Historisch Archief 1877-1940
U IT H U m G H E D E N
Stadsinventaris
Eindpunten
DE meeste tramlijnen hebben hun
eindpunten aan den rand van de
stad, of op plaatsen die eens aan den
rand lagen, want de stad groeit steeds
en de tramrails kunnen dat niet altijd
bijbeenen. Bij het eindpunt zijn de
laatste hardnekkige passagiers uit
gestapt, de wagens staan verlaten op
een rij en rusten uit, evenals de be
stuurders en conducteurs. De collega's,
die er weer een rondje hebben opzitten,
eten een boterham of drinken een
bakje troost en letten op de klok.
Enkele stadrandbewoners gaan in de
leege wagens, de voorste, zitten. Of ze
haast hebben of niet, de conducteurs
komen niet eerder te voorschijn dan
ze het noodig achten. Ze draaien het
bord voorop de motorwagen om, waar
dan het reisdoel op te lezen staat. Dan
een trap op de bel en de reis begint.
De weinige passagiers krijgen de eerste
kaartjes die bijna even gewichtig zijn
als de eerste druk van een uitverkocht
boek. De tram wordt voller en voller,
naarmate hij het brandpunt van de
stad nadert. En het hangt van het
andere eindpunt af of hij weer leeger
wordt.
Maar altijd komt de tram aan zijn
oude eindpunt terug, zooals de zon
ook altijd weer ondergaat iederen
avond. Hij gaat zijn eindelooze cirkel
gang en het eind is tegelijk het begin
of eigenlijk geen van beiden omdat
een cirkel oneindig is. Maar de con
ducteurs doen niet aan hoogere wis
kunde of aan oneindigheid, ze zijn blij
even een luchtje te kunnen scheppen,
en een voet aan de vaste wal te kunnen
zetten.
De echte eindpunten liggen aan den
rand van de stad, waar het nog niet
heelemaal volgebouwd is. De ijzeren
masten voelen zich hier niet op hun
plaats in het gras. Het ouderwetsche
wachthuisje, dat vroeger op verschil
lende andere punten gestaan heeft,
steekt af tegen de kale nieuwe gevels.
Maar dat zal den conducteurs een
zorg zijn.
Er bestaan dus geen eindpunten.
En evenals de cirkel is ook de
stad oneindig als men haar op den
langen duur beschouwt. Want de stad
groeit, vreet zich uit naar buiten en
loopt het alomprezen natuurschoon
onder den voet. En het eindpunt wordt
dan verschoven als de rails uitgerekt
worden. Daarom hebben die eindpun
ten vaak zoo iets troosteloos; voordat
ze goed en wel geacclimatiseerd zijn,
worden ze verplaatst. Ze zijn even
doelloos als de tram die altijd weer
opnieuw beginnen moet en even doel
loos als het leven, waarin de menschen
ook zoo vaak van voren af aan moeten
beginnen. En even eeuwig. Er bestaan
geen eindpunten. Maar zeg dat niet
aan den conducteur.
PRINSENGRACHT. 837.
TEL. 379O6
BEGRflFEHIHEIKREMflTIE-TRHNSPORTEN
Tooneel
Peer Gynt (Stadsschouwburg)
HET is als een sprookjesachtig
feest, de vertooning van Peer
Gynt. Het is weliswaar geen tijd voor
feestelijkheden, maar sprookjes zijn
altijd een troost voor kinderen en vol
wassenen geweest. Het tooneel van
den stadsschouwburg is herschapen in
een droompaleis. Niet in den zin van
Ijs-, Radio- of Schoenenpaleizen die
met veel ophef het publiek ergens naar
binnen lokken waar triplex en matglas
is. Neen, dit is een paleis dat verwon
dering wekt, dat even mooi is als de
Stadsschouwburg van buiten leelijk is.
De opvoering wordt gegeven door
het Nederlandsch Tooneel, het Con
certgebouw Orkest met de balletten
van Yvonne Georgi. De Peer
Gyntsuite" kan in vrijwel geen enkele
huiskamer ontbreken dank zij de radio.
De muziek is zoo beroemd dat er zelfs
slagersjongens zijn die haar fluiten.
Maar wat is die muziek? Wie is Peer
Gynt?
Een heel gewoon mensch, hier dan
meesterlijk gespeeld door Johan
Schmitz. Een gewoon mensch met zijn
menschelijke fantasieën en idealen,
met zijn grillige kronkelwegen door
het leven dat hij eigenlijk niet aan kan,
maar dat hij aan wil kunnen tot eiken
prijs. Die prijs is zeer hoog, en dat is
de tragiek van den hoog opvliegenden
vogel die ten val gedoemd is.
Zijn moeder Aase (Magda Janssens)
heeft hem lief; ze beschouwt hem om
beurten als held en als kwajongen, hij
is geen van tweeën. Hij is niet alleen
een fantast, maar ook een man van
de daad; hij schaakt de bruid Ingrid
(Carla de Raet), om haar tenslotte in
den steek te laten. Dan ontmoet hij de
Groene Vrouw (Christine Lerou) die
hem in de duivelsche groene omgeving
op een even duivelsch bekoorlijke wijze
verleidt. Waar hij dan voor moet
boeten als hij met zijn geliefde Solvejg
(Ank van der Moer) de berghut be
trekt. Peer heeft het geluk niet ver
diend, hij moet weg om de wijde
wereld in te zwerven, terwijl Solvejg
op hem wacht. Hij zwerft, en we
maken zijn zwerftochten in hun bonte
schakeeringen mee, totdat Peer einde
lijk na lange jaren weer bij Solvejg
terugkeert om gelouterd den dood in
te gaan.
Peer is de man die klein is in de
groote dingen, en groot in de kleine
dingen. Maar de voorstelling in den
Stadsschouwburg is in alle dingen
groot.
Ik ben zeventien jaar
(Stadsschouwburg)
VORIG seizoen speelde Het Neder
landsch Tooneel dit stuk reeds,
en ook nu staat het telkens op het
programma.
Zeventien jaar is Bob Darcourt
(Guus Oster), die veel van zijn moeder
(Corrie Korevaar) houdt, en vriend
schap sluit met Maurice Fleurville
(Jan van Ees), een schrijver die een
stuk ouder is dan hij. Maurice en
Suzanne, Bob's moeder, worden ver
liefd op elkaar, en Bob mag dat niet
weten, omdat hij het niet zou kunnen
begrijpen. En daarom, omdat het ver
heimelijkt wordt, kan hij het ook niet
begrijpen als hij er achter komt. Dat
is de tragiek van het stuk. Het is
tenslotte trouwens niet zoo tragisch
als het aanvankelijk lijkt, want tranen
van een zeventien jarigen jongen dro
gen sneller dan die van een volwassene.
Afgezien van deze tragiek is het stuk
eigenlijk eerder een blijspel.
Bob is een opgeschoten jongen, die,
als hij het noodig acht, zijn moeder
wel eens even zal opvoeden. De
schrijver komt in de moeilijke situatie
dat hij zijn jongen vriend iets ver
klaren moet, maar hij kan niet. Bob
krijgt een paar vegen uit de pan, maar
hij weet zich groot te houden. Hij is in
de gevaarlijke periode waarin hij niets
is, geen kind en geen volwassene. Zoo
is het stuk een probleem, waarvoor
een aannemelijke oplossing gegeven
wordt.
Vooral de scène waarin Bob bij
Maurice op bezoek is en deze laatste
zijn moeder verborgen houdt, is van
een verbijsterende spanning en angstig
heid. Het ziet er naar uit of het op
moord en doodslag zal uitloopen. Maar
dit gebeurt allesbehalve, want het is
een goed tooneelstuk.
Dat, wat je niet hebt"
(Holl. Schouwburg)
DE première wilde niet erg bij het
begin, want het gordijn bleef vast
zitten. Onwrikbaar. Maar gelukkig
kwamen er gauw een paar nijvere
handen uit de zoldering om het defect
te herstellen. Een tooneelstuk achter
dichte gordijnen is nu eenmaal onge
nietbaar. Toen ze opengingen dan,
ont?i.
hulde ze het schamele huurkamertje
van Annie (Enny de Leeuwe) met Annie
er in, die bezig was allerlei oude
kleedingstukken bij elkaar te zoeken ten
einde er een nieuw toilet uit te kunnen
samenstellen. Dat viel niet mee. Dan
komt haar vriend Ben Beukers (Felix
Bekkers) binnen en ze gaan over hun
moeilijkheden praten. Hij wil haar
trouwen, maar zij wil dat niet op de
karige inkomens die ze hebben als
beginnende cabaret-artisten.
Ben heeft een contract voor Annie
afgesloten waarop ze honderd gulden
kan krijgen. Honderd gulden is veel
geld, maar Everhart, baron van Holte
tot Aagtekerke (Pierre Mols) heeft
veel meer geld. Hij is een onuitstaan
bare fat, in deze hoedanigheid weet
hij Annie allerlei fata morganas voor
te spiegelen en binnen vijf minuten in
zijn luxe slee te ontvoeren naar het
geluk en den rijkdom.
Als Ben met het contract dat hij is
gaan halen, terugkomt, is zij gevlogen
en vindt hij een kort afscheidsbriefje.
In de tweede acte is het twee jaar
later en heeft Annie een kind. Ze
woont bij den baron en is nochtans
niet met hem getrouwd omdat hij dat
met het oog op zijn familie te lastig
vindt. Een half uur later is de baron
plotseling uitgezwendeld en failliet.
Zoodat Annie en haar baron gedu
rende het laatste bedrijf in een een
voudiger huis wonen. Annie treedt
weer op en heeft veel succes. Omdat
ze weer werkt is ze gelukkig, en de
baron ontdooit plotseling tot een edel
mensch, want hij trouwt haar.
De moraal van dit stuk van Bets
Ranucci-Beckman is, dat dat wat je
niet hebt altijd meer begeerd wordt
dan dat wat je hebt. Ik heb dit tooneel
stuk gezien.
Film
De blonde Christien (Rialto)
DE entourage is om van te water
tanden, we zijn in het hooge
bergland en in de sneeuw. Deze decors zijn
uiteraard zoo mooi, dat we ze zelfs
zonder dat er iets in gebeuren zou,
zouden kunnen genieten. Maar er ge
beurt veel. En Julius Patzak laat zijn
gouden tenor klinken.
In die bergen woont de blonde
Christien (Karin Hardt) met haar
moeder. En daar in de buurt woont
Hans Brandtner, die bij een viool
bouwer in de leer is. Als Hans een
skitocht onderneemt, overkomt hem
een ongeluk. Maar een ongeluk komt
zelden alleen, m. a. w., er komt wel
eens een geluk bij. En dat geluk is
Christien die hij dank zij zijn ongeluk
leert kennen. Liefde zonder geld kan
echter bezwaarlijk van langen duur
zijn. Daarom komt het goed uit dat
Hans bij den broer van zijn baas, in
Milaan, in een vioolbouwwerkplaats
een baan kan krijgen.
Uit Milaan schrijft Hans brieven aan
Christien. Zij krijgt ze echter nooit in
handen omdat haar moeder, beïnvloed
door een kletserige buurvrouw, Hans
geen geschikte man voor haar dochter
vindt en daarom de brieven verscheurt.
Zoodat zoowel Christien als Hans ver
onderstellen, dat zij elkaar ontrouw
zijn geworden.
Omdat het huisje van Christien en
haar moeder door brand verwoest
wordt, neemt Hans' vroegere baas de
beide daklooze vrouwen bij zich in huis,
wat tot gevolg heeft, dat hij verliefd
op Christien wordt en haar wil trouwen.
Christien is verbitterd, en stemt toe.
Dan komt Hans uit Milaan terug en
komt tot de ontdekking van datgene
dat hij het laatst verondersteld zou
hebben. Zijn vroegere baas is getuige
van een gesprek tusschen de twee die
zich voor elkaar verloren waanden,
hij is vol wanhoop, nu hij weet dat hij
zich als een wig tusschen de beide
jonge menschen gedrongen heeft, en
hij dwaalt de bergen in, radeloos.
En dan komt de film aan zijn eind,
dat gelukkig is.
IteJ WLtTLain a e n
Aan onze abonné's wordt
beleefd verzocht adres
veranderingen duidelijk
op te geven, met ver
melding of deze blijvend
of tijdelijk zijn.
*
NA DES WOENSDAGS
12 UUR VOORMIDDAG
kunnen geen verande
ringen meer worden aan
genomen.
DE ADMINISTRATIE.
PAG. 14 DE QROENE N». 3303