Historisch Archief 1877-1940
De tooverstaf der Bataks
IN de eenzaamheid in het geheimzinnig schemer
duister van het woud werd eertijds de toover
staf uit het hout van een bepaalde boomsoort ge
sneden door den Batakschen tooverpriester, de
persoon, die met de mystieke krachten en machten,
die het zijnde beheerschen, bekend is. De zware,
verwrongen stam van dezen lagen boom is met lange
spitse doorns bezet en de inboorling noemt de boom
tada-tada, d. i. de weerbarstige. Het breede, rood
bruine kernhout heeft fijne vezels, die gelijk touw
getwijnd zijn en eigent zich voor reliëf en diepte.
Het wordt niet door insecten aangetast. Oudtijds
werd de wonderstaak ook gesneden uit het hout
van een moordpaal, waaraan de slachtoffers werden
vastgebonden, als zij ter dood werden gebracht.
Geheel uit de vrije hand kerfde de primitieve hout
snijder in afzondering en met inachtneming van
de daarvoor geldende voorschriften met zijn simpel
werktuig het abele spel van lijnen en volumina in
het harde hout. Dit was een sacrale arbeid.
De meeste tooverstaven geven een verticale, zich
naar boven eenigszins verbreedende opeenstapeling
te zien van gedrochtelijke, op elkander hurkende
of staande menschelijke en klimmende en krui
pende dierlijke figuren, maar in de uitwerking van
het gegeven is immer een zekere regelmaat be
tracht, waardoor een stijlvol effect verkregen wordt,
vaak getuigend van een exquisen sculpturalen zin
voor ruimtelijke harmonie en dynamiek.
In den zigzaglijn, die men in vele tooverstaven,
van terzijde bekeken, kan waarnemen en die ont
staat door herhaling van dezelfde vormen, kan een
verbeelding van den veelvuldig geknakten bliksem
straal worden gezien.
Aangenomen, dat in het algemeen de voorstelling
een bedoeling inhoudt, zoo kan de rhythmische her
haling daarvan, de dwingende versterking dier be
doeling beduiden. Immers de waardeering van het
resultaat van een dergelijk werkstuk uit zich niet in
classificatie mooi" of leelijk", maar met het oog
op de geheime werkingsmogelijkheden door het
oordeel werkzaam" of niet werkzaam" en het
is begrijpelijk, dat men meent de werkzaamheid
te kunnen verhoogen door het beeld te repeteeren.
De naam van den datoe, de
priester-toovenaarwichelaar-medicijnmeester, die den tooverstaf snijdt,
is niet bekend. De persoonlijkheid van den schepper
wordt in het Oosten niet verbonden aan zijn con
ceptie, doch gaat schuil achter den voorgeschreven
vorm. Zijn naam verwaait en zijn leven verzinkt
in het duister der vergankelijkheid. Hij gaf slechts
gestalte aan hetgeen van generatie op generatie
leefde in de gemeenschap, maar hij zal zich steeds
houden aan de wet en de geboden, want een wijzi
ging der traditioneele vormen en een ontwijding der
normen beteekent het inroepen van de calamiteit
over de groep, waarvan hij een niet los te maken
deel is.
Nu vormen de Bataks het tegendeel van een
homogeen geheel met een innig onderling contact.
Uiterlijke eenheid van opvatting ontbrak ten aan
zien van de tooverstaf, als gevolg van de uitvoering
door verschillende personen in ver uit elkaar lig
gende plaatsen en tijdperken en de veelheid van de
ten grondslag liggende voorstellingen, waardoor
geen twee tooverstaven geheel met elkander overeen
komen. Niettemin kan in de verscheidenheid een
zekere eenheid worden waargenomen, waarin zich
het aan het type gebondene, het grondige weer
spiegelt.
Alles wat wil imponeeren, zoekt in het loodrechte
het middel tot de gewilde werking en in de volgorde
van het verticale vindt de legendarische geschie
denis haar weergave.
Op ieder dier waarlijk oude tooverstaven, donker
en dreigend als sombere droomen, komen zeven
menschelijke figuren voor en de figuren van slang,
hagedis en rund. Zij zijn verdeeld in een bovenste
en een meestal korter onderste gedeelte, die be
werkt zijn en waartusschen een ongeveer 20 cm
lang part onbewerkt werd gelaten, het handvat.
Aan den top staat een groote, mannelijke figuur
en daaronder een kleinere, vrouwelijke figuur, de
twee hoofdpersonen van het drama. De zin voor
decoratie en styleering overheerscht geheel de
anatomische uitwerking. Alle menschelijke ge
stalten hebben abnormaal groote hoofden. Het
hoofd toch wordt gedacht als zetel der magische
krachten en van het vermogen der menschen. Het
hoofd van het bovenste beeld, dat als regel een
helmachtige hoofdbedekking draagt, is
tulbandvormig omwikkeld met roode, witte en zwarte strengen,
de kleuren der trimurti. Uit de tulband steekt een
sierlijke pluim van paardehaar en elegante
haneveeren, dan wel een wilde bos menschenhaar. Boven
in het hoofd van de eerste figuur werd de met
magische kracht geladen, gruwelijke tooverbrei ge
deponeerd, die den staak moet bezielen; de brei
bestaat uit de verkoolde deelen van een gedood kind,
dus hersens, hart en lever.
In den constructief o'pgebouwden, grilligen toren
van door elkander gestrengelde, wonderlijke men
schelijke en dierlijke figuren, komt aan den voor
kant algemeen het motief voor van gedrochten, die
met den geopenden muil het hoofd van onder hen
staande wezens aanraken.
De tooverstaf eindigt onderaan in een ijzeren punt,
waardoor hij trillend blijft staan, wanneer de pries
ter hem bij de plechtigheden in den grond drijft.
Vele mythen zijn over den Batakschen tooverstaf
in omloop en wat dit voorwerp van magisch reli
gieus gebruik van een Batak als symbool bij uit
nemendheid gecondenseerd en ondeelbaar inhoudt,
de ware zin van de in de figuren verbeelde idee, de
moraal van de voorstelling, wordt voor den Batak
door de mythe ontvouwen. De incest-trek vormt
in alle tooverstaf-mythen het kernpunt. Dit
hoogsternstige vergrijp tegen de zeden des volks maakt
trouwens een vast bestanddeel uit van de aller
oudste legendarische verhalen, die een typisch
Bataksch karakter dragen.
De bloedschennige verhouding tusschen twee
lingen, een broeder en een zuster van aanzienlijken
huize, uitermate schoon van lijf en leden, verstoorde
de cosmische orde. De toorn der goden werd gewekt
en met vele anderen, menschen en dieren, ver
groeiden zij aan een boom en werden tot hout.
In het volksbewustzijn van den Batak domineert
de stamgemeenschap en als uitvloeisel daarvan het
exogam; huwelijk. Bij ontstaan en vergaan der indi
viduen is de opzet, dat de soort tot bloei komt. De
schakel der gemeenschappelijke afstamming ver
bindt de leden van de stam, de marga, en het inces
tueuze huwelijk is den Bataks een gruwel, het plegen
van bloedschande de zonde bij uitnemendheid en
deze breuk van de adat is fataal voor de geheele
stamgemeenschap.
In de tooverstaf is wellicht de totaliteit van de
primair in twee phratries verdeelde gemeenschap
verzinnebeeld. Het broer-zusterhuwelijk als my
thische figuur stelt voor het mythische
stamouderpaar, respectievelijk de exogam? stamhelften, die
tevens de twee helften van den zich in alle vormen
als tegendeelen openbarenden cosmos verbeelden
en die door hun voorbeeld het exogame huwelijk
instellen.
Het is echter niet zonder bedenking de Bataksche
tooverstaf en zijn geheele structuur te willen ver
klaren als een afgerond geheel en gevaarlijk is het
mede, om de herkomst der motieven tot in de
kleinste details te willen verklaren. Vele
cultuurinvloeden hebben de mythe beroerd en omgevormd.
Dit object van heidensch-godsdienstig gebruik is
geen puzzle, waar maar n oplossing voor geldt,
doch er manifesteeren zich verschillende naar ge
halte en tijdsorde ver uit elkaar liggende cultuur
elementen in met twijfelachtigen of geen samen
hang. Het is niet voldoende om de beeltenissen op
zichzelve te catalogiseeren en te beschouwen. Zij
dienen gezien te worden in het raam van de primi
tieve gevoelswereld, waartoe zij behooren en be
oordeeld naar de algemeene psychische gesteldheid,
waaraan de voorstellingen ontsproten zijn. Niet
alleen wordt binnen de grenzen van artistiek en
technisch uitdrukkingsvermogen de wereldbe
schouwing van de groep weergegeven, doch ook
wordt, zoo minutieus mogelijk overgenomen en in
het voorwerp verwerkt, dat wat in die gemeenschap
voorhanden is aan veelal onbegrepen traditie en
stijl. Er zijn vele trekken van verren en vreemden
invloed in het snijwerk. Want bij de groeiprocessen
in den Archipel, waarbij religie en mythologie zich
weelderig ontplooiden, vermengden zich oud en jong
en gingen in elkander over. In de voorstellings
wereld eener nieuwe omgeving kan men dikwijls
oude en oeroude begrippen terugvinden, die in
merkwaardige assimilatie gemeengoed der
inheemschen werden.
Van de tooverstaf wordt in het algemeen gebruik
gemaakt om heil te verzekeren, geluk te brengen,
ongeluk te weren en rampspoed te voorkomen of te
herstellen, maar ook kan de staak door middel van
de zwarte kunst worden aangewend als
verderfbrenger, die ziekte en dood kan veroorzaken. Gelijk
soortige riten hebben plaats, maar de eerste hande
ling wordt des daags, de andere omstreeks het mid
dernachtelijk uur verricht.
Zij kan in het bijzonder worden gebezigd als
raadgever bij het besturen des lands, als vernietiger
en medestrijder in den oorlog, als regenmaker in
den drogen tijd, als regenweerder in den natten tijd,
als orakelwerktuig.
Met behulp van den staf kan de vruchtbaarheid
van mensch, dier en akker worden bevorderd, kan
het vuur van een uitgebroken brand in het dorp
worden gebluscht, kunnen ziekten en epidemiën
worden bestreden, kan een dief of moordenaar
worden opgespoord en ander weldadig magisch
effect worden verkregen.
Tegenwoordig worden tooverstaven met allerlei,
soms zeer koddige variaties overal in de Bataksche
dorpen gesneden en als veritabele, heilige staken
door curiosa-verkoopers gevent langs de huizen in
Medan en voor de hotels in vacantie-oorden als
Prapat, Kaban Djahéen Brastagi.
G. L. TICHELMAN
PAG. 5 DE GROENE No. 3301