Historisch Archief 1877-1940
Pietro Aretino, schurk of genie?
ER zijn figuren, over wie de geschiedenis het
oordeel van den tijdgenoot als het ware pas
klaar kon overnemen; latere documenten
bevestigen alleen, dat het mannen-uit-én-stuk zijn
geweest, die levenslang met hun intieme persoonlijk
heid konden verantwoorden wat zij voor het oog
der wereld deden. Dienden zij den staat, dan hadden
zij doorgaans een eenvoudige, voor weinig wijziging
vatbare staatsopvatting en ze bleven daaraan trouw
in vóór- en tegenspoed. Waren zij kunstenaars, dan
leefden zij gewoonlijk eenigszins teruggetrokken
en verwerkelijkten hun schoonheidsideaal met de
rustige vasthoudendheid van iemand, die weet, dat
hij een roeping vervult. Roem of smaad veranderde
hun wezen niet; ballingschap, ziekte, gevangen
schap of wat zij anders moesten doorstaan, scheen
de rechtlijnige werkdadigheid van hun gedachte niet
te stuiten. Zij keerden er ongehavend uit weer,
dezelfden, die zij te voren waren. Bilderdijk die
in strijd met zijn wisselvallige temperament
gaarne zulk een type was geweest, karakteriseerde
zichzelf als ,,semper idem". Dit woord blijft ook in
de geschiedenis op deze figuren van toepassing: na
hun dood zijn zij nog altijd in de waardeering van
het nageslacht hetgeen zij zijn geweest in de oogen
hunner tijdgenooten. Smaak of begrip kunnen zich
tijdelijk afwenden, maar laten, het algemeene
karakterbeeld van deze gestalten onveranderd:
niemand zal Potgieter beschuldigen van ontucht en
verraad, niemand zal schrijven, dat Groen van
Prinsterer omkoopbaar was, niemand zal op het
idee komen, te beweren, dat Vincent van Gogh baat
zuchtig is geweest. Deze menschen vertoonden een
trouw aan zich zelf, waardoor zij bij de latere
generaties een zekere trouw verdienen.
Maar er zijn andere, over wie het oordeel wisselt
met den smaak. Ze worden nu eens gehuldigd, dan
weer verguisd, naar gelang het inzicht der tijden.
Tijdens hun leven waren zij omstreden. Zij blijven
raadselachtig na hun dood. Vriend of vijand van
hun gedachtensysteem blijkt meestal ook vriend of
vijand van hun nagedachtenis. Men behoeft
heelemaal niet liberaal te zijn om de karaktereigen
schappen van Potgieter voor degelijk te houden,
doch dat Douwes Dekker een degelijk man was, zal
uitsluitend worden beweerd door menschen, die hem
gaarne lezen. De vijanden van Multatuli's stijl zullen
Aretino, geschilderd door Titiaan
steeds hun kritiek ook uitstrekken tot zijn persoon.
Ditzelfde nu is het geval met den felsten
pamflettist uit het tijdperk der Italiaansche Renaissance,
Peter van Arezzo, naar zijn geboorteplaats l'Aretino
genaamd. Als kunstenaar is hij beurtelings bewon
derd en gesmaad. De bewondering steeg zoo hoog,
dat zij hem de bijnamen bezorgde van den
goddelijken Aretijn" en den geesel der machtshebbers"
(Divus Petrus Aretinus flagellum principum), maar
de versmading daalde ook zoo diep, dat zij den
veilen veelschrijver" niet slechts voorstelde als
karakterloos, omkoopbaar, valsch, vleizuchtig,
rancuneus en gierig, maar dat ze zelfs zijn herkomst
overschaduwde met laster, en zijn moeder, die
model gezeten had voor het schilderij der Madonna,
dat in de Pieterskerk te Arezzo hangt, tot een
publieke vrouw maakte. Voor sommige, ook heel
bekwame auteurs, is de figuur van Aretino de
samenvatting van alle bandelooze gemeenheid, die
de Renaissance in Italiëkon opbrengen.
Het vreemde hierbij is, dat er eigenlijk nog geen
volledige biografie van Aretino bestaat, die recht
doet aan alle documenten. Van zijn geschriften zijn
er vele nooit herdrukt. De werken, waarin hij be
handeld wordt, bespreken hem partijdig, nu eens
als een der grootste pamfletschrijvers, dan weer als
een der grootste misdadigers uit de wereldhistorie.
Mazzucchelli verzamelde in zijn boek over Aretino
allen laster, dien hij bij persoonlijke vijanden van
den satyricus vond. Dit werk werd door
DujardinBoispreaux in het Fransch vertaald (Den Haag,
1750), en vestigde in de Noordelijke landen het
definitieve oordeel over den Goddelijken" schelder;
men kon misschien nog beter zeggen: het afdoende
vonnis. Alle latere Fransche, Nederlandsche,
Duitsche en Engelsche auteurs zijn bij Mazzucchelli te
rade gegaan; slechts de romanticus Philatère Chasles
die zoo vaak een eigen idee had over historische
personen, wist Aretino wat gunstiger te zien en
besprak hem in zijn Etudes sur W. Shakespeare,
Marie Stuart et l'Arétin" (Amyot, Parijs, 1851) als
den vader van het moderne journalisme. Tot een
juiste beschouwing van Aretino's karakter heeft
niemand meer bijgedragen dan de Italiaansche
historicus Alessandro Luzio, maar hij stierf in het
begin dezer eeuw, voordat hij zijn studies had samen
gevat in een blijvend werk, en zoo komt het, dat
Archief foto
zijn milder oordeel niet is overgenomen door de
kritiek. Verleden jaar nog bezorgde de Duitsche
schrijfsterElseHocksteFreiburgim Breisgau een stu
die over Paus Adriaan VI, waarin de boosaardige
Venetiaan Pietro Aretino" het terloops moet ontgelden.
Hij heeft het er inderdaad naar gemaakt en het
kost dan ook moeite, bij Aretino gunstige gemoeds
bewegingen te veronderstellen. Zijn leven is
avontuurlijk genoeg geweest om te boeien, maar dat
hij het zou hebben gewijd aan den dienst van een
ideaal is ongetwijfeld te veel gezegd. Hoogstens mag
men in het midden brengen, dat hij als pamflettist
een aanleg volgde, groot genoeg om hem recht te
geven op erkenning als man van genie. Zijn gedrag
geheel goedpraten is onmogelijk. Hij was tenslotte
een geestelijk terrorist, wiens liefste bevrediging
hierin bestond, dat men zijn scherpe pen vreesde.
Met de waarheid nam hij het niet zoo nauw, wanneer
hij maar dit effect kon bereiken.
In 1492 werd hij te Arezzo geboren. Zijn vader
was er schoenmaker en heette Luca; zijn moeder
Tita, een meisje uit het volk, had inderdaad als
model gediend voor het schilderij der Madonna, dat
te Arezzo in de kerk hing. Door de zorg van den
beroemden Giorgio Vasari, den levensbeschrijver
der schilders, bekwam Aretino in zijn rijke jaren een
copie van dit schilderij. Het hing te Venetiëin zijn
werkkamer, en hij toonde het opgetogen aan al zijn
gasten. Titiaan heeft het bewonderd, en prees in het
bijzonder de maagdelijke reinheid der gelaatsuit
drukking, de bescheidenheid en bekoorlijkheid van
houding en gestalte, de preciesheid der gelijkenis,
want hoewel hij Tita niet persoonlijk had gekend,
vond hij haar trekken zuiver terug in Adria, de
dochter van Aretino.
De pamflettist zweeg in zijn werk zorgvuldig over
zijn familie, maar uit deze gegevens weten wij, dat
hij veel van zijn moeder heeft gehouden. Die weten
schap is te waardevoller, omdat Aretino vrijwel nooit
een persoonlijk gevoel van genegenheid uitdrukte.
Daar lag zijn kracht als kunstenaar ook niet.
Aretino had twee zusters, die door Mazzucchelli
worden voorgesteld als de sieraden van het bordeel
van Arezzo"; zelfs vertelt deze levensbeschrijver
dat Aretino zijn dood zou hebben gevonden door de
schuld van die zusjes, want toen men hem vertelde
wat zij deden om hun klanten te bedriegen, zou hij
in het onbedaarlijk gelach hierover zijn gestikt. Dit
alles is fantasie. De zusters van Aretino zijn op
huwbaren leeftijd met burgermenschen getrouwd;
de kinderen, die zij nalieten, werden door Aretino
zelf opgevoed. De satyricus is wel onverwacht ge
storven, te Venetië, op 21 October 1556, doch hij
bleef dood in zijn leunstoel omstreeks vijf uur in den
namiddag, terwijl hij alleen in de kamer was. Zijn
begrafenis werd bekostigd uit den prijs, die de
zware gouden halsketen opbracht, hem door den
koning van Frankrijk geschonken. Ook de geruchten
over den fantastischen rijkdom, dien hij door
chantage-geschrijf zou hebben verdiend, zijn dus
wel onbetrouwbaar, althans sterk overdreven.
Wat wij over zijn jeugd weten, is grootendeels
door vijanden verteld, doch het staat vast, dat hij
op school weinig geleerd heeft, en dat hij als jongen
thuis wegliep, zuiver uit avontuurzucht. Hij werd nu
schildersgezel, en volgens de legende moet hij als
jong schilder godslasterlijke grapjes hebben uitge
haald met heilige schilderijen, die hij te restaureeren
of bij te werken kreeg. Zoo iets lag wel in zijn aard,
maar men bedenke, dat aan Aretino, toen hij een
beroemd man was, zoowat alle geestige invallen
werden toegeschreven, die in heel Italiëwerden
uitgedacht, evenals de kwinkslagen van Parijs
tegenwoordig vaak op rekening van Tristan Bernard
worden gesteld of dichter bij huis de beste
moppen van Amsterdam uit het vernuft van Buziau
heeten voort te komen. Natuurlijk heeft dit altijd zijn
reden. Maar het is daarom nog niet allemaal waar.
Een deugniet was de jonge Aretino, een schilder
was hij niet. Al stelt men hem niet verantwoordelijk
voor de twaalf ambachten en dertien ongelukken,
waarmede zijn bespotters hem later hebben geplaagd,
hij heeft toch zijn mislukkingen gekend voordat
hij verbonden werd aan de hofhouding van Paus
Leo X te Rome. Aan dit hof hadden schrijvers van
talent een goed leven. De humanisten Bembo en
Padolet waren secretaris van den paus; Bibienna,
die de nogal vrijmoedige comedie van Calondria had
geschreven, werd kardinaal gecreëerd; de monnik
Fra Mariano, die lachwekkend was omdat hij zoo
onwaarschijnlijk veel kon eten, werd pauselijk
hofnar. In dit millieu maakte Aretino heusch geen
slecht figuur. Een mensch, die erin slaagt, zijne be
geerten te bevredigen, verlengt zijn levensduur'', was
zijn levensopvatting, waarmede hij het bij de pausen
uit het huis der Medicis tamelijk ver kon brengen.
Later, toen hij zijn naam als schrijver gemaakt
PAG. 10 DE GROENE N..3303