Historisch Archief 1877-1940
Uit het dagboek van
een tuinarchitect
Zondag
HET is soms heel prettig eens hard
op te denken en daarom heb ik
besloten weer eens een dagboek te
beginnen, ook al omdat ik op het ogen
blik toch niet veel beters te doen heb.
Het is raar, dat de oorlog eigenlijk de
oorzaak is, dat ik hier nu zit te pennen.
Dit klinkt alsof de oorlog maar een
kleinigheid is tegenover de grote
gebeurtenissen van de geboorte van
mijn dagboek. Zoiets als: kleine oor
zaken hebben grote gevolgen.
Plotseling heb ik nu tijd over. Ik heb
zo vaak gewenst, dat elke dag drie
maal zo lang zou zijn als hij in wer
kelijkheid is. Ik zou dan n dag hebben
voor het werk, dat ik doe, n dag voor
het werk, dat ik zou willen doen en
waar ik geen tijd voor heb en n dag
om helemaal niets te doen, om op
mijn rug te liggen in de zon. Nu is
hetzelfde resultaat bereikt, al is het
toch wel een beetje anders, nu er nog
hoogstens een derde deel van mijn werk
is overgebleven.
Over het algemeen denk je niet na
over je vak. Je werkt en meer niet.
Maar nu ik zoveel tijd over heb vraag
ik me telkens weer af of ik nu het
mooiste vak ter wereld heb voor deze
tijd of het meest belachelijke. Is het
niet arrogant de illusie te hebben, dat
je de wereld kunt verfraaien? Is dat
geen dwaasheid ? Maar tenslotte is ook
niet de hele wereld mijn terrein; als ik
nu begin met me te beperken tot mijn
tuinen en al mijn energie besteed om
deze tenminste zo goed mogelijk te
maken, allicht is er dan toch nog iets
te bereiken.
De grootste moeilijkheid is, dat ik
moet wachten op klanten. Een schilder
kan schilderen ook zonder opdrachten,
een beeldhouwer kan werken zolang
hij nog zijn materialen kan krijgen
maar de tuinarchitect is volkomen
afhankelijk van zijn opdrachtgevers.
Hij kan, om zich bezig te houden, toch
moeilijk gefantaseerde terreinen ont
werpen; nee, dat is te béte !
Maar dat zal ook niet nodig zijn,
want natuurlijk komt er wel weer werk,
want al ben ik dan afhankelijk van
opdrachten, mijn werk is onveranderd
gebleven niettegenstaande de oor
log, het werk zelf is onafhankelijk.
Iedereen moet dat wel inzien en men
zal zich dus meer dan ooit tevoren
getrokken voelen naar de onverander
lijkheid van de natuur, naar alles wat
met de natuur te maken heeft, dus ook
naar de tuin.
In dat opzicht heb ik dan toch weer
een goed vak voor deze tijd. Iedereen
tobt in zijn bedrijf met Ersatz-middelen
of een volkomen ontbreken van de
nodigste materialen. De bakker moet
wel minder goed brood afleveren, bijna
alle fabrieken zoeken naar andere
grondstoffen. De architect weet niet
hoe hij aan hout moet komen. Op ieder
gebied is het een zoeken en proberen,
een algehele omwenteling maar het
materiaal van den tuinarchitect is on
veranderd gebleven. De planten zijn
nog dezelfde als tevoren, dezelfde soor
ten en dezelfde kwaliteit. In alle prijs
lijsten van de kwekers staan nog
dezelfde variëteiten onder elkaar. Zal
het niet aardig zijn om nu de Duitse
ridderspoor Berghimmel te zetten naast
de lupinen Enchantress supreme, die
uit Engeland komt en dan aan de voet
hiervan een vlammende strook van de
Fransche Heuchers Pluie de Feu?
Daar zullen ze dan staan, broederlijk
bijeen en ze zullen groeien en bloeien
net zo als tevoren. In Duitse tuinen
bloeit de Hollandse Phlox Morgenrood
naast de Deense teunisbloem
Fyrverkeri. Ja, mijn vak blijft internationaal,
wat de volken ook willen.
Het heeft altijd een groote bekoring
gehad om ze in de tuin naast elkaar
te zien, al die planten uit alle delen der
wereld; uit China en Japan, uit de
Kaukasus en de Alpen en het gebied
rondom de Middellandse Zee. Jaar in
jaar uit zijn er planten verzameld en
hebben ontdekkingsreizigers gespeurd
naar bijzondere soorten, in alle hoeken
der aarde, in Tibet, in de Himalaja, in
Australië, ja overal. Er is mee gekruisd,
er is mee gewerkt, er zijn weer nieuwe
soorten uit ontstaan en door al deze
moeite, deze kruising en selectie
beschikken wij nu over duizenden
variëteiten. Ze staan in alle tuinen
vreedzaam bijeen en ze zullen er blijven
staan.
Ja, daarom kan mijn vak nooit ten
ondergaan, want door dit onverander
lijke krijgen we zelf weer moed. In de
tuin moeten we vooruit zien, vooruit
denken, vooruit zorgen en dit alles
leert ons ook weer te geloven in een
nieuwe toekomst.
Nee, ik weet het opeens zekerder
dan ooit tevoren: ik heb het mooiste
vak ter wereld !
Donderdag
VANDAAG heb ik een telefoontje
gehad over een advies. Iemand
laat een huis bouwen en wilde nu weten
wanneer het de beste tijd is om een
bespreking te houden over de tuin.
Eigenlijk had men willen wachten tot
het voorjaar maar kennissen hadden
aangeraden reeds dadelijk te overleggen,
vandaar die telefoon.
Bijna iedereen denkt, dat de tuin
architect, evenals de planten, een soort
winterslaap houdt. Allen zijn verbaasd
als ik vertel, dat de tuinarchitect in het
najaar en in de winter het ijverigste
tekent en ontwerpt. Juist als de natuur
rust moeten wij werken en alles voor
bereiden, want in de zomer, als de
planten in hun volle groei zijn, kan
niets worden verzet en het voorjaar
duurt zo kort, dat als we dan pas
beginnen met het grondwerk, het in
vele gevallen te laat wordt nog te
planten. Het najaar is de beste tijd om
over de tuin te gaan praten. Na de
vacantie is iedereen vol energie; als
de scholen weer beginnen, als het ge
wone leven weer zijn gang gaat en als
we ook opzien tegen een lange winter,
dan is het immers een genoegen te
dromen over de tuin, te denken aan
het komende voorjaar.
Ik heb dan ook aangeraden niet te
lang te wachten, want als met het
grondwerk in September of October
wordt begonnen, kunnen de heesters
misschien nog in November geplant
worden en dan is er toch een half jaar
gewonnen. Bovendien slaan de meeste
heesters gemakkelijker aan in het
najaar, vooral nu we de laatste jaren
zoo vaak een droog, schraal voorjaar
hebben.
De volgende week zal ik er heengaan:
ik ben benieuwd.
DE TUINARCHITECT
BEIDE FOTO'S:
Kruisingen en selecties uit alle
hoeken der aarde staan in onze
tuinen vreedzaam bijeen
PAG. 15 DE GROENE No. 3298