Historisch Archief 1877-1940
C De goede dingen dezer aarde j
HET NUT DER VERSOBERING
DE overdaad heeft meer menschen
verzwolgen dan de honger ooit
vermocht en een weinig ontberen van
weelde zal, hoe hard de les voor menig
een ook mag zijn, leerzaam blijken.
Korten tijd geleden heeft de Camera
Obscura" zijn eeuwfeest gevierd, en het
boek is opnieuw van hand tot hand ge
gaan, in den veertigsten en den
n-enveertigsten druk. Wij zijn weer eens op
bezoek geweest bij Nederlandsche fami
lies van allerlei slag, bij de De Grooten,
de Kegges, de Stastokken, deWitses enz.
en hebben in hun binnenkamers
rondgespeurd en hun huiselijke gewoonten
bestudeerd. Wie ook maar eenigszins
critisch aangelegd is heeft van die be
zoeken aan Nederlandsche huisgezin
nen zeer veel kunnen leeren. O.a., dat
de menschen in Holland honderd jaar
geleden over het algemeen vroeg naar
bed gingen, vroeg opstonden, zeer matig
waren en in hun leefwijze, groote sober
heid in acht namen. De weelde en het
vertoon ten huize van de familie Kegge
wordt als afschrikwekkend voorbeeld
in den breede uitgemeten, en toch kan
men zich de vraag stellen: vind men
een overeenkomstige weelde, afgezien
dan van het exotische dat met Kegge's
carrière in de West verband houdt,
niet heden ten dage in menig gezin uit
den welvarenden burgerstand? Wordt
daar soms geen malaga, port of jenever
geschonken uit een kistje met
likeurflacons naar ouderwetschen trant?
Vele liefhebbers van antiek bezitten
zoo'n coffre fort der gastvrijheid" en
gebruiken die ook.
Zijn er niet tal van welgestelde ge
zinnen in onze burgerij, die thee drin
ken met een servies van zilver en
kopjes van blauw porselein"?
Hildebrand laat op deze bijzonderheid vol
gen: De lezer weet nu wel hoe het
huishouden van de rijke familie Kegge
gemonteerd was, om van eenige pracht
ter wereld meer verwonderd te staan."
Maar deze pracht verwondert den Ne
derlander van een eeuw later niet. Hij
vraagt zich eerder met eenige verwon
dering af waarom de familie Kegge
slechts een piano en geen vleugel bezat;
hij vindt het muziekfeest j e waarop
Henriette haar obligaat" ten gehoore
brengt, vermakelijk provinciaal-primi
tief en de fraaie koets waarmede de
heer Kegge de groote hanzen en adel
lijke heeren" naar de kroon steekt is
tenslotte maar een rammelend en rate
lend rijtuig en kan geen vergelijking
doorstaan met de glanzende auto, die
zijn bestuurder met een snelheid van
een kleine honderd kilometer per uur
naar alle grensgebieden des lands, en
op een week-end zelfs gemakkelijk
over die grens, brengen kon. Wie be
schikten tot voor kort niet over zulke
voertuigen? Het waren waarlijk niet
uitsluitend adellijke heeren of groote
hanzen. Integendeel, het was, over het
algemeen, de kleine man. Maar de
weelde van een auto kon hij zich ver
oorloven terwijl het eigen rijtuig"
voorheen toch een luxe voor een kleine
groep fortuinlijken was. Als Adam
Kegge op een mooie herfstdag bij een
bloemist binnenwipt om een ruiker
bloemen voor zijn dochter Henriette te
koopen, moet hij van den tuinmans
knecht vernemen, dat er voor geld en
goede woorden nauwelijks iets te be
komen is. Der mag nog een enkele
kresantemum wezen, maar 't is over,
meheer Kegge; je kent, zeg ik nog reis,
de natuur van een ding niet dwingen."
Aldus Barend in de Camera".
Wij hebben sindsdien echter de kunst
geleerd om de natuur wél te dwingen
en niemand zal op een Novemberdag
om bloemen verlegen hoeven zijn.
ledere winkel biedt ze te kust en te
keur, en in de groote steden worden ze
u voor de deur uitgestald. Ge kunt er
voor een bescheiden prijs een keus uit
.doen.
Wij zijn sinds de dagen van
Hildebrand, gruwelijk verwend en aan een
overdadigheid gewend geraakt die
het spreekwoord zegt dat overdaad
schaadt voor velen ongetwijfeld zeer
nadeelig is geweest. Ik zou niet graag
voor Spartaansche methoden willen
pleiten en de asceet is m.i. de ware
levenskenner niet. Maar men kan ook
zonder overdaad het leven genieten en
men proeft het genot te meer en te
scherper, naarmate het met zichzelf
zuiniger is.
Voorloopig is het dat, wij weten het,
en wij hebben nu gelegenheid om die
proef aan onszelf te stellen. Het kan
geen kwaad en allicht dat het ons voor
deel brengt. Om te beginnen kan de
wijziging in onze omstandigheden ons
genezen van een immer toenemend
en bij velen bijna pathologische gemak
zuchtigheid. Wij moeten een beetje
meer dan vroeger moeite doen om te
verkrijgen hetgeen ons hartje begeert.
Nu, die door de omstandigheden ver
oorzaakte dwang welke moeite doen"
van ons vergt is voor velen onzer nog
zoo kwaad niet. Het was wel heel
geriefelijk: een telefoontje naar de
garage en tien minuten later stond de
wagen voor de deur, deugdelijk
nagezien en verzorgd. Men zette zich in de
gemakkelijke fauteuil achter het stuur
en zonder eenige inspanning suisde
men af op zijn doel. Men hoefde zijn
fauteuil niet te verlaten vóór de wagen
stil stond voor stoep van winkel of
kantoor; ja, bij een buitenlandsche
reis heesch men zich soms pas uit zijn
gemakkelijken zetel op als de hotel
piccolo te Düsseldorf of Brussel het
portier open trok.
Dat is nu wel een beetje anders ge
worden.
Wij gaan n patroon n bediende
trekken hierin n lijn te voet naar
de fietsenstalling en wij peddelen onze
twee drie, vier kilometer van woonhuis
naar werkplaats of kantoor, en hobbe
len over de keien of trappen tegen de
brughellingen op, maar wij getroosten
ons een gezonde lichamelijke inspan
ning aleer ons doel is bereikt. En zoo
gaat het na sluitingsuur en na het be
indigen van de dagelijksche taak,
weer huiswaarts. Geloof gerust dat het
menigeen goed bekomt en dat hij zich,
als de fiets weer op stal staat,
behagelijker,leniger, jonger voelen zal dan ooit.
Dit is slechts een voorbeeld uit velen
die gegeven zouden kunnen worden.
Het leven is in vele opzichten zeer on
gemakkelijk, den laatsten tijd, en
dwingt tot inspanning, overleg, huis
houdelijk beleid en soberheid, maar dit
is op zichzelf nog zoo kwaad niet. Mis
schien hebben wij het de laatste de
cennia mede tengevolge van de
overproductie van luxe-artikelen en de
zware concurrentie op dit gebied
wat al te gemakkelijk gehad. De weelde
werd ons voor weinig geld als het ware
opgedrongen. Onze grootouders, ook al
waren zij meer bemiddeld dan het na
geslacht, veroorloofden zich het hou
den van eigen rijtuig, het dragen van
zijden ondergoed, het pronken met mo
dieus pelswerk, niet zoo gemakkelijk.
Ook in dit opzicht bezorgt de Camera"
van Hildebrand ons leerzame lectuur:
Saartje met een mof!", roepen de
kinderen van Kegge uit, als nicht
Saartj e, een koekebakkers-dochter, haar
handjes tegen de vinnige winterkoude
beschut in een oude ruige mof, erfstuk
harer grootmoeder. Maar als de gulle
Adam Kegge het mooie nichtje een
nieuwe mof met Sinterklaas belooft,
wijst zij het geschenk met nadruk van
de hand, uit overweging, dat het dragen
van bont haar niet passen zou.
Dat is wel anders geworden en wij
behoeven er onzen tijdgenooten geen
verwijt van te maken dat zij de gerie
ven die zich aan hen opdringen en die
zij bekostigen kunnen, dankbaar heb
ben aanvaard. Maar het zal hen ook
niet schaden als zij er voor een poosje
afstand van moeten doen, integendeel.
LIBRA
Menschen van tegenwoordig <*>
IK herinner mij enkele aangelegen
heden uit een vroeger bestaan nog
vaag. .. . Zij liggen in een nevelig ver
leden, een verleden met een gouden
schijnsel van onbekommerde zegen.
Ik zie flauw en hél in de verte
die dagen, zooals ik soms enkele frag
menten uit m'n onbezorgde jeugd voor
me zie, wel wat flets, maar ioch dui
delijk waarneembaar. .. .
Je stapte fluitend den winkel binnen.
Je had geen enkele seconde nog gevoeld
dat je sigaretten noodig had hoewel
je ze noodig had. Zóó drinkt de koe uit
de heldere wetering, die door de weide
loopt. Zóó knaagt de rups zorgeloos aan
het blad, eet het paard het gras, pikt
de musch een zaadje, zóó pleizierig,
zóó gemakkelijk en zóó alles voor het
grijpen, dat er geen sprake van was,
dat je een behoefte ook maar in de verte
voelen kon. .. .
Goeden middag, meneer", zei de
brave winkelier voor een hoeveelheid
sigaretten, die ons in de huidige dagen
den adem zou benemen en hij boog, be
scheiden, maar toch met een zichtbaren
trots. Die trots gold niet U ! De hemel
beware je: 'n winkelier en trots ! Maar
toch was hij eventjes tegen trotsch aan
De sigarettenbaas
en terecht, want 's mans ijdelheid sloeg
op zijn sigaretten, zijn honderd merken,
zijn duizenden doosjes en doozen, z'n
tienduizenden stuks en hij vervolgde:
Wat is er van Uw dienst, meneer?"
Je staakte je fluitje, tikte vriendelijk,
maar toch niet meer dan even, in de
richting van je hoed en je zei b.v.:
Pakje Winfield."
De hand greep Winfield.
Je had ook wat anders kunnen zeg
gen b.v.: Christo Cassimis of Three
Castles of North State of Kyriazi en men
zou u gevraagd hebben:
Ovaal of rond?" Of mogelijk had
de winkelier behoedzaam geïnformeerd:
In welken prijs wenscht U?"
En ge hadt ook kunnen zeggen:
Mij een doos Camels van 20 pakjes".
Gij zoudt ze gehad hebben.
En geef me dan ook nog maar vijf
pakjes Lucky Strike."
Mag ik U even thuis bezorgen, me
neer ?
Ja, da's goed ??doe de kwitantie er
maar bij. ... Wat zegt u, u krijgt nog
een doosje Abdullah ? Gunst ja, dat is
waar ook, neem me niet kwalijk. .. .
Zet dat maar bij elkaar."
Is het goed met 'n uurtje?"
Allright."
Je nam nog een pakje Virginia siga
retten apart mee en ging vergenoegd
denkend aan hockey of aan genever,
aan Mientje of aan de Vogezen, aan je
sokken of aan Anaconda's de straat op.
Ik herinner mij dit alles nog, maar
't ligt vér, vér weg.
Thans speur ik door de straat als een
hongerige tijger in de buurt van een
menschennederzetting.
Voorzichtig. .. . daar is een winkel.
Even er voorbij gaan. .. . niets laten
merken. .. . Nu kloek terug en dan
nog eens erlangs. Je leest, zooals overal:
Sigaretten en shag uitverkocht."
Dat opschrift doét je niets meer. Je
bent er over heen, al lang. Volkomen
immuun, zooals de bedelaar, ten einde
raad, zich onmogelijk storen kan aan
het hatelijke bordje: Aan de deur wordt
niet gekocht.
Uitverkocht. Op z'n minst genomen
denk je: Barst", maar dan ben je een
zachtmoedig man, iemand zonder zwa
re ervaringen in zijn leven. Meestal
denk je iets forschers.
Je kijkt nog eens rond en stapt dan
manmoedig den winkel binnen. Je groet
den winkelier, die zijn sigaar rustig
blijft rooken, zoo beleefd, als ware hij
de Commissaris der Provincie en gij
schrijver 3e klasse op een zijner
bureelen. Gij lacht een fletse, verlegen glim
lach en verstout U dan beschroomd
eenige woorden te stamelen:
Kunt U mij misschien aan een
pakje sigaretjes helpen?" (Let toch
op dat tactische sigaretjes" ! Gij
vraagt niet plompweg en brutaal siga
retten, neen bescheiden en onder
danig gebruikt ge het verkleinwoord,
dat mee moet helpen Uw kansen te
vergrooten).
De winkelier neemt U op. Zijn door
dringende oogen peilen uw ziel, meten
uw binnenste en ge gevoelt u zoo klein
als een knoeiend boekhoudertje voor
den Rechter-commissaris. Ge ziet nau
welijks uit boven de toonbank onder de
harde, scherpe blikken van uw beul. .. .
Ge wacht vele, lange, eindelooze secon
den. Dan komt tergend-treuzelend de
hand van den winkelier en hij schuift
u laatdunkend en vol verachting een u
volkomen onbekend doosje sigaretten
toe en hij zegt: vier en vijftig centen".
Maar hij zegt het met een stem van:
Dit is nu de laatste keer, dat je er
zoo af komt, vriendje den volgenden
keer ga je onverbiddelijk de pot in,
wees dus gewaarschuwd."
Behoedzaam verlaat ge de plaats
van uw misdaad, schichtig bij het ge
luid van de winkelbel. Mt
PAG. 15 DE GROENE No. 3301