Historisch Archief 1877-1940
Droomen zijn niet steeds bedrog
W!
f IJ moeten streng zijn in het onderzoeken,
maar stoutmoedig in het veronderstellen"
antwoordde Charles Richet, als hem
gevraagd werd wat hij geloofde over de mogelijkheid
van profetische droomen. Het is in ieder geval on
voorzichtig, nooit eenige waarde toe te kennen aan
hetgeen den mensch geopenbaard werd in zijn
droomgezichten. Hierover immers zijn bij alle
volkeren en ook in alle tijden de getuigenissen te
talrijk en te verscheiden dan dat ze verklaarbaar
zouden blijven, indien ze niet met een diepere
gemoedservaring overeenstemden. Het feit alleen,
dat de groote epische en dramatische dichters her
haaldelijk het profetische en waarschuwende droom
beeld gebruiken in den voortgang van de handeling,
die zij verhalen, is een bewijs, dat de menschheid
ergens diep in haar ziel altijd den droom gevreesd,
gewantrouwd, en.... geloofd heeft. De vader der
geneeskunde, Hippocrates, beweert: Wanneer het
lichaam ingeslapen is, blijft de geest vaak waken en
beweegt zich overal heen, waarheen met groote
moeite ook het lichaam zou kunnen heengaan; hij
ziet en kent er allerhande voorwerpen, die ook het
lichamelijk oog zou kunnen waarnemen". Voor
hem laat het geen twijfel, of in den droom open
baren zich werkelijkheden. Niet alleen de Bijbel biedt
voorbeelden van zulke werkelijkheid-weergevende
droomen; de heele litteratuur van de oudheid is er
vol van en het vermogen van den droomverklaarder
is altijd beschouwd als een bijzondere eigenschap,
waaraan vaak Goddelijke inspiratie als oorsprong
werd toegekend, doch die ook verband houdt met
een aangeboren dichterlijkheid. Joseph, de aarts
vader en Daniël, de profeet, zijn droom-uitleggers,
maar de oneirocritie of wetenschap der droom
verklaring wordt ook beoefend door Indische,
Egyptische, Babylonische, Chaldeeuwsche en
Grieksche wijzen. Apollonius van Thyane, Apomazor,
Ausclinus Julianus, en Artemidorus houden zich
theoretisch met de droomuitlegging bezig; Plato
kent groote werkelijkheidswaarde toe aan hetgeen
zich in droomenland afspeelt.
Voor Plato stond het immers vast dat wanneer
wij ooit iets zuiverlijk weten willen, wij van ons
lichaam moeten bevrijd worden en met de ziel-zelve
de dingen-zelf moeten aanschouwen". Hij meende,
dat de droom hiervan een voorteeken was. Zoo
verhaalt hij ook, hoe Socrates door de Goden in een
droom gewaarschuwd werd. Wanneer Crito hem
aankondigt, dat op Delos het schip is aangekomen,
bij welks terugkeer hij den scheerlingsbeker drinken
moet, antwoordt Socrates, dat dit niet zoo kan zijn
en hij gaat voort: ik grond mijn meening op een
droom, dien ik dezen nacht had.... Ik zag een
schoone, majestatische vrouw, in het wit gekleed,
op mij af komen. Zij riep mij aan en zei: Socrates,
over drie dagen zult gij de vruchtbare landouwen
van Phtie zien". Crito zegt dan: Dat is een vreemde
droom, Socrates". Maar de wijsgeer antwoordt:
Allerminst! De zin ervan is duidelijk genoeg !"
Hij weigert nochtans te ontvluchten, vast overtuigd,
dat iemand zijn lot niet ontgaan kon. Indien dit
het besluit der goden is, zoo moge het zich vol
trekken."
Ook Cicero verhaalt in het eerste boek van zijn
De Divinatione een merkwaardige
droomgeschiedenis: Twee inwoners van Arcadië, samen op reis,
waren te Megara aangekomen, waar de een zijn
intrek nam in een herberg, de ander ging over
nachten bij een vriend van hem. Na het avondmaal,
toen iedereen in rust was, droomde de Arcadiër, die
bij zijn vriend logeerde, dat zijn landgenoot, die in
de herberg overnachtte, hem te hulp riep, omdat de
waard een aanslag op zijn leven wilde plegen. Door
dezen droom verschrikt, sprong hij op, maar aldra
stelde hij zich gerust en sliep weer in. Toen ver
scheen zijn vriend aan zijn bed en zei hem, dat hij,
nu hij niet te hulp kon komen, althans de moorde
naars moest laten straffen. De waard, zoo berichtte
hij, had hem gedood en het lichaam op een wagen
geladen, die hij vervolgens gevuld had met mest. Hij
duidde de stadspoort aan, waar men bij zonsopgang
dezen wagen zou kunnen vinden, op het oogenblik,
dat hij naar buiten gereden werd. Diep onder den
indruk van dezen droom, ging de Arcadiër naar de
aangeduide poort. Hier zag hij inderdaad den
wagen, hield den voerman aan, en vroeg hem, wat
voor vracht hij vervoerde. Op die vraag nam de
voerman ijlings de beenen. De kar werd nu leeg
geladen, het lijk kwam te voorschijn, de waard werd
opgepakt en terechtgesteld". Kan men (zoo
vraagt Cicero aan het slot van dit sensationeele
verhaal) zich iets goddelijkers voorstellen dan een
droomgezicht van dezen aard?"
In zijn Dialogas vertelt Gregorius de Groote, dat
een adellijk Romein in 526 zijn zomervacantie
doorbracht op de Liparische eilanden. Hier ont
moette hij een kluizenaar, die hem zei: Koning
Theodorik is dood. Gisterenmiddag zag ik, hoe
Paus Joannes en Symmachus hem, blootshoofds
PAG. 9 DE GROENE No. 3198
en barvoetsch, naar den mond van gindschen
vulcaan leidden en hem daarin wierpen. Vervolgens
verdwenen zij". De vulcaanmond werd door de
landsbevolking gehouden voor den ingang van de
hè', Paus Joannes de Eerste en Symmachus, de
schoonvader van den wijsgeer Boëthius, waren door
Theodorik om het leven gebracht. De Romein
noteerde den dag en het uur, waarop de kluizenaar
dit visioen had waargenomen. Bij zijn terugkeer
bleek inderdaad, dat zij klopten met het oogenblik,
waarop Theodorik overleed.
Op 5 Januari 1477 sneuvelde Karel de Stoute voor
Nancy. Op denzelfden dag berichtte Angelo Cattho,
aartsbisschop van Vienne in Isère aan den
Franschen koning, Lodewijk XI, den tegenstander van
den feilen Bourgondiër: Sire, God gunt u rust en
vrede, want uw vijand, de hertog van Bourgondi
is dood. Hij werd zoojuist overwonnen en zijn leger
is uiteen geslagen". Deze mededeeling was hem
gedaan in een droom. Eerst twee dagen later brach
ten ijlboden de bevestiging van het bericht. Dit
verhaal is opgeteekend door Commenius in zijn
Mémoires.
Bijzonder vatbaar voor zulke droomen schijnt
de dichter Petrarca te zijn geweest. Sades, de
biograaf van Laura de Noves, verhaalt, dat deze,
op den dag van het jaar 1348, waarop zij stierf aan
de pest, bleek, vermagerd en met diepbedroefden
blik verscheen aan haar lofzanger en hem met een
weemoedig afscheidsgebaar te kennen gaf, dat zij
heenging. Petrarca begreep deze waarschuwing en
wist op het zelfde oogenblik, waarop het in werke
lijkheid gebeurde, dat Laura gestorven was. Ook
de dood van zijn vriend Jacopo Colonna werd hem
(volgens Sades) op dezelfde wijze aangekondigd en
toen vijf dagen later het bericht van dit sterven aan
hem werd overgebracht, toonde hij zich niet ver
rast, doch antwoordde, dat hij reeds rouwde om
Colonna sedert het oogenblik van diens verscheiden.
Omtrent Julius Caesar verhaalt Suctonius, dat
hij in den nacht, die aan zijn dood voorafging,
droomde van wolken, waardoorheen hij werd
omhoog gevoerd, zoodat hij de hand kon reiken
aan Jupiter. Zijn echtgenoote Calpurnia droomde,
dat het dak van het huis instortte, en dat Caesar
met messteken gewond werd in den arm. Deze
bange vooruitzichten, zoomede zijn wankele ge
zondheid deden hem lang aarzelen, of hij niet thuis
zou blijven en de zaken, die hij in den senaat had
te regelen, niet zou uitstellen. Maar Decinus
Brutus wist hem over te halen, de senatoren niet
langer te laten wachten en tegen elf uur in den
voormiddag ging hij van huis, zijn tragischen dood
tegemoet. Hij werd in de Senaatszitting vermoord.
In de Histoire de Henry de Montmorency (1666)
vindt men het volgende:
Bij het beleg van Privas kwamen twee veld
maarschalken om het leven, nl. de markies van
Uxelles en de markies de Portes. Deze laatste
stierf juist op den dag, waarop hij tot maar
schalk van Frankrijk zou worden benoemd. Op dit
oogenblik sliep de hertog van Montmorency in
zijn tent, en hij werd wakker door het spreken van
een stem, waarin hij die van den markies de Portes
herkende. Deze stem zei hem vaarwel. Doch de
genegenheid, welke hij koesterde jegens een zoo
voortreffelijk man, die hem daarenboven zoo na
stond, verbood hem als het ware, deze waarneming
voor ernstig te houden en vermoeid door het nach
telijk werk, dat hem had uitgeput, sloot hij opnieuw
de oogen en sliep in zonder angst. Doch dezelfde
stem wekte hem opnieuw en een gedaante, die hij
in zijn droom zag, dwong hem opnieuw, te ont
waken. Hij luisterde nu scherp en hoorde precies
hetzelfde afscheidswoord als te voren. Toen her
innerde de hertog zich, dat hij en de markies na
een voordracht van den philosoof Pitrat over het
sterven, hadden afgesproken, dat degene van hen,
die het eerst zou doodgaan, den ander vaarwel zou
zeggen. Hierop kon hij niet langer twijfelen aan
den ernst van deze waarschuwing. Hij zond on
middellijk een ordonnans naar het kwartier van
den markies, dat een heel eind van het zijne ver
wijderd lag. Voordat deze man terugkwam, was er
al een boodschap van den koning, die hem het
doodsbericht van De Portes liet overbrengen."
De bekende medicus Jacques Cloquet heeft zelf
opgeteekend, hoe hij in den droom zijn broer
Hippolyte zag, die hem zei: Nu heb ik voortaan
niets meer noodig !" Dit maakte geen ernstigen
indruk op hem, maar hij vertelde het toch, alvorens
naar de kliniek te gaan, aan zijn vrouw. Zoodra hij
aan het werk was, kreeg hij het bericht, dat Hippo
lyte Cloquet dienzelfden nacht gestorven was aan
een beroerte.
De physioloog Longet verhaalt, hoe hij als student
bij Dupuytren droomde, dat zijn vader op sterven
lag. Hij wilde aan dien droom geen waarde hechten,
maar werd tijdens zijn werk toch ongerust, want
het droombeeld liet hem niet los. Eenigszins be
schaamd, zocht hij een voorwendsel om naar huis
te gaan, daar dit de beste manier was, waarop hij
de angstige gadachte kon bestrijden. Toen hij te
Saint Germain aankwam, trof hij zijn vader nog
juist in leven. Ware hij later vertrokken, hij zou
slechts een doode hebben gevonden. Vooral schrij
vers schijnen vaak waarschuwende droomen te krij
gen. Bernardin de Saint-Pierre zegt in zijn beroemde
boekje Paul et Virginie: Ik behoef maar- af te
gaan op mijn eigen ondervinding, want ik heb
meermalen ervaren, dat de droomen waarschu
wingen schijnen te zijn van eenige intelligentie, die
belang in ons stelt, maar tracht men met redelijke
bewijsvoeringen te bestrijden of verdedigen wat de
menschelijke rede te boven gaat, dan probeert men
het onmogelijke". Ook de philosoof Bayle dacht er
zoo over. Hij schrijft in zijn Dictionnaire: De
droomen zijn veel minder geheimzinnig dan het
gemeene volk denkt, maar ze zijn toch wel iets geheim
zinniger dan de tegenwoordige allesweters gelooven.
Zooveel verbazende feiten zijn in alle tijden en op
alle plaatsen opgeteekend over het droomleven, dat
degenen, die er elke beteekenis aan ontzeggen,
weinig oprechtheid of weinig verlichtheid schijnen
te bezitten". Tot deze categorie behoorde de
Romeinsche dichter Petronius, die alle droomen voor
bedrog" hield en Voltaire, die in zijn Dictionnaire
Philosophique het onderwerp uit de hoogte behan
delde. Freud sluit zich in zeker opzicht bij Petronius
aan, waar deze zegt, dat ieder mensch zijn eigen
droomen zelf maakt (?Somnia sibi quisque facit")
terwijl de parapsychologen dichter bij de klassieke
oneirocritie komen, die den oorsprong van den
droom toeschrijft aan een geheimzinnig, althans
onvoldoende opgehelderd contact met de werke
lijkheid. De aangehaalde anecdoten schijnen hun
inzicht te bevestigen.
Heinrich Füszli
De nachtmerrie