Historisch Archief 1877-1940
Fluorescentie en fluorescentie microscopie
ULTRAMICROCOSPIE
polarisatiemicroscopie
fluorescentiemicroscopie; waarlijk,
het schijnt, dat men over de micros
copie toch niet zóó gauw uitgepraat
zal geraken !
Beperken wij ons heden tot fluores
centie en fluorescentie-microscopie.
Onder fluorescentie wordt verstaan
het vermogen van een stof om stralen
van bepaalde golflengte te absorbeeren
en deze weer uit te zenden als licht van
andere golflengte. Zér veel stoffen in
de levende natuur bezitten deze eigen
schap, en het ligt dus voor de hand,
dat de bestudeering van deze ver
schijnselen zich niet beperkt heeft tot
macroscopisch onderzoek, doch zich
ook heeft uitgebreid tot microscopische
waarnemingen.
Zoo werd dan reeds jaren geleden
door de Reichertfabrieken het fluor
escentie microscoop geconstrueerd,
direct daarop gevolgd door de con
structie van het overeenkomstige lumi
nescentiemicroscoop door de
Zeissfabrieken.
Om twee redenen nu genoten deze
apparaten in den tijd, waarin ze uit
gevonden werden, niet die belangstel
ling, waarop ze recht hadden. In de
eerste plaats door de geringe kennis
omtrent de in de weefsels voorkomende
fluoresceerende stoffen; eerst de uit
voerige studie der thans in het brand
punt van belangstelling staande vita
minen en de hierbij veelvuldig voor
komende fluorescentie (vitamine A,
lactioflavine o.a. fluoresceeren) deed
de behoefte aan
microfluorescentieapparaten duidelijk gevoelen. Ten
tweede was de technische uitvoering
verre van volmaakt.
Volgens den regel van Stokes heeft
het uitgestraalde fluorescentielicht een
grootere golflengte dan het geabsor
beerde licht. Volgens de energiewet kan
de energie van een photon van het
uitgestraalde licht slechts kleiner of
hoogstens gelijk zijn aan die van het
invallende quant. Slechts wanneer (dit
gebeurt bij uitzondering) de moleculen
in staat zijn bij deze transformatie
kinetische energie op te nemen, kan
het fluorescentielicht stralen van klei
nere golflengte, dus mér energie be
vatten, en dan treden in het spectrum
de z.g. antistokesche banden op. Voor
beelden hiervan vormen de kleurstoffen
magdalarood en rose-bengale.
Het is dus zaak, voor herkenning
eener eventueel aanwezige fluores
centie, invallend licht te gebruiken, dat
zooveel mogelijk naar den kant van het
violet is verschoven, liefst in het ultra
violette spectrum ligt.
Wij verdeelen naar practische mo
tieven, het ultra violette licht in 3
deelen: het ultraviolet I van 400?300
mmu, het ultraviolet II van 300?200
mmu, en het Schumannsche ultra
violet van 200?100 mmu. Hierop vol
gen dan de respectieve gebieden der
Röntgen-, der gamma- en
ultragammaen der kosmische stralen. Het ultra
violet I heeft nu in het bijzonder en
mér dan het overige ultraviolet en
violette of blauwe stralen, het vermo
gen om sterk fluorescentielicht op te
wekken. Wij zijn begonnen met te zeg
gen: zér veel stoffen in de levende
natuur fluoresceeren", thans gaan wij
een stap verder en zeggen: bijna alle
organische en de meeste anorganische
stoffen fluoresceeren onder bepaalde
experimenteele verhoudingen. Som
mige stoffen lichten b.v. alleen in vas
ten vorm, andere in vloeibaren toe
stand, wér andere in vasten, zoowel
als in vloeibaren toestand. Dan zijn er
stoffen, die alleen in zeer verdunden
toestand fluoresceeren, terwijl bij groo
tere concentratie het lichten direct
ophoudt. Ook de aanwezigheid van een
tweede optisch indifferente stof, kan
de fluorescentie doen verdwijnen; vele
stoffen fluoresceeren eerst bij bestra
ling met zeer sterk ultraviolet licht.
Tenslotte heeft elke stof een voor
haar karakteristiek 1.1. klein
stralengebied, dat in staat is, haar fluores
centie op te wekken, bevat de gebruikte
lichtbron deze stralen toevallig niet,
dan fluoresceert de te onderzoeken stof
niet, hoewel zij wel tot de fluorescee
rende stoffen behoort.
Het fluorescentielicht hangt zeer sterk
van de structuur van de betrokken stof
af, en zoo kan men dan door middel van
het fluorescentielicht, chemisch niet
homogene voorwerpen onderzoeken.
DAARAAN is het dan te danken,
dat de fluorescentie-analyse een
zoo wijd gebied van toepassing heeft
gevonden. De criminologie,
archaeologie, biologie, geneeskunde,
palaeontologie, chemie, pharmacie, bedienen
zich alle van tijd tot tijd van dit onder
zoek. Bankbiljetten, schilderijen en
tallooze andere voorwerpen worden op
deze wijze onderzocht.
De afbeelding geeft een prachtig voor
beeld van een practische toepassing der
fluorescentietechniek: een oeroud per
kament is donkerbruin en daarmee
onleesbaar geworden. In ultraviolet
licht begint het perkament blauw te
fluoresceeren het schrift in het ge
heel niet, zoodat men, door middel van
een fotografische opname, het geschre
vene reconstrueeren kan.
Hier wordt een stukje cultuur uit de
klauwen van den tijd gered !
Nog een ander feit heeft sterk de
aandacht der geleerden getrokken: ge
bleken is dat levend weefsel van een
kankergezwel fluoresceerende eigen
schappen heeft. Stelt men een kanker
gezwel bloot aan ultraviolet licht, dan
blijft het centrum donker, of vertoont
hoogstens hier en daar een roode fluor
escentie; meer naar de peripherie
neemt het vermogen toe, waarbij het
uitgezonden licht oranje of geel is,
terwijl de peripherie zelf, waaraan mi
croscopisch geen ziekelijke verande
ringen meer zijn waar te nemen, een
sterke, lichtblauwe fluorescentie ople
vert.
Het eigenlijk belangrijke van deze
waarnemingen is, zooals de lezer reeds
begrepen zal hebben, het feit, dat niet
het zieke, eigenlijke kankerweefsel
fluoresceert, doch wel het nog oogen
schijnlijk gezonde, doch blijkbaar tot
ontaarding voorbeschikte, zoogenaamd
praecarcinomateuse" weefsel, terwijl
normale huid weer hél weinig fluores
ceert. Liggen hier in de toekomst moge
lijkheden voor de vroegdiagnose van
kanker ?
De intensiteit van het fluorescentie
licht is evenredig met het geabsorbeerde
licht en dit laatste weer met de intensi
teit van het invallende licht. Om dus
microfluorescentie op te wekken, vooral
wanneer het onderzoek zal plaats heb
ben met sterke vergrooting, eventueel
immersie is een zeer krachtige lichtbron
noodig. Deze is gevonden in de
booglamp met metalen- of metaal bevatten
de kool-electroden, b.v. ijzer en nikkel.
Alle optiek, lenzen zoowel als spie
gels tot en met het voorwerpglas, van
microscoop zoowel als lichtbron dienen
te bestaan uit kwartsglas, daar
gewoon glas het ultraviolette licht
absorbeert. Op het voorwerpglas wor
den de ultraviolette stralen
gestransformeerd in die van het zichtbare spec
trum en de rest van het optische sys
teem, van dekglas, dus tot en met
oculair kan bestaan uit het materiaal
waaruit lenzen gewoonlijk worden ge
slepen.
Het oog ziet nu het fluoresceerende
voorwerp vergroot op een donkeren
achtergrond en.met behulp van zoo'n
opstelling is het nu mogelijk het fluor
escentieverschijnsel microscopisch te
bestudeeren. Van nu af aan moeten we
onderscheid maken tusschen
primaireen secundaire fluorescentie; de eerste
is de ware fluorescentie, die het onder
zochte weefsel van nature bezit; het
tweede is een kunstproduct, ontstaan
door fixatie en vooral kleuring der
microscopische praeparaten met fluor
esceerende stoffen.
Doel der fluorescentiemicroscopie is
steeds: het herkennen van de chemi
sche geaardheid der in de weefsels aan
wezige stoffen. En hier schuilt een
reuzenadder in het gras: immers, stof
fen van zér uiteenloopende
chemischen bouw kunnen een nagenoeg gelijk
gekleurd fluorescentielicht uitstralen.
De onderzoeker zal nu het subjec
tieve begrip kleur" moeten vervangen
door een objectieven maatstaf: ontle
ding van deze kleur door middel van
de spectroscoop.
Voor de diagnose van een onbekend
weefselbestanddeel is het dan nood
zakelijk te weten welke bekende stof
uit organische- of anorganische chemie
een hiermee identiek lijnenbeeld geeft.
Zoo werd door Quesnes in levercellen
een onbekende fluoresceerende stof X
aangetoond, die hij wist te
identificeeren met vitamine A1. Voor de kliniek
heeft de fluorescentiemiscroscopie
reeds verschillende, schoon nog niet
alle vaststaande resultaten opgeleverd.
De belangrijke perspectieven bij het
kankeronderzoek zijn reeds vermeld.
Voorts bleken bij bepaalde ernstige
bloedziekten, fluoresceerende cellen uit
het bloed te verdwijnen.
Ook hier schijnt dus de wetenschap
pelijke winst die te boeken is, in den
zin van een vervroegde diagnose uit
alles. De fluorescentiemicroscopie
heeft echter nog nauwelijks haar in
trede in het klinisch laboratorium ge
daan, slechts de toekomst zal leeren,
of zij zich hier een blijvende plaats zal
weten te veroveren.
Door ultraviolette bestraling wordt
een oud perkament leesbaar gemaakt
'AG. 11 DE GROENE No. 3J98