Historisch Archief 1877-1940
Afbeeldingen in woorden
J. P. J. H. Clinge Doorenbos
NU moet ik oppassen want nu heb ik beet aan
iemand die het óók kan:. .. . rijmen en
schrijven en die dat soms, net als ik: geestig
meen of kan doen. Hij doet het en ik hoorde van
Boutens bij het beoordeelen van zijn vers op een
Vorstelijk Voorval en dat door zoo goed als niemand
begrepen werd: dat men het gedicht maar door
Clinge Doorenbos had moeten laten tikken. .. . dan
begreep iedereen het en Boutens zelf ook. Deze
woorden werden gesproken aan een feestmaal van
eigenbekende dichters en woord-zweefschermers
of te wel: poëtische parachutisten. Ik eer en ik
acht ze hooger. Dat doet ook Clinge en dat doet
bovendien: Doorenbos.
Het is al vele jaren geleden dat ik te Bussum in
Concordia op zoude treden en ik naar de besproken
plaatsen ging zien. Het was maar dunnetjes met de
belangstelling wat ik toen een ramp vond en nu
een geval.
Juist wentelde ik de hoofddeur uit toen er voor
het tuinhek een groote, open gaswagen stopte en
aan het stuur zat een mij onbekenden drijver. Hij
stelde zich aan mijne gade en mij minzaam en wel
opgevoed voor en het was: Clinge-van-de-Telegraaf
en Clinge van de liedjes en van: Meisje wat heb je
in je taschje?
We werden uitgenoodigd om een wagentochtje
te maken door de omgeving en te eindigen met een
theetje of portje in zijn roemah besar bij zijne njonji
manis.
Laat me even leutig zijn met wat Maleische
woorden. ... hij kent die taal niet.
Hij reed ons dien middag door bosschen en heide
en babbelde aangenaam met een gezellige
kamerstem en een treffende woordenkeus: maar hij was
veel en veul grappiger dan ik. Telkens kwam er
weereenen hoe ook, ik móest glimlachen en ontdeed
me van lachspijkers. Ik dacht zoo: Zou hij nu nog
steeds meer in magazijn hebben, maar ondanks
het natuurschoon en de ontbrekende schaapjes en
de opkomende donderbui. .. . ging hij steeds door
met zijn vroolijk humeur.
Ten slotte zette hij de koers op zijn straatweg en
weldra stopten we voor zijn levensfabriek. Een
voortuin en een huis met zijtuin en een achtertuin.
Alles vlot Gooisch, dat soms zoo vlooachtig kan
vervelen.
We werden aangeboden aan zijne echtgenoote
die alreeds met de theetaf el gereed zat beladen met:
zoute stengels, een kruik Bols, glaasjes en sigaren.
Ik miste de thee, maar dit gebeurt meer bij dichters.
Alweer heb ik het over de vloeibare versnaperingen,
maar het was zoo.
We zetteden ons voornaam en hoffelijk en we
keken de lekkernijen niet aan. We spraken over
het weer en de heide en wijlen Dirk Witte. We
vuurden een sigaar af en toen kwam het er van.
Gezellig zaten we te samen en ik had er al op ge
rekend om te blijven spijzen, want het rook
verdrimmeld lekker bij Mevrouw Clinge in de keuken.
Ze leek me zoo net de vrouw om voor haren rijmen
den man lekker te stooven, braden en bakken. Ik
meende blinde vinken te speuren en ik wachtte al op
de grap dat: ze niet in het Bussumsche woud waren
gedood. Edoch de geuren vervolgden hen wel
riekende korte golven maar uit de mond des
gastheers kwam geen stom woord van: Bikkiemee?
Hij schonk anderwaarts in en we sipten, want we
?waren deftig. Het was een aangenaam verpoozen.
We gevoelden ons thuis, op het maal na.
We namen afscheid en bestegen den gaskar en
tuften naar het hotel Oud-Bussum om daar te
smullen van: soepele hazenpeper a la lapin qui rie,
als dit goed en op recht Fransch is, en van
appeldemoesje en piepers en andere redenen om het leven
vergiffenis te schenken voor onze geboorte. We
babbelden nog over Doorenbos en de zijnen en de
som was dat we hem een keurig mensch vonden. Ik
schrijf nu alleen over hem, daarom onthul ik later
hoe we dachten over zijn gade.
Tien jaren lang werkte ik mede aan de Telegraaf
als dichter en als oorlogsleuteling tot ik op eens
in mijn werk vervangen werd door Clinge. Ik had
hem wel willen narcotiseeren van woede. Ik heb
hem toen zoo onwelopgevoed uitgescholden en ik
Jheb zulke onmenschelijke vloeken over zijn spitsen
:schedel geuit dat als alles ware uitgekomen hij
nu zeker op de Noordpool vertoefde. .. . als ijsko !
Maar de tijd heelt alles.
Nu lees ik met genoegen zijne tijdrijmen die hij
zelf huisvlijt" noemt. Een titel die juist is, beschei
den en aanmoedigend. Een titel die zijn werk opheft.
Men knipt hem nu uit en men hangt hem op en
men plakt hem in.
Men draagt hem voor en zingt hem na en hij is
bijna net zoo vervloekt beroemd als ik en dat wil
wat zeggen: Nederlanders-in-wording !
Vele malen zag en hoorde ik hem optreden bege
leid door zijne uitnemende pianiste:.... zijne
wederhelfte. Wel verraste hij me met zijn huppelpas
jes van links naar rechts en de eerste keer dacht ik
dat hij schrok van een kakkerlak, zooals ik in
Indiëdat deed toen een Javaan den kakkersnak
met de groote teen en de volgende ving en
verknoerste en daarna opat. Dat doet hij nog niet na.
Die zijpasjes. ... n zijn rokpak n zijne
lakschoenen n wit overhemd. ... n die zijpasjes. Ik
vroeg in de loge aan mezelf: waarom doet hij dit,
maar ik denk dat het door hem gedichte woord niet
voldoende was om al zijn passie van levensliederaar
uit te persen. Als hij twintig coupletten heeft moeten
ze er uit.
De stem van Clinge is aangenaam en dat heeft
hij voor op vele anderen. Hij spreekt duidelijk,
welluidend en hij pruimt zijne woorden alvorens
ze der menschheid te schenken. Vooral voor de
AVRO komt hem dit van pas. Hij is er of hij komt er.
Welkom !
Het werd 1914 en het werd oorlog en we mobili
seerden en we kregen bonnen.
Pisuisse trok de uniform aan en besteeg het
rijwiel des krijgers.
Ik trok de gekleede aan en zong op de keuken
wagens.
Clinge stond in de cantines en zong van: Meisje
je met je makke mondje !
Ik woonde hem bij op een fort. Eerst dacht ik:
daar komt niets van terecht. Hij was zoo fijntjes en
zacht en zoo weinig vakman. Maar dat viel mee. Hij
was zoo tersnede en weldra had hij de jongens vast.
Ze hapten" net als ik.
Ik heb hem eens bekeken en beleerd toen hij aan
een overhemdmaaltijd zat te smullen.
Clinge at natuurlijk volmaakt in stijl maar het
was net of hij oudbakken dennenaalden pruimde.
Ik kijk graag naar iemands eetstijl als ik belang
in hem stel. Zeg me wat gij lust en ik zal u zeggen
wie ge zijt. Ik zag hem de eetgereedschappen be
spelen en ik zag hem kauwen zonder te slikken.
Ik zag hem spreken en ik zag hem doen lachen. Hij
zat neven een lieve, doch niet geheel gekleede dame,
wat de schouders betreft. Hij keek niet naar die
veltafereelen maar at en sprak. Ik keek er wel naar
en dat bewijst mijne minderwaardigheid. Als ik na
de zielsverhuizing combali ga dan wensch ik weder
te keeren als: kamermeisje. Mag dat geleerden?
Toen de pink, der lieve schoone juist bij de pink
van Clinge was dacht ik wacht: nu hapt hij, maar
hij piekte een kruimel ter zijde. Hij at door en ik
bemerkte dat hij het laatst van ons zijn bordje op
had. .. . door het keuvelen.
Lees ik tegenwoordig zijn gedichten in de Tele
graaf, die hij er bijna dagelijks aan afstaat, dan ver
baas ik me over zijn spijker-op-den-kop. Vóór er
iets daverends is gebeurd heeft hij er al een goed
dingetje voor klaar; om het nu zoo maar eens
onder ons te noemen. Ik lees altijd eerst de laatste
regel want daar zit de bom in of de grap. Dan lees
ik van den zolder tot de kelder en dan ben ik soms
zeer voldaan. Er zijn er bij die verdraaid raak zijn.
Ik hoor er dikmaals over spreken in de trem of
in de koffiehuizen.
LAATST reed ik van Scheveningen naar den
Haag-Spui in lijn 8 en toen we uit stapten
zegde een aanminnige maar ervaren dame me dat
ze me zoo graag las want ik was toch Clinge Dooren
bos? Natuurlijk zegde ik: Ja mevrouw! Zij ant
woordde: juffrouw! Ik zegde: Nog beter. Het kan
niet te duur zijn. Ze stelde me voor een slokje thee
in de Kroon te gaan drinken juist zijnde het caf
waar ik me verpoos aan de leestafel met het lezen
van de Groene en die geestige stukjes van Speenhoff.
We namen plaats en de dame begon over liedjes
en langzaam aan bemerkte ik dat ze het niet over
Clinge had maar over mij. .. . terwijl Doorenbos
toch niet eens snor en baard teelt. Ze had ook
Swiep mee gemaakt in Indiëen op de Goentoer van
de Lloyd en naderhand in zijne woning als
kraamverzorgster. .. . verloskundige.
We namen afscheid wat me speet want ze was
zoo lief en gretig. Ze gaf me de hand en die was hard
en dat vind ik zoo aangenaam bij een dameshand.
Zoo koud en wat geëelt en dan nog iettewat schor.
Bij het heengaan heette ik nog steeds: Clinge
Doorenbos; die me dit wel vergeven zal. Alleen
maakten we een afspraakje en dan zal ik me
ontbolsteren als Speenhoff in persoon. Ik vond het
vleiend, Clinge. U?
Nu wacht ik op een boek van hem. Minstens:
Zeven mannen in een boot '" of Amor buiten
het kippenhok !" of iets anders. Dat boek móet
komen. We hebben er recht op. Al is het maar zoo
klein als:, De Klop op de pintoe." Ga nu eens
nadenken Clinge als je dit van je sobat gelezen
hebt. Hoe denk je over deze titel: De Kegelklup?"
Of: De Drie gezusters met den Zeeman?" Ik laat
het aan je over joh !"
Ga nu tikken en pennen als je wil. Nacht en dag
en mest ons met je boert en luim. Maak ons vrucht
baar met je lief en leuk. Ik weet er een goeden
uitgever al voor. Hij is rijk en ziet niet op een tientje,
als je er honger voor leidt. Doe je zulks?
Je kunt het grappige boek maken. We
hebben het noodwendig. We snakken naar iets
grappigs. Vertel ons alle je nachtelijke invallen en
uitvallen. Dat het fatsoenlijk moet blijven behoef
ik niet voor te schrijven. In niet een van je liedjes
of rijmpjes vond ik iets diagonaals of schuins. Je
bent de verpersoonlijking van den avond waarbij
je dochter mee kan komen.
In vele gezelschappen waarin ik vertoef wordt
er over Clinge gesproken. .. . deels omdat men hem
hoog acht en deels om mij te pesten. Want ze
denken mij de p. in te werken door over hem niets
dan goeds te juichen en van mij niets dan suf s te
verzwijgen wat erger is dan luidruchtig hoonen.
Clinge is dégezelschapszanger, débard die
men tot in alle kringen kan doen optreden. Ik
mag het wel herhalen dat hij: een hygi
nischontsmette woordenkunstenaar is en dat juist ook
daardoor er niets aan zijnen grooten bijval ontbreekt.
Mijn naam is minder voor den wind. Maar daar
went men aan, als men maar niet plat of onzedig
is. ... en dat ben ik nimmer. Nimmer!
Ik herinner me dat ik naar den foto eens een
portret van Clinge teekende en ik herinner me dat
ik het naar zijn kasteel te Bussum aan de Bus
zond. .. . maar evenwel en doch ik kreeg geen
asem er op. Het was zeker téleelijk. Ik had er een
tientje voor willen vragen en daar is hij zeker van
bedremmeld? De post zond het niet terug als ik
me wel herinner, want het is al lang geleden. Mis
schien heeft hij er zijne boterhammekens in ge
wikkeld en ligt zijn kop nu tusschen de
vaderlandsche: schillen en doosjes.
Verleden jaar was ik bij toeval jarig en ik bereikte
toen de leeftijd van zeuventig jaren en toen zou ik
onder zijn Directie eene feestvoorstelling komen
geven in dat zelfde Concordia te Busthem. Hij was
al bezig met de reklame en de prijzen der intrees
en de dag der terechtstelling en ik verkneuterdijkte
me al op een zoet gewin en bijval. Ik verzocht hem
mede te doen, echter daar gevoelde hij weinig voor.
Misschien alleen tusschen de schermen wat mede
prevelen. Alles was gereed en toen deelde het Bestuur
me mee dat het geen: interesse" voor mij had en
dat ik dus in mijn ivoren toren kon blijven plakken.
Als die lieden-heeren eens wisten hoeveel de
Vereeniging Concordia vroeger jaren aan mij heeft
verdiend. Ik mocht dus niet komen. Ze doen maar !
Ik heb het Clinge niets euvel geduid. Hoe
zoude ik?
Ik heb wel eens gedacht: Waarom treed hij niet
eens op in de bioskoopen en in de varietees? Hij
zou er een gretig" (Mag dat effies Trénité?) gehoor
vinden. Ik zou met hem wel eens bij Mie en de
nieuwe Koo op het Thorbeckeplein willen pieren
of in de Jordaan. Met een bijzondere keuze van
liedjes zou hij zeer gewaardeerd worden, want het
volkspubliek is gelukkig niet zóó ontaard en ver
worden als men er van gekoopt had, na al die jaren
van pogen.
Er is geen ander verschil tusschen de menschen
dan de leeftijd. Een geleerde beduidt niets meer dan
een steuntrekker. De eene mensch is niet beter dan
de andere. Allen zijn ze gelijk. Alleen toeft de een
in de bajes en de tweede niet.
Ook daar zou ik met Clinge eens een proef willen
nemen. Zijn stem is zoo klankrijk en dat treft
dadelijk de gevoelens.
Wat me steeds verbaast is dat men hem nimmer
in het Kurhaus-Cabaret te Scheveningen heeft doen
zingen. Daar is hij juist dézanger van waarde voor.
Ik hoorde er den tooneelspeler Ruys eenige liedjes
van een zekeren: Brammetje babbelen en voor
dragen. Zeer verdienstelijk maar geen vakwerk
natuurlijk. Hoe zou Clinge daar regie kunnen geven
en er eens een niet a-muziekaal wijsje laten hooren.
Ik zal eens aan de Directie van de Maatij Zeebad
Scheveningen schrijven, misschien helpt het geen
fluit. Daar zou Clinge de toon aan kunnen geven
en de gein" wat minder kunnen laten heerschen.
Wat echter niet wegneemt dat ik me bij de voor
stellingen van den heer Ruys soms bijzonder vertreed.
Vooral die mejuffrouw uit Indiëvind ik een schat.
Het volgend seizoen maak ik er Clinge den
leider. Opgelet!
En nu eindig ik met Clinge Doorenbos. Ik verklaar
het hier in de Groene dat ik hem hoogacht en
bevrindschap. Tabeh sobat kras. Koos SPEENHOFF
PAG. 7 DE GROENE No. 3297