Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER
OPGERICHT
1877
Redactie en Administratie: Keizersgracht 355, Amsterdam-C. Tel. 37964. Abonnement f. 10.?per jaar. Postrekening: 72880. Gem. Giro G 1000.
Abonnementen kunnen met elk nummer ingaan, doch alleen tegen het einde van een jaargang, na opzegging vóór l December, worden beëindigd.
7 SEPT.
1940
LECTUUR'VEROUDERING
HET hoogste percentage van het aantal boeken
dat per jaar in Nederland gedrukt wordt, is
gewijd aan opvoeding, onderwijs en jeugd
lectuur. Dit laat zich voor een deel verklaren uit de
altijd nieuwe behoefte aan schoolboeken. Overigens
kon men er uit besluiten, dat wij leven in de eeuw
van het kind. Bijzonder nieuw is die conclusie niet,
maar voorheen gebeurde het zelden, dat werken
voor- of over de jeugd zoo hoog gewaardeerd
werden. Ze bestonden, maar ze vormden een klein
onderdeel. Het is pas van den laatsten tijd, dat ze
de markt beheerschen. De kantoor- en
schoolboekhandel" werd hierdoor een gevaarlijke concurrent
van den zoogenaamden bona-fide-boekhandelaar,
precies op dezelfde manier, waarop de paedagoog
zich een gevaarlijk concurrent is gaan wanen van
den oorspronkelijker! denker.
Het gaat, zegt men, over de ziel van het kind.
Iemand, die alleen maar een school heeft, gelooft
aan de ziel van het kind. Iemand, die een gezin
heeft, gelooft stelliger aan het kind van zijn ziel.
Hij beschouwt een kind niet als een ei, dat door de
paedagogie moet worden uitgebroed, met het gevolg,
dat er een kuiken ter wereld komt, maar hij weet
van den geboortedag van zijn eerste kind, en ervaart
het dagelijks scherper, dat een kind in werkelijkheid
(dus niet in aanleg, of in wording) een mensch is.
Dit betrekkelijk belangwekkende onderscheid
tusschen gezinsvaders en paedagogen is een der ken
merkende aspecten van den tijd, waarin wij leven
en het zou mij niet verbazen, indien ons nageslacht
juist dit kenmerk als het meest opvallende be
schouwt. Met duidelijker woorden: deze periode is
er eene, waarin de schoolmeesters zich tot schade
van het menschelijk geslacht de antieke patria
potestas" hebben toegeëigend, en den baas spelen
over de ziel van het kind". Een goed gedeelte van
hetgeen er misloopt in de maatschappij komt hierop
neer, en het andere deel van hetgeen er verkeerd is,
kan hiertoe herleid worden. De meening, als zou
het gemiddelde intelligentie-peil van het
hedendaagsche publiek gelijk te stellen zijn met het ver
stand van veertienjarigen, is misschien juist, doch
zij is in ieder geval een meening, die haar oorsprong
vindt in de omstandigheid, dat de ziel van de jeugd"
voor een zelfstandig object wordt gehouden. Het
lichaam van volwassenen wordt aanzienlijk lager
aangeslagen, en dat iemand van zeventig jaar nog
een ziel in zijn lijf heeft, gelooft practisch geen
mensch meer. Men zegt, dat sommige schrijvers der
middeleeuwen, die ik dan niet gelezen heb, aan de
vrouw een ziel ontzegden, en dat dit een groote ver
gissing van deze lieden geweest is. Vandaag is er
niemand meer, die twijfelt, of ook de vrouw heeft
een ziel. Maar ze moet, wel te verstaan, de ziel van
de jeugd" in zich hebben. Toen er onlangs een
vrouw honderd en twee jaar werd, huldigden de
dagbladen haar, omdat zij innerlijk zoo jeugdig was
gebleven ! Niemand kwam op het idee, te schrijven:
deze bejaarde dame leefde op het geestelijk niveau
van haar ouderdom en legde alle wijsheid aan den
dag, die men in zulk een uitzonderingsgeval mag
verwachten." Neen, niemand. Het besje werd ge
vleid over haar jeugdig hart, of ze nog touwtje
sprong. Dit is vandaag het compliment.
ledere tijd heeft zijn zeden. De oude heeft deze.
Men legt er zich bij neer zonder te bedenken, hoe
belachelijk men zich daarmee zal maken in de
zoogenaamde oogen van het nageslacht.
Nu echter de Boekenweek-Commissie, ingesteld
door de Vereeniging ter Bevordering van de Be
langen des Boekhandels zich voorgenomen heeft
tusschen September en November een intensieve
propaganda te voeren voor het goede boek, teneinde
het Nederlandsche volk in de verduisteringsavonden,
die hetzelve te wachten staan, aan het lezen te
zetten, lijkt het niet zonder belang, eens na te gaan,
wat het Nederlandsche volk verstaat, wanneer het
over een goed boek hoort spreken en het is in ieder
geval van belang, te vernemen, dat veruit het
hoogste percentage der Nederlandsche productie
bestaat uit boeken voor- en over de jeugd.
Hierbij zijn dan niet inbegrepen de boeken van
jongere" dichters, noch de massale hoeveelheid
jeugdwerken" van auteurs, die naderhand een
excuus zullen maken uit wat zij thans als glorietitel
voeren. Het hoogste percentage blijft aan de boeken
voor en over de jeugd, die bij wijze van spreken
het lezen nog leeren moet en dit is het duidelijkste
bewijs, dat het haar slecht geleerd wordt! Want als
de menschen op school goed leerden lezen, zou niet
de leerling-lezer, maar de geschoolde lezer degene
zijn, tot wien de boekenproductie zich wendde, en
met wien zij zich bezig hield. Er verschijnen op het
oogenblik in een jaar meer boeken voor het kind
dan er in heel de Gouden Eeuw geschreven zijn en
dit nu is juist een van de redenen, waarom wij die
eeuw de gouden" noemen. Het is echter ook een
van de redenen, waarom de
groote-menschenboeken uit die eeuw ons heden nog boeien, als wij
tenminste geleerd hebben, grootemenschen-boeken
te lezen.
Ouders en kinderen waren in vroeger tijden opge
voed met dezelfde leerboeken. Sedert
menschenheugenis begon het alfabet met a is een aapje, de
Latijnsche grammatica met rosa, rosae. Op die
manier moderniseerde het onderwijs zich weinig.
Ook de verhalen, welke men aan kinderen vertelde,
bleven geslachten lang dezelfde. Het had nadeelen.
Maar het had n groot voordeel, dat onze tijd
volledig mist; in de prilste jeugd werd het kind
opgenomen in de geestelijke traditie, die het zou
voortzetten. Tegenwoordig wisselen de leerboeken
met het schooljaar, doch het gevolg hiervan is, dat
de ouders geen belangstelling meer hebben voor
hetgeen hun kinderen wordt bijgebracht. Zij kunnen
dat niet eens meer volgen. Het wekt geen enkele
heugenis aan hun eigen kindertijd. Het aantal
boeken, dat generaties verbindt, slinkt met den dag
en wordt vervangen door tijdelijke succeswerken of
modegeschriften. De bloemlezing, die de vader op
school heeft gebruikt, is voor den zoon niet eens
een eerbiedwaardig, doch verouderd document: hij
beschouwt haar als een onuitstaanbare collectie
oude-mannen-praat.
Op de algemeene volkslectuur heeft dit een
merkbaren terugslag. Een der befaamdste boekhandels
van Nederland, 'zoo niet de meest befaamde, gaf
dezer dagen een catalogus uit, waarin moderne
Nederlandsche bellettrie wordt aangeboden tegen
verlaagden prijs. Meestal vindt men op dit soort
lijsten de geschriften van auteurs uit het midden
der vorige eeuw, of van iets later, dus de boeken,
die onze grootouders en ouders met graagte hebben
gelezen, doch die vandaag niet nieuw meer zijn.
Déze catalogus maakt hierop een uitzondering door
vrijwel uitsluitend schrijvers te behelzen, die nog
in den bloei van hun jaren en volop werkdadig zijn;
een heele groep eruit kan men veilig rekenen tot de
beroemdheden van den dag. Vele van die gedeva
lueerde boeken zijn daarenboven nog maar net drie
jaar oud, dat is precies de leeftijd, waarop het ver
keersreglement van den Nederlandschen boekhandel
zulk een prijsverlaging gedoogt. Terwijl de auteur
dus nog bezig is, zijn volgende boek te schrijven,
wordt het vorige reeds als verouderd" aan de markt
gebracht. Iemand is antiquarisch" op zijn
dertigsten verjaardag, hetgeen hem den plicht oplegt
klassiek" te zijn op zijn vijftigsten !
Dit zien we dan ook gebeuren, maar veelal is het
gevolg, dat de dood een einde maakt aan den roem,
omdat het werk van een gestorven auteur uit den
handel verdrongen wordt. Geen mensch koopt nog
rechtstreeks een roman van Israël Querido; de dure
uitgaven, die hij liet maken, zijn voor spotprijzen"
verkrijgbaar en het woordje spot" wordt op deze
manier beleedigend juist. Heele voorraden romans
van hedendaagsche Nederlandsche schrijvers-met
talent liggen als verouderd werk te koop; er gaat
geen exemplaar meer van weg in den gewonen
handel. De menschen koopen immers geen oud"
boek. Ze vragen telkens naar het nieuwste.
Deze snelle lectuur-veroudering tast ook de
werken aan van schrijvers, die veelgelezen en vaak
herdrukte boeken op hun naam hebben. Ze laat
bijna niets ongemoeid. Zij is de objectieve en
commercieele uitdrukking van het geestelijk ongeduld
onzer dagen. Een nieuw boek leeft tegenwoordig
niet langer dan voorheen de aflevering van een
maandschrift en niemand herinnert zich, hoe er
talrijke werken uit vroeger tijd de eeuwigheid van
de letterkunde zijn tegemoet gegaan, spijts het
geringe succes, dat ze opbrachten bij hun eerste
verschijnen. Wat niet in enkele maanden wordt
uitverkocht, is commercieel waardeloos.
Dit verschijnsel heeft talrijke oorzaken, zoodat
het niet rechtvaardig zou zijn, de schuld alleen te
schuiven op de vaak overdreven actualistische pro
paganda van de uitgevers. Ook de auteurs zijn te
ongeduldig. En het heele recensie-wezen, vooral in
de dagbladpers, wordt beheerscht door de actualiteit.
Het heeft geen zin meer", een boek te bespreken,
dat al enkele jaren oud is, want niemand kijkt er
immers meer naar om. Zoo ontstaat er een wissel
werking van factoren, die het verouderings-proces
versnellen, en de belangstelling voor het boek
draait in den vicieuzen cirkel, getrokken door de
belanghebbenden om de belangstellenden heen.
Consumptie en productie zijn niet in evenwicht,
maar jagen elkander zenuwachtig op.
Dit economische verschijnsel heeft, als alle
economische verschijnselen, een geestelijken achter
grond. Niets gebeurt in de zichtbare wereld, dat niet
beantwoordt aan een tendentie in de geestelijke
wereld. De snelle lectuurveroudering hangt nauw
samen met het evolutionnaire denken, dat alles,
ook de schoonheid, in een gedurigen staat van
ontwikkeling ziet.
De moderne mensch neemt overal groei waar,
nergens rust. Binnen het leven van een schrijver,
die amper veertig jaar is, ontwaart de letterkundige
kritiek drie of vier tijdperken", ze spreekt van
Marsman's eerste periode" en van Nijhoff's
nieuwsten stijl", ze heeft in de twintigste eeuw al
meer dan vijf generaties" geteld, hoewel de twin
tigste eeuw nog maar veertig jaar oud is. Men noemt
zulk een zienswijze dynamisch, ofschoon men vol
staan kon met haar dom te noemen.
Immers, zoodra men goed en wel een eeuw terug
gaat in de geschiedenis, verliest deze dynamische
zienswijze, behalve vcor specialisten, al haar aan
trekkingskracht. Zij is niet tegen perspectief be
stand. Een boek van Conscience wordt mooi of
vervelend gevonden, zonder dat iemand zich afvraagt
in welke jaren van zijn leven de schrijver het
vervaardigde, en ditzelfde geldt practisch ook voor
Dickens, voor Balzac, voor iederen ouderen auteur.
Wie alleen voor zijn pleizier leest, vraagt weinig
jaartallen en weinig bijzonderheden.
Maar de paedagogie, die onze eeuw beheerscht,
wil ons ten onrechte doen gelooven, dat de heele
wereld altijd door moet groeien, zooals een kind
groeit, dat men opvoedt en waaraan men leiding
geeft bij den groei". Zij heeft de vastheden van de
menschelijke gemoedstraditie opgeofferd aan de
zinnelooze dynamiek van den eeuwigen groei.
Overal moet groei" geconstateerd en bevorderd
worden, en overal staan dan ook zonderlinge exem
plaren van de menschelijke soort gereed om ergens
leiding te geven aan eenigen groei.
Een schrijver groeit uit zijn boeken, zooals een
schoolkind uit zijn pakken groeit en de handels
wereld geeft leiding aan dien groei door boeken, die
amper drie jaren geleden het licht zagen, als
verouderd" op de markt te brengen, terwijl zij
heusch op het oogenblik beter deed door boeken,
die ruim drie eeuwen geleden verschenen zijn als
nieuw" te herdrukken.
Indien wij aan de kinderen weer eeuwenoude
verhalen vertellen met wijze veronachtzaming van
den inhoud der nieuwste jeugdboeken en gepaste
scepsis ten opzichte der jongste paedagogische
systemen, scheppen wij de waarachtige voorwaarden
eener litteratuur-vernieuwing, want deze bestaat
in bezinning op de mogelijkheden van het bekende,
en kwijnt door honger naar het tot heden onervarene.
Werkelijk nieuw is alleen datgene, wat in beginsel
reeds goed was, vóórdat het bestond. Wanneer de
lectuur snel veroudert, beteekent dit, dat ze niet
nieuw is geweest, doch alleen maar modern", dit is
doorgaans het tegendeel van oorspronkelijk.
Met dit alles is niets gezegd tegen het initiatief
van de Boekenweek-Commissie. Integendeel. Dit
verdient den stelligsten steun van iederen lezer.
Doch als men iedere maand een boek" koopt,
zooals de jongste reclame-slogan wil, laat men er
dan tenminste n tusschendoor koopen, dat niet
van vandaag of gisteren is !
De jeugd der schoonheid is iets anders dan de
schoonheid van de jeugd, of de borstbeelden hebben
ongelijk, die ons Homerus als een ouden man
vertoonen.
ANTON VAN DUINKERKEN
PAG. 3 DE GROENE No. 3298