Historisch Archief 1877-1940
Russische Ikonen
DE 176 eeuwsche kunst der Nederlanden blijft
in ons land in menig opzicht de maatstaf
en het toppunt voor het kunstoordeel in
het algemeen. Niet opzettelijk, maar onwillekeurig.
Wel is men herinnert zich de Rotterdamsche
tentoonstellingen de 156 en de i6e eeuw terecht
in ruimer aandachtskring gebracht. Maar voor
onze 176 eeuw heeft het publiek en een belangrijk
deel onzer kunsthistorie, toch nog de allerhoogste
waardeering gereserveerd en getuige de bedragen
voor officieele aankoopen zijn de offers voor die
kunst gebracht het grootst. Romaansche en gothische
belangstelling is wel groeiende, maar nog niet
evenredig daaraan het wezenlijk inzicht en begrip,
de juiste waardeschatting.
Zoo kan het gebeuren, dat men voor een tamelijk
zwakke of weinig interessante Rembrandt groote
belangstelling heeft, maar nauwelijks beseft, welk
wonder en welke diepte van religieuse beeldende
openbaring een Russische ikoon kan bevatten.
Zeventig zijn er tijdelijk te zien op den zolder,
van het Museum de Amstelkring, waar eens het
Roomschkatholieke schuilkerkje werd gehouden te
Amsterdam. Men kan zich gelukkig prijzen deze
te mogen beschouwen in zoo zuivere stilte en sfeer
van plechtigheid. Deze ruimte zal wel weinig ge
meen hebben met de Russische kerken of huizen,
waaruit de ikonen hun zwerftocht over Europa, na
de Russische revolutie zijn begonnen. Maar het is
toch altijd beter ze te zien in een ruimte en het
kader van een liturgischen dienst, dan in een of
ander neutraal museum, hoe veel voortreffelijker
ook de belichting zou zijn. Want een ikoon is
slechts ten deele zaak van aesthetica. Een ikoon be
schouwen uit een oogpunt van kunsthistorie is
buitengewoon interessant, maar dat neemt niet
weg, dat de functie van ikonen zoo hecht verweven
is met de godsdienstige handeling en de macht van
de ikonen zoo zeer samenhangt met een bepaalde
geloofsopenbaring, dat de beteekenis van dezen
beeldvorm niet slechts langs aesthetischen weg
duidelijk kan worden.
Dat wij er iets meer van weten dan tot voor kort
het geval was, dankt de wereld inzonderheid aan
Kondakow, den vermaarden Russischen
byzantoloog.
De eerste groote tentoonstelling werd in 1912 te
Moskou gehouden en in ruimer kring zijn toen de
oogen opengegaan voor hetgeen in de ige eeuw
feitelijk uit het gezicht was geraakt, omdat men
onder vervlakkende vreemde invloeden en behept
met de West-Europeesche overschatting der renais
sance, geen gevoel en geen begrip meer had voor
liturgische kunstvormen op byzantijnschen grond
slag. Zooals West-Europa in 1902 de Vlaamsche
primitieven weer leerde kennen op de beroemde
Brugsche tentoonstelling, zooals omstreeks 1904
de compositorische waarden van exotische kunst
aanwijsbaar bevruchtend inwerkte op kunstenaars,
zoo volgde omstreeks 1912 het vergeten gebied
der Russische ikonen. En meen niet, dat het slechts
bij kunsthistorische bespiegelingen bleef. Wie het
werk van Chagall kent, zal, staande voor de ikonen,
beseffen hoezeer deze magische beelden ook op hem
naar vorm en sentiment, van invloed moeten zijn
geweest.
Na Kondakow zijn er anderen gekomen, die hem
bestreden, verbeterden, aanvulden, o.a. Ainalow.
Een uitmuntend en voor den leek goed leesbaar en
instructief werk is dat van Dr. Alfred Hackel
(das altrussische Heiligen Bild die ikone Nijmegen
1936).
De Sowjet-regeering heeft de studie der
ikonenkunst voort doen zetten, met alle wetenschappe
lijke middelen waarover ze beschikt, zoodat lang
zamerhand veel, dat vroeger zwart bewalmd en
vervuild in donkere kerken nauwelijks meer te
onderscheiden was, thans in luister van kleuren
en lijnen is teruggegeven aan de wereld. Wel is het
nu studieobject, instêe van opgenomen te zijn
in een ritus.
Een deel der huis-ikonen is meegenomen door
vluchtende Russische families en langzamerhand
over Europa verspreid geworden. En zoo kan het
gebeuren, dat er in Amsterdam thans 70 bijeen
zijn, die een goed denkbeeld vormen van deze
zeldzame schilderingen.
De verzameling bevat niet de oudste en oude
voorbeelden, maar is, behalve uit enkele igde
eeuwsche producten, voor een belangrijk deel
samengesteld uit vroege en late i7de eeuwsche
exemplaren, die, b.v. volgens Dr. Hackel, niet
meer in zeldzame mate de hooge qualiteiten der
vroegere eeuwen bezitten, omdat een zeker na
turalisme, een vermenschelijking, de hoogste zui
verheid der traditie breekt en het plan verandert.
In hoeverre dat juist is, kan men hier moeilijk
beoordeelen. Doch het is wel zeker, dat ook de
17de eeuw blijkens deze collectie nog verheugend
schoone ikonen heeft voortgebracht, die vaak van
een late rijpe middeleeuwsche vervoering ge
tuigen. De nog weinig met de historie dezer kunst
vertrouwde leek, ingesteld op onze I7de eeuw, zal de
ikonen veel vroeger dateeren.
Kennelijk is hier een zeer late doorwerking
van gewijzigde byzantijnsche vormen, hoezeer ook
reeds aan het randje van ontbinding.
De beeltenis van Heiligen, van de Moeder Gods
en van Christus beteekende voor den geloovige
niet een ontheiliging van het onstoffelijke, maar
een afstraling daarvan in het stoffelijke, waardoor
hij al schouwende deel kon hebben aan de verlos
sende werking van den Heiligen Geest. De mogelijk
heid der afbeelding was niet profaan, maar juist
een bewijs van de menschwording van Christus,
de vleeschwording van het Woord. Het symbool duidt
hier niet alleen een hoogere werkelijkheid aan,
maar is de boodschap zelf. De ikoon was voor
hem bemiddelaar, toegangspoort. De beeltenis zelf
berustte weer op een oer-beeltenis, waaraan men
bovenmenschelijke herkomst toeschreef.
De maker van een ikoon ( soms een meester met
leerlingen met een strenge werkverdeeling, waarbij
de meester in den regel het gelaat schilderde)
was priester en het schilderen was een handeling,
waaraan vasten voorafging en nog tal van ascetische
eischen ter voorbereiding werden gesteld. De
mogelijkheid van extase (in verschillende vormen)
werd ongetwijfeld bevorderd. Het is niet uitgesloten,
dat we in de ikonenkunst vormen van beeldende
Oude Russische Ikoon
mystische extase aantreffen, gelijkwaardig aan
de extatische woord-openbaringen van mystici.
Juist de vastheid en de beperking van het gegeven
schema waarborgden een hooge vlucht van de
een-wording door en in het beeld. Zoodra het
schema wankelt en vrijheden insluipen, verzwakt
de basis voor de beeldende verheffing, de vergees
telijking van het gegeven schema.
Men moet zich langzaam en rustig openstellen
voor een overgeven aan deze beeltenissen, die al
dadelijk een straling van de heerlijkste diepe en
warme of lichter bloeiende rooden bezitten, die
turkooizen blauwen kennen van den nachthemel
als het tegen den ochtend gaat, die wonderlijke
okers en koele groenen bezitten en dan bovendien
nog de gestrengheid van compositie paren aan een
vloeiende mildheid van lijnen. Dan is er vooral dat
onpersoonlijke van den blik der oogen, die zacht
en groot op den mensch ingaan en hem herinneren
aan de lief ste,trouwste en rechtvaardigste aller oogen.
Volgens vaste werkbeginselen zijn deze beelte
nissen ontstaan. Ze zijn zorgvuldig opgebouwd,
niet alleen de materieele vormen, niet alleen de
composities, berustend op geometrische schema's
en voorbeelden uit oude schilderboeken, maar ook
de lagen der kleuren zijn, de n na de ander, al
bouwende tot stand gekomen, opdat de inwerking
dien wonderlijken glans en straling zou hebben,
die toekwam aan het wezen, waar de afbeelding
niet een profaan portret, maar een boodschap van
is. Zoo werd met de ikonen geschapen een mogelijk
heid van hooger verkeer voor den mensch, die bidden
kan en wiens gebed geen strijd kent tusschen het
geen de oogen kunnen schouwen en den geest
ervaart. Voor hem is de ikoon het gebed zijner
oogen; hij bidt met zijn oogen, zooals ooren al
luisterende bidden kunnen. A. M. HAMMACHER
PAG. 9 DE GROENE No. 3299