond de demonstratie-avond
der leerlingen; in Mei besloot de ondergeteekende
de reeks met een voordracht over Tooneel en Maat
schappij. We hopen in October deze voordrachten
te hervatten; laten de geldmiddelen en de politieke
omstandigheden het toe, dan is het 't voornemen,
ook buitenlanders, die ten opzichte van het tooneel
iets belangrijks te vertellen hebben, uit te noodigen.
Voorts willen we ook mettertijd voordrachten over
régie laten houden, deze echter liefst in het gewone
onderwijs ingeschakeld. Eenig idee van régie
krijgen de leerlingen natuurlijk wel bij hun spel
lessen; er is geen tooneelspel zonder régie denkbaar.
Maar er is degenen die op de hoogte zijn van de
vaklitteratuur, weten dat wel over régie en
régie-beginselen zoo veel m 't algemeen te zeggen;
zoo veel, dat voor iederen tooneelliefhebber, maar
in de eerste plaats voor den tooneelspeler, van belang
is; wiens kunst er slechts bij kan winnen, wanneer
hij, een tooneelstuk als een door n hoofd en n
leiding te bouwen architectonisch geheel begrijpt.
Er zijn meer plannen. Plannen tot sterker coördi
natie van de verschillende lessen, een klein begin
hiervan hopen we reeds in den aanstaanden cursus
tot stand te brengen, wanneer de leeraar in de
spraaktechniek geregeld enkele spellessen bijwoont;
waardoor het gevaar kan worden bezworen, dat
wat op de eigenlijke spreeklessen zoo prachtig is
geleerd, tijdelijk door de emotie van het spel
achteraf komt te staan en vergeten wordt.
Nauw verband moeten we ook hebben tusschen
tooneelgeschiedenis en tooneelpraktijk, die ge
lijkelijk moeten voortgaan; zoo veel dit dan mogelijk
is. Verder: costuumkunde is nuttig, de geoefendheid
in het dragen van een costaam is practisch van
grooter belang. Het is een wetenschap die in ons
land wel zeer in verval is geraakt; ik vrees, dat er
maar enkele actrices en acteurs zijn, voornamelijk
van de oudere generatie, die hiervan, door monde
linge overlevering, op de hoogte zijn.
Er is zooveel van dien aard. Het zou heerlijk zijn,
wanneer we de Tooneelschool konden maken tot
het wezenlijk centrum van alles wat de studie en
de praktijk van het tooneel betreft ! Ook, wanneer
we, meer nog dan thans het geval is, daar, in ons
huis, dat andere, grootere en onmisbare element
van een tooneelvoorstelling, het publiek, meer be
grip en meer liefde tot het tooneel konden bij
brengen. Ook te dezen zal, naar we mogen hopen,
reeds in den komenden cursus, iets van belang
worden gedaan. Een der hoogleeraren aan de
Amsterdamsche Universiteit heeft den wensch uit
gesproken, dat studenten in de letteren die dat ver
langen, als toehoorders de lessen te onzent in de
voordrachtkunst zullen kunnen bijwonen; zoodat
zij later, als leeraren aan gymnasia en middelbare
scholen, beter dan veelal het geval is, door hun voor
dracht hun leerlingen de schoonheid dat is: de
beteekenis van de litteratuur welke zij onder
wijzen, zullen kunnen bijbrengen. Hiertegen is
niet het minste bezwaar; integendeel, wij wenschen
niets liever. Wij hebben ook thans wel hospitanten;
b.v. afgestudeerde leerlingen, die zichzelf nog niet
afgestudeerd" achten, maar, terwijl ze reeds aan
een gezelschap verbonden zijn, nog enkele lessen
van een leeraar, blijven volgen.
En hiermee voorloopig genoeg over de Tooneel
school. Misschien was het sommigen lezers reeds
te veel. Maar eigenlijk geloof ik dat niet; anders
had ik het niet gewaagd, hierover zoo veel kolom
men van De Groene" te vullen. Neen, ik geloof,
dat velen in ons kunstonderwijs belang stellen en
er wel eens wat meer van willen weten. Ook, dat
er velen zijn die die belangstelling niet hadden,
maar die toch, wanneer men over deze aange
legenheid spreekt, er wel wat voor zullen gaan
voelen. Onbekend maakt onbemind. Het is, geloof
ik, een deel van mijn taak, die onbekendheid te
verdrijven. Moge bekend" nu ook bemind"
maken !
JAN WALCH
PAG. 4 DE GROENE N o. 3197