Historisch Archief 1877-1940
'rouwen en vrouwenleven
Mag ik op U rekenen?
DUS ik mag op u rekenen? Dol
graag, dan! Maandagmiddag om
twee uur. Bij voorbaat hartelijk dank!"
Pats, de telefoon gaat weer op de
haak. In een notitieboekje wordt iets
gekrabbeld. Maandag a.s. mevrouw
A.B.C. voor.... (in te vullen naar
verkiezing: om af te spreken over dien
bazar; of: om oude menschen ergens
een prettigen middag te bezorgen;
of: om ergens te helpen soep op te
scheppen en uit te deel en; koffie te
schenken, enfin, wat ge maar wilt).
Edoch, lang vóór het Maandag ge
worden is, bestaat er een 90 /0 's kans,
dat er alweer een telefoontje is gekomen
van mevrouw A.B.C, om te vertellen,
dat het haar reusachtig spijt, maar dat
ze toch eigenlijk Maandag niet komen
kan. Zoo'n verbazend bezet leven,
weet u.... Maar misschien later
eens!" Of, als het niet telefonisch ging,
kwam het afzeggertje toch wel per
post: een allerliefst briefje op
frambozenkleurig papier.
Heft uw linkerhand op, tot vlak
voor uw oogen, spreidt uw vingers en
telt dan op bedoelde vingers af hoeveel
menschen ge in uw onmiddellijke
omgeving kent, die, als ze beloofden
dat men op hen kon rekenen, die
belofte ook inderdaad nakwamen! Wed
den dat ge nog niet eens aan uw
linkerpink toekomt.."..?
Nu zegge men toch vooral niet dat
deze beschouwing te pessimistisch
is, want er liggen jaren van ervaring
aan ten grondslag! Als iederen dag
de zon scheen en de wind was bovendien
dan nog niet heel schraal; als er geen
verjaarsdagen van oma's, tante's, vrien
dinnen, nichten en aanverwante zielen
bestonden; als er niet op onverwachte
oogenblikken hoofd- en kiespijnen
optraden; als last not least, die zonde
bok voor vele zaken: het dienend per
soneel niet zoo nu en dan kinken in
een kabel wist te produceeren, dan....
ja, dan konden we er misschien op
hopen dat de dozijnen vrouwen, die
op een goed moment voor een of ander
warm loopen, die, wanneer ze plots
voor iets gaan blaken van enthousias
me, koeien met gouden hoornen gaan
beloven, uit de volte haars gemoeds, in
derdaad ook bereid zouden zijn om,
als het spreekwoordelijke puntje bij
het spreekwoordelijke paaltje kwam,
deze beloften gestand te doen!
MAAR stel je voor dat je met me
vrouw Dinges hebt afgesproken
om op zekeren middag samen op
jacht te gaan naar goedkoope winkels,
om goedkoope materialen in te slaan,
die, verwerkt als duur-te-betalen ar
tikelen straks op een bazar o.i.d. zullen
worden verkocht.. .., en het giet
van den regen! J e wilt niet met die oude
regenjas gaan en voor de nieuwe
winterpaletót met de bonten mouwen
is het zonde.. ..! Dan is de telefoon
zoo vlak bij en het uitvluchtje om af
te zeggen zoo glad en gauw verzonnen!
Of je zou ergens heen gaan om ter
beschikking gesteld oud linnengoed
mee te helpen verknippen en aaneen
naaien tot noodzwachtels, tezamen
met tien of elf andere nijvere vrouwen
en je ontdekt op het laatste oogenblik
dat dat nare mensch van Hupstra er
óók bij is. . ..! Voelde je 's morgens
al niet een lichte verkoudheid kriebelen
in je neus-kesl-holte? Beter om de be
smetting maar niet verder te brengen!
Jantje kan even gaan afzeggen!
En dan dat ziekenbezoek, dat je
nog altijd schuldig was aan de oude,
geduldige mevrouw Zus-en-Zoo! Na
tuurlijk zul je het brengen! Persézul
je het brengen.. . .! Maar toch liever
niet nu, nu je zelf zoo'n beetje gede
primeerd bent! Wat kun je tenslotte
voor een zieke zijn, als je je gedepri
meerd gevoelt? Ze heeft er vél meer
aan, als je in een fleurige stemming
komt en een bloemetje meebrengt of
een van je vermaarde zei f gebakken
kokoskoeken.. ..! Waarbij dan diep
in je achterhoofd de voldoening-geven
de gedachte schuilt, dat je op dit
oogenblik dan althans vrij bent om
dat gezellige tijdschrift met de onbe
nullige verhaaltjes, die allemaal goed
eindigen, en de leuke
handwerkpatronen te gaan lezen, onder het genot
van de verschgezette thee, die Betje
net binnenbracht....
Och neen, laat ons eerlijk zijn! Wij
zijn geen van allen een haar beter dan
onze buurman(vrouw). In onze beste
oogenblikken nemen we ons wel voor
om te staan in 's levens branding als
een kalme en onbewogen rots, waar
aan schipbreukelingen van allerlei
aard en slag zich vol vertrouwen kun
nen vastklampen. Maar als het er op
aan komt, valt zooiets volstrekt niet
mee en menigmaal blijkt, om bij de
schoone beeldspraak te blijven, deze rots
niet veel anders dan drijfzand te zijn....
Moet deze beschouwing dan waarlijk
in pessimistischen toon eindigen?
Neen, dat moet ze niet! Want diep
in ons hart leeft toch wel degelijk het
al-oude besef van een vrouw, een
vrouw, een woord, een woord!" Het
moet echter bij zeer velen van erg
diep weg opgedolven worden, net als
diamanten of erts of andere kostbare
dingen, en aan deze mijnwerkersarbeid
zijn velen óf nog niet toe, óf ze komen
er niet toe uit een zekere gemakzuch
tigheid. Is die overwonnen, dan zijn
we al stappen verder!
Waarmee we slechts zeggen willen:
valt haar, die beloofden dat men op
haar rekenen kon, maar faalden, niet
zoo hél erg hard! We doen het zelf
óók wel eens. En de toekomst is immers
daar om onszelf te verbeteren!
HENRIETTE LABOUREUR
Foto : V'. F. R.
(Jloog fi/cl voor de bonf/ax!
rIE een bontjas bezit, is klaar voor den winter. Wie er twee heeft, mag zich
gelukkig prijzen. Wie er drie of meer in de kast heeft hangen, behoeft er niets
meer over te lezen. Maar wie nog gén bontjas kocht, tot haar zeggen wij: indien
eenigszins mogelijk, doe het nu! Menige typiste, wier salaris haar nimmer een
dergelijken aanschaf toestond, ontzegde zich dit jaar een jurkje, of nieuwe schoenen,
een stuk of wat hoeden en dure kousen, om een jas van Indisch lam of een andere,
niet te dure en toch goede bontsoort te koopen. Menschen die het weten kunnen,
Zeggen dat bruin, zwart en beige de kleuren in bont zijn voor dit seizoen. Dat is nu
wel geen bijster ontstellend nieuwtje, want het was altijd ongeveer zoo, behalve dan
dat grijs wel eens grooten opgang maakte. Wat de gevlekte soort betreft, waarvan
onze foto een zeer ongemeen exemplaar te zien geeft, in wit en zwart, met zwarten
mof, deze zijn jeugdig en charmant, maar niet aan te raden voor iemand die den
heelen winter eiken dag dezelfde jas moet dragen alleen voor de bovenvermelde
groep van drie of meer bontjassen ' En neem vooral een lange, tegen de koude
knieën. Het model van de foto laat de nieuwe lengte voor meer sportieve bontjassen
zien, terwijl de capuchon, de ingehaalde taiüelijn en de wijde mouw ook tot het
bont-nieuws voor 1940 behooren.
Wandeling in de dessa
ER is een klein steenen paadje dat
van den boschrand afdaalt naar
een dessa.We kijken op hooge bamboe's,
die zich sierlijk buigen over de wankele
huisjes, waarvan hier en daar het ver
weerde grijs en bruin te zien komt. Even
rusten we uit en turen door het ravijn
en het verre dal, waar het warme, rijke
land van Java zich uitstrekt. Een oud
wijfje komt het pad afdalen. Gebogen
onder een onmatig groote takkenbos,
die ze van het bosch naar de kampong
draagt, zoekt ze tusschen de steenen
haar weg. Haar breede, platte voeten
vinden voorzichtig en zeker de juiste
plek, de lenige teenen buigen en klem
men zich om ieder steunpunt. Maar bij
ons staat ze stil en begint van onder
haar takkenbos een opgewekt, maar
volkomen onverstaanbaar gesprek. Ze
zegt ons van alles, de donkere oogen
staren verrassend levend onder het
vuile grijze haar, vragend op ons. Boven
de sarong is het baadje weggeschoven
door de slendang, die het hout bij
elkaar houdt en een heel oud, rimpelig,
vuil en mager lijfje is gedeeltelijk zicht
baar. Als we haar, niet-begrijpend, toe
lachen, daalt ze hoofdschuddend ver
der.
Iets later levert het verkeer vier
jongetjes op, keurig in zwarte jasjes
en oorspronkelijk, witte broek
jes. Vlak bij ons gaan ze als ganzen
achter elkaar loopen en schuiven ons
schichtig voorbij, terwijl vier paar
donkere, glanzende oogen bedeesd,
haast angstig naar ons worden opge
slagen. Ze hebbén blikken doosjes en
bamboe kokers bij zich, daardoor en
door hun opmerkelijke reinheid weten
we, dat ze van school komen. Als ze
veilig langs ons zijn, kruipen ze bij
elkaar en gniffelen, n kijkt om en
lacht met al zijn witte tanden in zijn
bruine smoeltje; 't is ook altijd weer
even gek, een njonja in een kort
broekje.
En twee minuten later komen er vier
vrouwtjes aan, niet ouder dan 8 jaar,
óók van school, óók keurig in hun
donkere baadje en sarong. En weer
is er dat stille, wonderlijke kijken, als
ze langs ons komen, weer een schichtig
langsglijden met alleen het geritsel
van de sarong. En we kijken ze
verteederd na; vier kleine, donkere hoofd
jes met 't eigenwijze, ronde knoedeltje
opgebonden haar, vier kaarsrechte
ruggetjes, en vier hél smalle billetjes,
strak in de nauwe sarong.
Dan dalen ook wij verder, het paadje
wordt een weggetje, zorgvuldig gepla
veid met ruw-gehakte steenen en we
loopen iets later door de
merkwaardig-stille bedrijvigheid van het
kampongleven. Vrouwen scharrelen rond
op het erfje, naakte, kleine kindertjes
pletteren met hun voetjes over 't
vastgestampte leem, een enkele man
is aan het steenen bikken en verder
hoor je alleen't kraaien van een haan,
't schuifelen van een geit in zijn bouw
vallig stalletje, en 't plassen van een
kalitje langs het weggetje. Niets, ook
wij niet, ook de shorts niet, verstoren
de rust. Maar als we de kampong door
zijn en aan het eind nog even omkijken,
ligt achter ons de verbaasde en kritische
stilte van een heele bevolking, die ons
op het weggetje staat na te kijken.
SA j A
PAG. 12 DE GROENE No. 3298